Zoekresultaten 12501-12510 van de 42835 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:176 Raad van Discipline Amsterdam 19-333/A/NH

    Gezamenlijke klacht over advocaat wederpartij. Klacht grotendeels gegrond. Klagers in de zaak met nummer 19-312/A/NH en 19-333/A/NH dienen te worden beschouwd als een wederpartij. Verweerster heeft nagelaten kopieën van berichten aan de rechtbank aan klagers te versturen. Daarnaast heeft verweerster nagelaten kopieën toe te sturen van processtukken aan alle procespartijen. Tot slot heeft verweerster zich eenzijdig en zonder gelijktijdige mededeling aan de advocaat van de wederpartij tot de rechter gewend en heeft verweerster zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij meer medegedeeld aan de rechter dan dat geen overeenstemming was bereikt. Niet gebleken is dat verweerster niet onafhankelijk of onpartijdig is jegens klagers. Gelet op de omvang, de aard en de ernst van de gegronde klachten en de toezegging van verweerster ter zitting om uitvoering te geven aan deze beslissing zal de maatregel van berisping worden opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:170 Raad van Discipline Amsterdam 19-480/A/A

    Voorzittersbeslissing. Nu klaagster niet kan worden aangemerkt als (voormalig) cliënte van verweerder, is van strijd met Gedragsregel 15 lid 1 geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:177 Raad van Discipline Amsterdam 19-167/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:171 Raad van Discipline Amsterdam 19-475/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De klacht is kennelijk ongegrond. Verweerster mocht uitgaan van de door haar cliënt aangeleverde informatie en/of feitenmateriaal. Het gebruik van het woord “stalking” is niet onnodig grievend. Verweerster kon zich alleen maar verweren door de persoonlijke berichten van klaagster over te leggen in de klachtprocedure. Klaagster had geen belang bij toezending van de interne klachtregeling noch was verweerster daartoe gehouden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:172 Raad van Discipline Amsterdam 19-404/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Gedeeltelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang van klager. Het gebruikmaken van een voetnoot in een memorie van antwoord met daarin een verwijzing naar onder andere een schorsing van klager was niet noodzakelijk. Dit klachtonderdeel is, gelet op de gehele achtergrond waarbij onder andere door verweerder tuchtklachten zijn ingediend die grotendeels gegrond zijn verklaard, kennelijk van onvoldoende gewicht. Voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat op verweerder de verplichting rustte het verweerschrift in de procedure bij de Raad van State door te sturen naar klager of dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld doordat zijn cliënt niet in overleg wilde treden met de deken en klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:173 Raad van Discipline Amsterdam 19-286/A/NH/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft de kernwaarde integriteit geschonden door zonder overleg met cliënt raadsheren te wraken en de alinea over de afgewezen wraking ‘weg te kopiëren’ uit een arrest. Maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twaalf weken. 

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:174 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-273/DH/RO

    Klacht deels gegrond. Verweerder heeft aan klager een referteverklaring toegezonden en hem verzocht deze verklaring ondertekend te retourneren. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager erop te wijzen dat het ondertekenen van de referteverklaring in aanwezigheid van een (andere) advocaat behoort te geschieden. Door dit na te laten heeft verweerder niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van hem verwacht mocht worden en heeft hij jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat klager (destijds) heeft afgezien van rechtsbijstand en zelf geen contact heeft opgenomen met verweerder, maakt zulks niet anders. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:57 Accountantskamer Zwolle 18/686 en 18/687 Wtra AK

    Controleklacht. Betrokkenen hebben onvoldoende onderzoek gedaan naar de verslaggevingtechnische implicaties van het samenstel van de gesloten overeenkomsten m.b.t. het securitisatieprogramma in de geconsolideerde jaarrekening noch in het dossier afdoende gedocumenteerd op grondslag van welke verslaggevingsbepalingen de gemaakte keuze aanvaardbaar was. Uitgangspunt is dat een accountant bereid moet zijn aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever op diens verzoek in algemene zin informatie te verstrekken over de door hem ter uitvoering van zijn opdracht verrichte werkzaamheden. De verplichting vindt zijn grondslag in het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en (vooral) zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Betrokkene 1 heeft zich in strijd met die verplichting niet tot enige wijze van overleg bereid getoond.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:58 Accountantskamer Zwolle 19/528 t/m 19/553 Wtra AK

    Klager dient een klacht in tegen vele registeraccountants werkzaam bij of werkzaam geweest bij de accountantsorganisatie Baker Tilly, stellende dat uit een rapport van de AFM van 28 juni 2017 blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) d e wettelijke vereisten aangaande het stelsel van kwaliteitsbeheersing heeft overtreden en dat betrokkenen door bij dat kantoor werkzaam te zijn (geweest) daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Het rapport van de AFM kan de conclusie die klaagster daaraan verbindt echter niet dragen. Evenmin bevat dat rapport voldoende door de AFM vastgestelde feiten en omstandigheden, die  relevant zijn voor de rechtsvraag of Baker Tilly (Netherlands) toepasselijke wet- en regelgeving heeft overtreden, welke de Accountantskamer vervolgens kan beoordelen. Ook overigens heeft klaagster geen feiten gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat Baker Tilly (Netherlands) wettelijke regels heeft overtreden en dat ieder van de betrokkenen, tegen wie klaagster een klacht heeft ingediend, daarvoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Het is aan klager om zijn klacht met feiten en omstandigheden te onderbouwen en aannemelijk te maken; het is niet de taak noch de bevoegdheid van de Accountantskamer om actief eigen onderzoek te gaan verrichten naar eventueel klachtwaardig handelen. De AFM heeft desverzocht laten weten geen gebruik van haar bevoegdheid ex art. 25a Wtra te maken. De klacht is derhalve ongegrond.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:59 Accountantskamer Zwolle 18/735 Wtra AK

    Overige opdrachten, als de onderhavige, vallen niet onder de werking van de NVKS. Door een partner-niet-accountant is een rapport opgesteld namens Ernst &Young Accountants LLP. Uit dat rapport is niet duidelijk op te maken dat betrokkene geen accountant is en dat het rapport niet volgens de voor accountants geldende regels is opgemaakt. Betrokkene is als bestuurder niet rechtstreeks tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de vermeende gebreken van het rapport. Van een accountantseenheid kan worden verlangd dat zij steeds zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing. Deze norm is voor NVKS-opdrachten (expliciet) in artikel 4 NVKS opgenomen. Die voorschriften geven uitwerking aan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en stellen minimumeisen aan het kwaliteitssysteem voor deze opdrachten. Voor de inrichting van dat systeem is de kwaliteitsbepaler van de accountantseenheid verantwoordelijk. Voor het inrichten van een kwaliteitssysteem voor andere dan in de NVKS bedoelde opdrachten geldt (met uitzondering van wettelijke controleopdrachten) geen specifieke nadere regeling. De voor die opdrachten verantwoordelijke accountant dient daarbij uiteraard wel de fundamentele beginselen uit de VGBA in acht te nemen. Betrokkene is, zoals ook door hem zelf aangegeven, tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het kwaliteitssysteem waaronder deze overige opdrachten worden uitgevoerd. Gebleken is dat in dat kwaliteitssysteem geen waarborg is getroffen om er voor te zorgen dat met betrekking tot de uitvoering en schriftelijke neerslag van werkzaamheden van een professional die geen accountant is, expliciet duidelijk wordt gemaakt dat de opdracht door een niet-accountant is uitgevoerd en dat eisen die aan een accountant kunnen worden gesteld daarom niet gelden. Zo is het Rapport uitgebracht op papier met vermelding ‘EY’ in het logo, is de begeleidende brief afkomstig van EY Accountants en is de ondertekening gedaan namens EY Accountants. Deze werkwijze brengt naar het oordeel van de Accountantskamer met zich dat voor de adviesopdrachten die namens EY Accountants door niet-accountants worden uitgevoerd symptomatisch niet dezelfde borging van de kwaliteit geldt als voor adviesopdrachten die (zouden) worden uitgevoerd door accountants, terwijl cliënten over deze gevolgen van het toepasselijke kwaliteitssysteem niet duidelijk worden geïnformeerd, waardoor de verwachting wordt gewekt dat de werkzaamheden door een accountant en met toepassing van de wet- en regelgeving voor accountants worden uitgevoerd. In onderhavig rapport wordt voor de gebruiker deze onjuiste verwachting nog eens versterkt doordat daarnaast bewoordingen worden gebruikt die specifiek voorkomen in door accountants opgestelde rapporten, zoals “een rapport van feitelijke bevindingen”, “specifiek overeengekomen werkzaamheden”, “oordeel” en de gebruikelijke “disclaimer”. Naar het oordeel van de Accountantskamer had een maatregel genomen moeten worden met als strekking dat bij dergelijke opdrachten duidelijk wordt vermeld dat zij worden of zijn uitgevoerd door niet-accountants en zonder dat de voor accountants geldende wet- en regelgeving van toepassing is. De Accountantskamer is van oordeel dat dit een kenbare tekortkoming van het onderhavige kwaliteitssysteem betreft. Betrokkene had, als bestuurder en ook nog de direct verantwoordelijke voor de werking van dat systeem, na kennisneming daarvan moeten opvallen dat, zonder duidelijke in het kwaliteitssysteem op te nemen waarborgen, verwarring bij gebruikers het gevolg zou kunnen zijn. Omdat een dergelijke maatregel ontbreekt, kent het kwaliteitssysteem een (zonder meer kenbare) tekortkoming die strijdig is met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Deze tekortkoming moet betrokkene dan ook tuchtrechtelijk worden aangerekend. Voorts is niet gebleken dat betrokkene, nadat hij daarop is aangesproken door klagers, tot stappen is gekomen om een maatregel te treffen om de door het rapport gewekte onvolledige indruk weg te nemen. Gezien de hiervoor gemelde omstandigheden is de Accountantskamer met klagers van oordeel dat er ook daadwerkelijk sprake was van in ieder geval materieel onvolledige informatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de VGBA. Betrokkene, had als de voor dit kwaliteitssysteem verantwoordelijke accountant een passende maatregel dienen te treffen, hetgeen hij, daartoe aangesproken, heeft nagelaten. Maatregel: waarschuwing.