Zoekresultaten 12431-12440 van de 42842 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:65 Accountantskamer Zwolle 18/904 en 18/1418 Wtra AK

    Door de koper van de aandelen van een vennootschap is in 2016 aan betrokkene gevraagd om in verband met de bepaling van de hoogte van de in de koopovereenkomst overeengekomen earn out, de jaarrekeningen van een aantal vennootschappen over de jaren 2013 tot en met 2015 te controleren. Klaagster is van mening dat een dergelijke controle niet meer achteraf kan worden uitgevoerd en dat betrokkene door zich bereid te verklaren dat toch te doen, tegenover klaagster de schijn heeft gewekt niet onafhankelijk te zijn. De Accountantskamer is van oordeel dat alhoewel aan klaagster kan worden toegegeven dat een dergelijke controle achteraf lastig kan zijn en in sommige gevallen wellicht niet mogelijk is, niet valt uit te sluiten dat er situaties zijn waarin dit wel mogelijk is. Het stond betrokkene daarom vrij om te onderzoeken of een controle in dit geval mogelijk was en hij hoefde dus niet op voorhand aan te nemen dat dat in dit niet mogelijk zou zijn. De accountant heeft door zich bereid te verklaren om de controle uit te voeren dan ook niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel. Het feit dat betrokkene vóór het aanvaarden van de opdracht als voorwaarde stelde dat zowel de koper als klaagster ermee zouden instemmen dat de controle door hem zou worden uitgevoerd, acht de Accountantskamer niet onzorgvuldig. Ten slotte is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene door zijn werkzaamheden met het oog op de eventuele aanvaarding van de controle-opdracht te staken nadat door klaagster tegen hem een klacht was ingediend, niet in strijd met enige gedrags- of beroepsregel heeft gehandeld. De indiening van een klacht vormt immers een bedreiging van de onafhankelijkheid van betrokkene.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:131 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180318

    Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat). Klager heeft de deken om aanwijzing van een advocaat verzocht voor rechtsbijstand in een zaak, waarin een door de deken aangewezen advocaat zich had teruggetrokken. De deken heeft dit verzoek afgewezen. Het hof verklaart het beklag ongegrond. Dat klager het niet eens was met de wijze waarop de aangewezen advocaat zijn belang behandelde, levert geen grond op voor aanwijzing van een advocaat. Klager heeft zelf de relatie tussen hem en de advocaat op scherp gezet, terwijl hij door de deken was gewaarschuwd dat slechts eenmaal door hem een advocaat zou worden aangewezen. Het stond de deken vrij om, gelet op de aard van de aanwijzingsbevoegdheid, dit standpunt in te nemen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:144 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190048D

    Verzending aangetekende mail. Dekenbezwaar. Op grond van artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet kan gedurende dertig dagen na verzending van de bestreden beslissing van de raad van discipline hoger beroep worden ingesteld bij het hof. De beslissing van de raad van discipline is gedateerd op 7 januari 2019 en op dezelfde datum per aangetekende e-mail verzonden naar verweerder. Verweerder heeft het bestand uit deze e-mail op 9 januari 2019 opgehaald en op 8 februari 2019 een hoger beroepschrift ingediend. Volgens verweerder is de beroepstermijn pas gaan lopen op 9 januari 2018, zodat zijn hoger beroepschrift binnen dertig dagen is ingediend. Het hof leidt uit het ‘aangetekend mailen statusoverzicht’ af dat de beslissing door de raad is verzonden op 7 januari 2019. Deze constatering brengt mee dat verweerder vanaf 7 januari 2019 om 14:19 uur wist, althans kon weten, dat de beslissing van de raad aan hem was verzonden. Dat verweerder die beslissing eerst twee dagen later, op 9 januari 2019 om 8:14 uur, heeft opgevraagd (en ontvangen), laat onverlet dat de verzending ervan heeft plaatsgevonden op 7 januari 2019. Verweerder heeft het hoger beroepschrift derhalve ingediend buiten de hiervoor geldende termijn. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:138 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180166

    Klagers verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet is afgewezen door de deken omdat er geen procedure loopt tussen klager en de VvE, waarvoor de bijstand van een advocaat nodig is. De deken heeft naar het oordeel van het hof bij zijn beslissing terecht meegewogen dat in dit geval geen rechtsbijstand door een advocaat nodig is. Er is nog geen sprake van een procedure. Het feit dat de (voormalige) deken een zelfde verzoek vanwege het niet naar behoren optreden van een voorgaande advocaat eerder wel heeft toegewezen, maakt dit niet anders. Het beklag van klager tegen de beslissing is dan ook ongegrond. 

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:132 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180244

    Beklag tegen weigering tot hernieuwde inschrijving als advocaat (art. 5 Advocatenwet) na schrapping van tableau. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een hernieuwde inschrijving rechtvaardigen. Klager heeft bepaald niet op overtuigende wijze blijk gegeven van een gedragspatroon dat het voorvallen van nieuwe ontsporingen in hoge mate onwaarschijnlijk maakt, terwijl daarvoor evenmin anderszins overtuigende waarborgen zijn geboden. Gelet op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die hoort bij de functie en positie van een advocaat, leggen de ingrijpende gevolgen die de schrapping en de weigering tot hernieuwde inschrijving als advocaat voor klager persoonlijk hebben, onvoldoende gewicht in de schaal. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:145 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190055

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder zou feitelijke informatie aan het gerechtshof hebben verstrekt waarvan hij wist, althans behoorde te weten, dat deze onjuist is, door na te laten aan het gerechtshof mede te delen dat het door klaagster verworpen aanbod een voorwaardelijk voorstel was. Hiermee zou verweerder het gerechtshof doelbewust met een onjuiste mededeling op het verkeerde been hebben gezet. Met de raad is het hof van oordeel dat de gewraakte passage van verweerder in de memorie van antwoord, waarmee gesuggereerd wordt dat klaagster haar rechten heeft verwerkt ter zake van haar vordering, als onvolledig en daardoor tevens misleidend moet worden aangemerkt. Verweerder en zijn kantoorgenoot hebben bovendien volhard in deze handelwijze door, nadat zij door de gemachtigde van klaagster waren gewezen op het onvolledige en misleidende karakter van de gewraakte passage, geen poging meer hebben ondernemen om het door hen in de memorie van antwoord geschetste beeld te nuanceren richting het gerechtshof. Hoewel het gerechtshof niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van klaagster ex artikel 843a Rv, valt niet uit te sluiten dat de gewraakte passage is meegenomen in de beeldvorming. Bekrachtiging beslissing van de raad, bekrachtiging maatregel. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:139 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180196

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder zou zich lasterlijk en onrechtmatig hebben uitgelaten over klager in de arbitrageprocedure waarin klager geen partij is en waarin hij zich daardoor niet heeft kunnen verweren. Hoewel klager geen partij was in de arbitrageprocedure, kan bij de beoordeling van de klacht over de hem betreffende uitlatingen tot uitgangspunt worden genomen hetgeen geldt wanneer het gaat om uitlatingen van een advocaat jegens de wederpartij. Aan klagers kan worden toegegeven dat de door verweerder namens zijn cliënt gebezigde bewoordingen bij de kwalificatie van het handelen van klager stevig zijn. Het hof is echter met de raad van oordeel dat verweerder met de uitlatingen waarop de klacht ziet de grenzen van hetgeen tuchtrechtelijk toelaatbaar is niet heeft overschreden en verenigt zich met de door de raad daarvoor gegeven motivering. Anders dan klagers hebben betoogd, is de context van de uitlatingen bij deze beoordeling wel degelijk relevant. Ook de toon van het debat tussen partijen kan van belang zijn. In dit geval waren klagers weliswaar formeel geen wederpartij, maar zij waren wel bij de arbitrage betrokken. Gelet op deze betrokkenheid kon de raad de toon van het debat in zijn beoordeling van de kwalificaties van het handelen van klager betrekken. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad (voor zover hierin een deel van klachtonderdeel a niet-ontvankelijk is geoordeeld). Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:133 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180234

    Klacht tegen eigen advocaat over wijze van declareren en kwaliteit van dienstverlening in verband met vordering tot nakoming  echtscheidingsconvenant. Raad heeft alle klachtonderdelen ongegrond verklaard. Hof oordeelt dat niet is komen vast te staan dat klaagster met verweerder een afspraak heeft gemaakt over resultaatgericht declareren (no cure no pay) terwijl verweerder binnen de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid is gebleven ten aanzien van de wijze waarop hij de zaak heeft behandeld. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190079

    Beklag ex art. 13 Advw. Nadat het hof een beklag van klaagster tegen een beslissing van de deken om geen advocaat toe te wijzen gegrond heeft verklaard, heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat opnieuw ter hand genomen. De deken heeft daarbij klaagster om aanvullende informatie verzocht om het verzoek te kunnen beoordelen. Nu klaagster de benodigde informatie niet heeft verstrekt, heeft de deken op juiste gronden het verzoek afgewezen. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:140 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180209

    Verzet tegen beslissing van voorzitter van het hof. De voorzitter had het hoger beroep van klager afgewezen omdat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de beslissing van de raad. De klacht was namelijk door de raad ten dele kennelijk niet ontvankelijk en ten dele ongegrond verklaard. Het hof verwijst naar artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet en komt tot het oordeel dat de voorzitter van het hof met juistheid heeft geoordeeld dat de Advocatenwet klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de beslissing van de raad. Het verzet wordt daarom ongegrond verklaard.