Zoekresultaten 1271-1280 van de 20614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:191 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-047/DH/RO

    Verzet niet-ontvankelijk, want te laat ingediend.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:152 Hof van Discipline 's Gravenhage 220162

    Beroep ingesteld door verweerder. Verweerder heeft vanuit religieuze overwegingen en vanuit de rol die hij in de tempel vervulde met klager gesproken. Klager heeft zeer persoonlijke en daarmee vertrouwelijke informatie met verweerder gedeeld over de huwelijksproblemen tussen klager en zijn toenmalige echtgenote. Verweerder heeft klager geadviseerd zijn huwelijk niet op het spel te zetten. Onder deze omstandigheden stond het verweerder niet vrij de echtgenote van klager één of twee dagen later als advocaat te gaan bijstaan. Bekrachtiging beslissing raad (inhoudende waarschuwing), proceskostenveroordeling. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:192 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-094/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:189 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-519/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de (voormalige) eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Niet op te maken dat de beantwoording van vragen door verweerster onjuist is of dat klaagster opzettelijk in diskrediet is gebracht. Verweerster hoefde aan haar persoonlijk gerichte e-mail niet aan voormalige cliënt door te sturen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-500/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Geheimhoudingsplicht is gericht op advocaat-cliënt-relatie. Klager was geen cliënt van verweerster, zodat de geheimhoudingsplicht niet is geschonden. Verweerster kon in het belang van haar cliënt de medische klachten van klager en de persoon die hij bijstond betwisten. Verweerster hoefde een brief niet ook aan klager te sturen, omdat hij op dat moment de geadresseerde niet meer bijstond. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:224 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-628/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster maakt verweerder verschillende verwijten. Klaagster stelt onder meer dat verweerder zijn vordering niet (voldoende) heeft onderbouwd en ook heeft geweigerd om deze desgevraagd te onderbouwen. De raad constateert dat de vordering wel is onderbouwd. Het staat verweerder – als advocaat van de wederpartij van klaagster – in beginsel vrij om die vordering te onderbouwen op de wijze die hem goeddunkt. Klaagster heeft daar in de onderliggende procedure verweer tegen kunnen voeren. Het is niet aan de tuchtrechter om over die vordering een oordeel te geven. Verder is verweerder niet gehouden om op nadere vragen van klaagster over de vordering een reactie te geven. De raad concludeert daarom dat van enig tuchtrechtelijk handelen door verweerder niet is gebleken. De overige verwijten zijn niet vast komen te staan en daarom ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:225 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-657/AL/MN

    Uit de stukken is de raad gebleken dat klager schriftelijk heeft ingestemd met het uurtarief van verweerder. Dat in afwijking daarvan mondeling een prijsafspraak voor een maximum aantal uren tegen een vast bedrag is gemaakt, is niet komen vast te staan. Nu sprake is geweest van reguliere werkzaamheden tegen een vastgesteld uurtarief met instemming van klager kan van gebrekkige communicatie daarover of van het beschamen van het vertrouwen van klager of misleiding geen sprake zijn geweest. Verweerder is meer dan coulant geweest om met klager tot een oplossing te komen en eerst zelf en later via een deurwaarder alsnog met klager een betalingsregeling af te spreken. Evenmin is de raad gebleken van gebrekkige communicatie of van onredelijke onbereikbaarheid van de kant van verweerder. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:226 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-982/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. De wijze waarop verweerder zich in zijn processtukken zonder enige nuancering over klager heeft uitgelaten, is onnodig grievend. Het ging om een vermoeden van zijn cliënten waarvoor geen bewijs aanwezig was en bovendien betrof het een ernstige beschuldiging. Daarbij bestond er ook geen noodzaak om dit vermoeden als een vaststaand feit te poneren. Verweerder had onder die omstandigheden meer distantie moeten houden door er consequent bij te vermelden dat het een vermoeden van zijn cliënten betrof. Klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:227 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-917/AL/GLD

    De raad heeft geoordeeld dat verweerster haar cliënte volstrekt onvoldoende heeft geïnformeerd over de zaak en heeft werkzaamheden verricht die in onvoldoende verband stonden met de opdracht en zonder haar cliënte daarvan op de hoogte te stellen. De raad rekent dat verweerster zwaar aan. Gelet op de ernst van dit handelen, acht de raad de oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden. De raad ziet gelet op de mate waarin verweerster jegens klaagster is tekortgeschoten, het feit dat verweerster haar hierboven genoemde werkzaamheden (grotendeels) wel heeft gedeclareerd en de kenbare wens van klaagster om dit aan verweerster betaalde geld terug te ontvangen, aanleiding om te bepalen dat verweerster (ongeveer) de helft van het gedeclareerde bedrag aan klaagster terug dient te betalen. Daarom zal de raad aan de voorwaardelijke schorsing een bijzondere voorwaarde verbinden, namelijk dat verweerster aan klaagster een vergoeding van € 6.000 zal betalen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:188 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-332/DH/DH 23-565/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht is kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ne bis in idem-beginsel. Dat de klacht nu namens de eenmanszaak van klager is ingediend, maakt geen verschil nu klager in deze kwestie met zijn bedrijf vereenzelvigd kan worden. Klacht gericht tegen het gevoerde verweer is ook kennelijk niet-ontvankelijk, omdat dit ziet op hetzelfde feitencomplex. Door de klacht te richten tegen het verweer dat is gevoerd, kan het ne bis in idem-beginsel niet worden omzeild.