Zoekresultaten 16081-16090 van de 42363 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.148

      Klaagster heeft eerder een onderbeenamputatie aan beide benen ondergaan en tevens amputatie van de vingers. Zij heeft het multidisciplinair spreekuur van de aangeklaagde revalidatiearts met de chirurg bijgewoond om te informeren naar een osseo-geïntegreerde klikprothese aan beide benen in plaats van kokerprotheses. Beide benen moesten daarvoor 20 cm worden ingekort en er zou een cutaan stoma worden aangelegd. Zij kreeg klachten van de stoma en wilde op zeker moment ook van de klikprotheses af. Later kwam klaagster op deze beslissing terug. Klaagster verwijt de revalidatiearts dat hij : 1. klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de voorgestelde behandeling, voordelen en nadelen van de behandeling, mogelijke complicaties en vereiste nazorg. Hierdoor is niet voldaan aan het vereiste van informed consent; 2. geen adequate oplossing voor de bij klaagster opgetreden complicaties heeft geboden en daarmee niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting; 3. een operatieve ingreep heeft uitgevoerd, terwijl hij geen chirurg is maar revalidatiearts. De revalidatiearts mist de voor deze ingreep benodigde bekwaamheid; 4. geen adequate revalidatie heeft toegepast bij de aandoening die klaagster heeft. Hierdoor is haar herstel moeizaam en langdurig verlopen en heeft zij onnodig pijn geleden; 5. niet aan zijn dossierplicht heeft voldaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt die uitspraak.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2018:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17247

      Bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat hij zonder klaagsters medische gegevens en zonder enig onderzoek een foute diagnose bij klaagster heeft gesteld en heeft geweigerd klaagsters dossier op te sturen. Bedrijfsarts mocht voorlopige conclusie trekken op basis anamnese en waarneming in afwachting definitieve beoordeling belastbaarheid. Opvragen informatie bij klaagsters huisarts was zorgvuldig. Niet verwijtbaar dat bedrijfsarts onder deze omstandigheden niet zelf lichamelijk onderzoek heeft gedaan. Verplichting tot op verzoek van een werknemer tijdig toezenden van medisch dossier rust op de bedrijfsarts zelf. Hij kan zich daarbij niet verschuilen achter (onvolkomenheden van) het administratieve systeem van de organisatie waarbinnen hij werkt. Dat vijf weken verstreken zijn tussen verzoek van gemachtigde klaagster tot toezending medisch dossier en brief van arbodienst hoe klaagster medisch dossier kon opvragen, is niet tijdig en valt bedrijfsarts aan te rekenen. Bedrijfsarts had klaagsters gemachtigde bij ontbreken machtiging er direct op kunnen wijzen hoe klaagster wel haar medisch dossier kon opvragen. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:53 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-591/DB/ZWB

    De voorzitter is op grond van artikel 46 lid 1 Advocatenwet bevoegd om op grond van het door de deken aan de raad toegezonden dossier en zonder partijen te horen te besluiten dat een klacht kennelijk ongegrond is. Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.149

      Klaagster heeft eerder een onderbeenamputatie aan beide benen ondergaan en tevens amputatie van de vingers. Zij heeft het multidisciplinair spreekuur van verweerder, chirurg, en van de revalidatiearts (C2017.148) bijgewoond om te informeren naar een osseogeïntegreerde klikprothese aan beide benen in plaats van kokerprotheses. Beide benen moesten daarvoor 20 cm worden ingekort en er werd een cutaan stoma aangelegd. Op enig moment kreeg klaagster klachten van de stoma en wilde zij ook van de klikprotheses af. Op deze beslissing is klaagster later terug gekomen. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de voorgestelde behandeling; 2. klaagster nodeloos lang heeft laten wachten zonder een oplossing te bieden voor haar complicatie, als gevolg waarvan zij ernstige onnodige pijnen heeft geleden en niet in staat was om protheses te dragen; 3. klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de voorgestelde behandeling en het behandelplan. Daarnaast werd deze behandeling telkens op korte termijn gewijzigd; 4. geen adequate oplossing voor de bij klaagster opgetreden complicaties heeft geboden en daarmee niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting; 5. heeft nagelaten om mee te werken aan een second opinion; 6. ten onrechte heeft genoteerd dat klaagster psychische klachten zou hebben; 7. niet aan zijn dossierplicht heeft voldaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt die uitspraak.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/280

    Klagers verwijten verweerder, kort samengevat grove nalatigheid, arrogantie en het missen van een diagnose. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/154

      Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster is tijdens haar zwangerschap vanwege haar belaste obstetrische geschiedenis verwezen naar het ziekenhuis. Verweerster deed de intake en werd daarmee hoofdbehandelaar. Hierna is klaagster meemalen gezien in het ziekenhuis, echter niet meer door verweerster. Uiteindelijk is klaagster bevallen via een spoedsectio van een kindje dat na reanimatie hersendood bleek te zijn en enkele dagen later overleed. Klagers (klaagster en haar echtgenoot) verwijten verweerster dat zij als hoofdbehandelaar onvoldoende de regie heeft gevoerd ten aanzien van de behandeling. Het college is van oordeel dat behandeling van klaagster door een behandelteam niet op onzorgvuldige wijze is geschied en dat niet gebleken is dat deze wijze van behandeling het beloop van de zwangerschap ongunstig heeft beïnvloed. De klacht is daardoor ongegrond. Deze procedure hangt samen met de procedures met de kenmerken V2017/02, G2017/153 en G2017/155.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/155

      Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster is gedurende haar zwangerschap meermalen gezien, door onder meer verweerster, wegens vaginaal bloedverlies. Uiteindelijk is klaagster bevallen via een spoedsectio van een kindje dat na reanimatie hersendood bleek te zijn en enkele dagen later overleed. Klagers (klaagster en haar echtgenoot) verwijten verweerster dat zij onvoldoende onderzoek heeft verricht. Het college is van oordeel dat het verwijt onterecht is. De klacht is daardoor in zijn geheel ongegrond. Deze procedure hangt samen met de procedures met de kenmerken V2017/02, G2017/153 en G2017/154.  

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/173

      Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster heeft zich tot een AIOS gynaecologie gewend met vaginaal bloedverlies. Volgens klaagster heeft zij een ovariumcarcinoom en had zij onmiddellijk geholpen moeten worden. De AIOS heeft echter een vervolgafspraak gemaakt. Daarnaast heeft de AIOS verzuimd een echo te maken. De AIOS heeft een brief naar de huisarts gestuurd over het voorgaande die tevens door verweerster is ondertekend. Daarom maakt klaagster verweerster dezelfde verwijten als de betreffende AIOS (de procedure tegen de AIOS heeft kenmerk G2017/174). Het college is van oordeel dat de AIOS gezien de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierbij speelt mee dat niet is vastgesteld dat bij klaagster sprake is van een ovariumcarcinoom en klaagster heeft geweigerd zich fysiek te laten onderzoeken. Verweerster heeft als supervisor van de AIOS evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is kennelijk ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2018:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/126T

      Klaagster was tandartsassistente in de praktijk van verweerder en verwijt hem seksueel grensoverschrijdend gedrag. Niet-ontvankelijk.  

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2018:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/174

      Klacht tegen voormalig AIOS gynaecologie. Klaagster heeft zich tot verweerster gewend met vaginaal bloedverlies. Volgens klaagster heeft zij een ovariumcarcinoom en had zij onmiddellijk geholpen moeten worden. Verweerster heeft echter een vervolgafspraak gemaakt. Daarnaast heeft verweerster verzuimd een echo te maken. Tevens verwijt klaagster verweerster dat het verslag van het consult onvolledig is. Het college is van oordeel dat verweerster gezien de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierbij speelt mee dat niet is vastgesteld dat bij klaagster sprake is van een ovariumcarcinoom en klaagster heeft geweigerd zich fysiek te laten onderzoeken. Wat het verslag van het consult betreft, is het college van oordeel dat het aan verweerster is om te bepalen wat zij daarin vastlegt. Zij is niet gehouden de letterlijke weergave van klaagster  te volgen. De klacht is kennelijk ongegrond.