Zoekresultaten 21031-21040 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:175 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-643/DH/DH

    Klacht tegen advocaat die optrad als advocaat van een kantoorgenoot. Verwijten dat verweerder: a) klagers rauwelijks heeft gedagvaard; b) onjuiste gegevens heeft verstrekt; c) confraternele correspondentie heeft overgelegd, althans daaruit heeft geciteerd, dan wel zijn cliënt daaruit heeft laten citeren, en heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn cliënt; d) klagers bij brief van 19 december 2014 rechtstreeks heeft aangeschreven, terwijl geen sprake was van een aanzegging met rechtsgevolg; e) misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdelen b) en e) zijn ongegrond. Met betrekking tot klachtonderdeel c) staat vast dat de cliënt van verweerder, zijnde zijn kantoorgenoot, ter comparitie van partijen heeft geciteerd uit confraternele correspondentie. De omstandigheid dat verweerder niet zelf uit de confraternele correspondentie heeft geciteerd, kan hem niet disculperen. Verweerder oefende ten tijde van de comparitie van partijen het beroep van advocaat reeds meerdere jaren uit en diende derhalve op de hoogte te zijn van de voor hem geldende gedragsregels. Klachtonderdeel c) is in zoverre gegrond. Klachtonderdeel d) is eveneens gegrond, nu uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat de advocaat van klagers verweerder toestemming heeft gegeven om rechtstreeks met klagers in verbinding te treden. De uitzondering genoemd in het tweede lid van gedragsregel 18 is derhalve niet van toepassing. Bovendien volgt niet uit de brief dat dat een ingebrekestelling – en daarmee een aanzegging met rechtsgevolg – betrof. Nu het verweerder bekend was dat klagers door een advocaat werden bijgestaan, had verweerder zijn brief niet rechtstreeks aan klagers mogen zenden. Waarschuwing, betaling griffierecht aan klagers en kostenveroordeling EUR 1.000,- ten gunste van de NOvA.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:188 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-482/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verwijten dat verweerster zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten (klachtonderdeel a) alsmede dat zij klager onnodig op kosten heeft gejaagd, door zich niet te conformeren aan een uitspraak van de rechter waarin was bepaald dat een bedrag aan klager moest worden overgemaakt vanaf de derdengeldrekening van verweerster (klachtonderdeel b). Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij zich  grievend jegens klager heeft uitgelaten. Gelet hierop had het op de weg van klager gelegen om zijn verwijten nader te onderbouwen. Aangezien klager dat heeft nagelaten, is niet komen vast te staan dat verweerster zich grievend jegens hem heeft uitgelaten. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond. Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat klagers belangen door het voorstel van verweerster om tot verrekening over te gaan zijn, dan wel zouden kunnen worden geschaad. Dat verweerster klager onnodig op kosten heeft gejaagd is evenmin gebleken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:182 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-554/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Verwijt dat verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, al dan niet samen met zijn cliënt en/of diens boekhouder heimelijk overleg heeft gevoerd met de vereffenaar/rechtbankdeskundige. Voorts heeft verweerder en/of zijn cliënt, buiten medeweten van klagers, aan de vereffenaar/deskundige een specificatie van de vordering van verweerders cliënt op klagers overgelegd, welke informatie de vereffenaar/deskundige pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de vereffenaar/deskundige, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. In zijn urenspecificatie heeft hij de contactmomenten met de verschillende personen vastgelegd. Dat er heimelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen verweerder en de vereffenaar/deskundige is op geen enkele wijze gebleken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2016:134 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-199/DB/LI

    Klager verwijt verweerder onwaarheden te hebben verkondigd in een brief aan de Raad voor de Kinderbescherming. Verweerder heeft gezegd dat klager zijn vaderschap in eerste instantie heeft ontkend, dat zijn cliënte niet wilde dat hun dochter bij klager zou wonen en dat tussen de cliënte van verweerder en klager sprake is van chronische oorlog. Bewoordingen van verweerder zijn niet onnodig grievend. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:176 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-630/DH/DH

    Klacht tegen advocaat in privéhoedanigheid. Verwijten dat verweerder: a) heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat en heeft geciteerd uit confraternele correspondentie; b) misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de raad dat verweerder – als ervaren advocaat – als geen ander op de hoogte dient te zijn van de voor zijn beroepsgroep geldende gedragsregels. De raad leidt uit uitlatingen van verweerder af dat hij welbewust de keuze heeft gemaakt om tijdens een zitting te citeren uit confraternele correspondentie, terwijl hij wist dat dit een advocaat niet is toegestaan. Door met deze wetenschap desondanks 'met zijn burgerpet op’ de inhoud van de gevoerde onderhandelingen bekend te maken miskent hij de strekking van de gedragsregel en treedt hij de waarborg die deze zijn beroepsgroep beoogt te bieden met voeten. Voor wat betreft het verwijt dat verweerder heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat, overweegt de raad dat verweerder deze stelling uitdrukkelijk heeft betwist, terwijl de raad op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting de juistheid van deze stelling niet kan vaststellen. Daarom is het klachtonderdeel in zoverre ongegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat partijen ten aanzien van dit verwijt verschillende standpunten hebben ingenomen, waarbij verweerder het verwijt van klagers gemotiveerd heeft betwist. De juistheid van de stelling van klagers is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is deels gegrond, klachtonderdeel b) is ongegrond. Waarschuwing, betaling griffierecht aan klagers en kostenveroordeling EUR 1.000,- ten gunste van de NOvA.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:189 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-403/DH/DH-a

    Beslissing op verzet. De klacht betreft het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager. De raad oordeelt dat de voorzitter in haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast, in die zin dat de advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:183 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-553/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Verwijt dat verweerder, in zijn hoedanigheid van rechtbankdeskundige en vereffenaar, heimelijk overleg heeft gevoerd met de wederpartij en/of diens advocaat en/of boekhouder. Voorts heeft de wederpartij van klagers, buiten hun medeweten, aan verweerder een specificatie van zijn vordering op klagers overgelegd, welke informatie verweerder  pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Uit de overgelegde stukken volgt dat verweerder, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. Van heimelijkheid is niet gebleken. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als vereffenaar en benoemd deskundige zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:177 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-611/DH/DH-c

    Klacht tegen mede-advocaat. Verwijt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich, als advocaat-gemachtigde, in het kader van een klachtprocedure tijdens een zitting van het Hof van Discipline onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Feitelijk is komen vast te staan dat verweerder de verweten uitlatingen heeft gebezigd. Gelet op de inhoud van deze uitlatingen is de raad van oordeel dat deze kunnen worden aangemerkt als onnodig grievend. De klacht is derhalve gegrond. Verweerder betreurt zijn handelen en heeft aangevoerd dat hij zich in de toekomst op een rustigere wijze jegens zijn collega-advocaten zal opstellen. Gezien deze toezegging, en mede gelet op de omstandigheid dat verweerder zijn verontschuldigingen aan klager heeft aangeboden, is de raad van oordeel dat kan worden volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:89 Accountantskamer Zwolle 15/2633 Wtra AK

      Betrokkene heeft een jaarrekening en zijn beoordelingsverklaring daarbij ongewijzigd opnieuw voorgelegd aan de algemene vergadering van de rechtspersoon, terwijl over die jaarrekening een klachtprocedure aanhangig was bij de Ack. In deze situatie had hij de aandeelhouders erop moeten wijzen dat er in die procedure over werd geklaagd dat hij als accountant betrokken is bij informatie in die jaarrekening die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is. Door dat na te laten heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Betrokkene is de enige accountant verbonden aan een accountantskantoor in de zin van de NVAK-ass en hij is aan te merken als dagelijks beleidsbepaler van het kantoor. In die hoedanigheid rustte op hem de verplichting zorg te dragen voor een beroepsaansprakelijkheidsverzekering van het kantoor. Strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:171 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-292/DH/DH c

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter is van oordeel dat klaagster onvoldoende feiten heeft gesteld om haar klacht nader te onderbouwen. Zij volstaat met algemene verwijten aan het adres van verweerster en verwijst naar handelen van verweerster dat zij reeds in de twee andere door haar op 22 februari 2016 ingediende klachten aan de orde heeft gesteld. Nu voor de door klaagster in de onderhavige klacht gemaakte verwijten een voldoende feitelijke grondslag ontbreekt, zal de voorzitter de klacht in haar geheel kennelijk ongegrond verklaren.