Zoekresultaten 20871-20880 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2016:26 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/15

    Optreden als boedelnotaris. Een (boedel)notaris dient zijn ambt in onafhankelijkheid uit te oefenen en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te behartigen. Hoewel de wet geen beschrijving geeft van de taak, bevoegdheden en verplichtingen van de boedelnotaris, gaat de kamer ervan uit dat een boedelnotaris primair moet worden gezien als de juridisch adviseur van de nalatenschap, dat wil zeggen van álle erfgenamen. Bij zijn werkzaamheden en adviezen aan de executeur dient hij dus niet alleen de belangen van de executeur, maar ook de belangen van de overige betrokkenen voor ogen te houden. Daarbij zal het in het algemeen tot zijn taak behoren behulpzaam te zijn bij het opmaken van een boedelbeschrijving en het ontwerpen van een akte van verdeling, waarbij hij zoveel mogelijk dient te bewerkstelligen dat hij over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. Overigens wordt van de executeur wel een veel actiever optreden verwacht dan van de boedelnotaris: waar de boedelnotaris in beginsel op informatie van derden mag afgaan, moet de executeur zelf op onderzoek uit gaan. Zijn er echter concrete aanwijzingen dat er nog meer bezittingen tot de nalatenschap behoren, dan zal de boedelnotaris daar wel onderzoek naar moeten verrichten. Zeker bij de behandeling van een probleemboedel als deze is het van groot belang dat de boedelnotaris voortvarend optreedt en dat de erfgenamen regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang, dan wel de reden voor het ontbreken daarvan. Om deze regiefunctie naar behoren uit te voeren, is communicatie en daadkracht vereist. Verder is het van belang (ook de schijn van) partijdigheid te vermijden door alle betrokkenen telkens goed te informeren en te belehren met betrekking tot de consequenties van hun (rechts)handelingen. Een notaris dient ervoor te zorgen dat registratie in het boedelregister tijdig wordt aangepast indien zich een wijziging voordoet. K lacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2016:27 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/33

    Aan klaagster is achteraf gebleken dat het aangekochte perceel grond geen woonbestemming had en slechts een bijgebouw betreft. Klaagster verwijt de oud-notaris onder meer dat hij haar daarover niet heeft geïnformeerd. Reikwijdte zorgplicht ten aanzien van de bestemming. Klaagster is deels niet-ontvankelijk in haar klacht en klacht is voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:303 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.255

      Klacht tegen kaakchirurg/arts onder meer in verband met een beweerdelijk  scheef neustussenschot. Bij klaagster is uiteindelijk een neuscorrectie en een wenkbrauw repositie via een klassieke voorhoofdlift verricht in plaats van de oorspronkelijk afgesproken  endoscopische lift in verband met het ontbreken van instrumentarium. De arts was de hoofdbehandelaar/operateur. Klaagster heeft allerlei restklachten. Klaagster verwijt de aangeklaagde arts: 1. gebrek aan informatie en voorlichting/verkeerde voorlichting preoperatief; 2. de wijze van uitvoering van de operatie zelf; 3. de onzorgvuldige nazorg postoperatief; 4. de kwalijke bejegening postoperatief. Het Regionaal Tuchtcollege heeft  alle vier klachtonderdelen gegrond verklaard en de arts de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG-register  voor de duur van drie maanden opgelegd met publicatie na het onherroepelijk worden. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en opnieuw rechtdoende verklaart het klachtonderdeel 3 (onzorgvuldige nazorg postoperatief) alsnog ongegrond en de klachtonderdelen 1 (gebrekkige informatie/voorlichting), 2 (de wijze van uitvoering van de operatie zelf) en 4 (de kwalijke bejegening postoperatief) gegrond en legt aan de arts de maatregel op van een voorwaardelijke schorsing van zijn inschrijving in het register voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 2 jaren en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:310 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.121

      Niet is gebleken dat de tandarts voor het terugplaatsen van de losgekomen kroon niet cementresten heeft verwijderd en daarmee nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld. Evenmin is gebleken dat de wortelkanaalbehandeling te ruw is uitgevoerd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:304 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.264

      Klaagster heeft een collega van de aangeklaagde kaakchirurg (arts) onder meer geconsulteerd in verband met haar neus. Bij klaagster is mede door de hier aangeklaagde kaakchirurg/arts een neuscorrectie en een wenkbrauw repositie via een klassieke voorhoofdlift verricht in plaats van een endoscopische lift in verband met het ontbreken van instrumentarium. Klaagster heeft allerlei restklachten. Klaagster verwijt de aangeklaagde arts: 1. gebrek aan informatie en voorlichting/verkeerde voorlichting preoperatief; 2. de wijze van uitvoering van de operatie zelf; 3. de onzorgvuldige nazorg postoperatief; 4. de kwalijke bejegening postoperatief. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste klachtonderdeel ongegrond geoordeeld en de overige klachtonderdelen gegrond en legt de arts de maatregel op van onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het BIG-register  voor de duur van zes maanden op met publicatie na het onherroepelijk worden. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en opnieuw rechtdoende verklaart het de klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond en klachtonderdeel 4  gegrond. Aan de arts wordt de maatregel opgelegd van schorsing van zijn inschrijving in het register van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:311 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.156

      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:305 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.429

      Klacht tegen medisch adviseur van het CIZ over de totstandkoming, inhoud en conclusie van een door die arts in  het kader van het bezwaarprocedure uitgebracht medisch advies. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, omdat de arts bij de totstandkoming van het rapport binnen de grenzen van een redelijke beroepsuitoefening is gebleven. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:312 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.157

      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:306 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.438

      Regionaal Tuchtcollege heeft de inschrijving van arts (werkzaam als arbo-arts) in het BIG-register voor duur van één maand geschorst. Arts was bij Regionaal Tuchtcollege niet verschenen. In beroep zijn klachten in volle omvang beoordeeld. Centraal Tuchtcollege oordeelt dat twee van de drie klachtonderdelen (deels) gegrond zijn en legt maatregel van berisping op. Arts heeft niet gereageerd toen klager verduidelijking vroeg van onduidelijke rapportages en arts heeft zich in dossier diskwalificerend over klager uitgelaten. Het Centraal Tuchtcollege acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bij de oplegging van de maatregel heeft het Centraal Tuchtcollege in aanmerking genomen dat de arts zich (bij herhaling) niet toetsbaar heeft opgesteld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2016:307 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.091

      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.