Zoekresultaten 12571-12580 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:229 Raad van Discipline Amsterdam 18-413/A/A

    Zie ook 18-554/A/A/D. Verweerder is als advocaat opgetreden voor LW Holding B.V. en Dumapa Holding B.V. De heer W is directeur van deze vennootschappen. Klaagster sub 1 is de echtgenote van de heer W en tevens bestuurster van een stichting, klaagster sub 2.  Klaagsters en verweerder zijn in geschil over de vraag of klaagsters zich borg hebben gesteld voor facturen van verweerder. Gelet op de bij verweerder aanwezige kennis over de volgens het handelsregister bevoegde vertegenwoordig(st)er van klaagster sub 2 en het kennelijk ontbreken van een uitdrukkelijke machtiging had het, indachtig Gedragsregel 23 lid 1 (Gedragsregels 1992), op de weg van verweerder gelegen om het gestelde akkoord van klaagster sub 1 op de door hem gestelde afspraak tot borgstelling schriftelijk vast te leggen. Dat verweerder dit heeft nagelaten valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij er, in het kader van de vordering van (het kantoor van) verweerder op klaagsters en ter onderbouwing van zijn standpunt dat de heer W, klaagster sub 1 en klaagster sub 2 vereenzelvigd kunnen worden, een reëel belang bij had het “proces-verbaal tot bewaring en toetsing rechtmatigheid” ter kennis van de rechtbank te brengen. Los van de vraag of het in het geding brengen van een stuk een uitlating van verweerder betreft en aldus onder de reikwijdte van Gedragsregel 31 (Gedragsregels 1992) valt, geldt dat in elk geval geen sprake is van een onnodig grievende uitlating. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Voorwaardelijke schorsing van vier weken (één maatregel voor de onderhavige zaak en het heden gegrond verklaarde dekenbezwaar) en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2018:5 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 18/03

    Hond. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat het veterinair handelen van de dierenarts binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening is gebleven. Klagers dienen, voor zover dit betrekking heeft op nieuwe klachten, niet‑ontvankelijk in hun beroep te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:223 Raad van Discipline Amsterdam 18-871/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Nergens blijkt uit dat verweerster de journalist van het Parool van stukken heeft voorzien of dat het artikel in het Parool in nauw overleg met verweerster tot stand is gekomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:319 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.541

      Klacht tegen huisarts werkzaam in een penitentiaire inrichting (PI). Klager verwijt de huisarts - zakelijk weergegeven - dat hij hem niet arbeidsongeschikt heeft verklaard. Klager heeft al 26 jaar een Wajong-uitkering, psychische problematiek en verslaving in zijn voorgeschiedenis en is eerder in een andere PI wel arbeidsongeschikt verklaard. Daarbij verwijt klager de huisarts dat hij door zijn toedoen te laat door een handenspecialist is gezien en dat klager niet is besproken tijdens het Psycho Medisch Overleg (PMO) in de PI. Het Regionaal Tuchtcollege stelt voorop dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid binnen detentie van een heel andere orde is dan de beoordeling van arbeidsongeschiktheid buiten detentie. De huisarts in een PI is in staat en ook bevoegd om te oordelen over de geschiktheid om arbeid in detentie te verrichten. De huisarts heeft klager op zorgvuldige wijze arbeidsgeschikt verklaard. Wat betreft de doorverwijzing naar een handenspecialist, is de vertraging niet aan de huisarts te wijten. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2018:236 Raad van Discipline Amsterdam 18-111/A/NH

    Kwaliteitsklacht over eigen advocaat ongegrond. Het was beter geweest als verweerder had onderzocht of er gronden waren voor een verweer tegen de hoogte van het door de benadeelde partijen gevorderde bedrag aan schadevergoeding in verband met daar al dan niet in opgenomen BTW. In de gegeven omstandigheden is het echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder dat niet heeft gedaan. De door verweerder aangevoerde verweren zijn voorts niet kennelijk onjuist.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:243 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-069

    Verweerster heeft op het verzoekschrift tot echtscheiding namens haar cliënte openbaar laten betekenen aan klager, die in die procedure echter niet is verschenen. Klager verwijt verweerster dat zij hem niet op de hoogte heeft gesteld van het verzoekschrift, waardoor hij is overvallen met de beslissing tot echtscheiding. Verweerster mocht naar het oordeel van de raad afgaan op de specifieke informatie van haar cliënte, en hoefde daar ook niet aan te twijfelen, dat klager ineens uit de echtelijke woning van haar cliënte was vertrokken zonder achterlating van adres- of contactgegevens. Daar komt bij dat verweerster jegens klager aan de wettelijke eisen heeft voldaan door de openbare betekening, zodat zij niet onnodig of onevenredig de belangen van klager heeft geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend. Dat klager achteraf door de echtscheidingsbeschikking is verrast, kan verweerster dan ook tuchtrechtelijk niet worden verweten. De raad heeft de klacht dan ook ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2018:20 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-54

    De klacht bestaat uit de volgende onderdelen: 1. aan klagers is elk het volledig tarief voor kadastraal recht van inschrijving royementsakte in rekening gebracht, terwijl in de betreffende royementsakte royementen van meerdere cliënten worden opgenomen en de notaris feitelijk slechts éénmaal het kadastraal recht aan het Kadaster betaalt. Hierdoor zijn er structureel onjuiste facturen opgemaakt c.q. ten onrechte niet gecorrigeerd ;  2. het hogere (niet KIK-tarief) in rekening brengen bij cliënten als onbelast kadastraal recht, terwijl de akte feitelijk voor het lagere KIK-tarief wordt ingeschreven bij het Kadaster en weigeren om desgevraagd (voorafgaand aan het passeren) het KIK-tarief toe te passen en vervolgens bij passeren verstrekken van feitelijk onjuiste informatie (“Wij werken niet met KIK”) ;  3. kopers aantrekken met een laag tarief voor honorarium voor levering/hypotheek, terwijl aan de verkoper een hoog tarief wordt opgelegd nadat de notariskeuze is gemaakt door de koper ;  4. het weigeren om in te gaan op een verzoek voorafgaand aan het passeren om een meer passend honorarium voor royement te hanteren; 5. het rekenen van een te hoog bedrag aan kadastrale recherchekosten (meer dan alle andere notariskantoren); 6. het weigeren – na daartoe te zijn verzocht – om zelf actie te ondernemen om alle cliënten die op basis van bovenstaande teveel hebben betaald actief restitutie te verlenen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:174 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-463/DB/OB

    Voor zover klager de correspondentie van de advocaat van de wederpartij niet heeft ontvangen, komt dit, nu klager zich voor die advocaat onvindbaar heeft gehouden, voor risico van klager. De raad houdt het er daarom voor dat klager in 2012 op de hoogte was, althans op de hoogte had kunnen zijn, van de gedragingen van verweerster waarop de klachtonderdelen 1 en 2 betrekking hebben. Klachtonderdelen 1 en 2 ingediend drie jaar na het verstrijken van de in art 46 g lid 1 sub a Advocatenwet bedoelde termijn. Het staat een advocaat vrij om in overleg met zijn/haar cliënte te bepalen op welke wijze en op welk moment de betekening van een verstekvonnis plaatsvindt.  Dat tot juli 2017 is gewacht met de betekening van een verstekvonnis dd. 4 april 2012 vloeit bovendien voort uit het feit dat klager zich onvindbaar heeft gehouden voor (de cliënte van) die advocaat. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:241 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-1047

    De raad is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder klaagster niet naar behoren heeft bijgestaan bij de afwikkeling van de laatste geschilpunten met betrekking tot haar echtscheiding. Verweerder heeft van meet af aan aan klaagster voldoende duidelijk gemaakt dat en waarom hij een kort geding tegen haar man in haar belang, namelijk een snelle echtscheiding, niet als strategisch middel wilde inzetten. Klaagster, met juridische achtergrond, heeft dat kunnen begrijpen en met de voorgestelde strategie ook schriftelijk ingestemd. Tegen deze achtergrond heeft de raad geoordeeld dat niet is gebleken of vast is komen te staan dat verweerder onvoldoende kennis van het recht heeft, dat hij klaagster onjuist of onvoldoende heeft geadviseerd of dat hij anderszins klaagster niet naar behoren heeft bijgestaan. Verweerder heeft echter naar het oordeel van de raad niet zorgvuldig jegens klaagster gehandeld en voorts het vertrouwen in de advocatuur geschaad door in strijd met haar expliciete schriftelijke instructies om geen nader uitstel aan de wederpartij te verlenen dat toch en buiten medeweten van klaagster te verlenen. Geen sprake van een rechtvaardigingsgrond voor deze tuchtrechtelijk ontoelaatbare handelwijze. Voorts wordt verweerder verweten dat hij pas aan klaagster heeft toegegeven dat hij in strijd met haar instructies toch uitstel aan de wederpartij heeft verleend, nadat klaagster hem daar zelf per e-mail van 3 januari 2017 op heeft gewezen na haar contact met de rechtbank. Gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:175 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-127/DB/ZWB

    Verzettermijn gaat in de dag na de dag waarop deze door de raad is verzonden. Verzet niet binnen 30 dagen ingediend. Geen verschoonbare reden. Verzet niet-ontvankelijk