Zoekresultaten 12111-12120 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:16 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.502

      Klacht tegen een uroloog. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.082

      Klacht tegen een huisarts en twee ambulanceverpleegkundigen. Klagers zijn de echtgenoot en dochter van patiënte, inmiddels overleden. Patiënte heeft twee dagen voor overlijden de eigen huisarts bezocht voor uiteenlopende klachten. Een dag later heeft patiënte vanwege toenemende klachten en wegrakingen en niet aanspreekbaar de SEH bezocht. Na onderzoek is patiënte naar huis gestuurd. De huisarts van een andere huisartsenpraktijk heeft later die dag een ambulance aangevraagd. De ambulance-verpleegkundigen, zijnde verweerster en haar collega (eveneens aangeklaagd: C2018.083) hebben patiënte onderzocht en op basis van hun bevindingen geconcludeerd dat vervoeren naar het ziekenhuis niet noodzakelijk leek. Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact gehad met de waarnemend huisarts (eveneens aangeklaagd: C2018.081). De waarnemend huisarts heeft ermee ingestemd om patiënte niet naar het ziekenhuis te vervoeren en heeft geadviseerd om de volgende dag de eigen huisarts van patiënte te consulteren. De volgende dag is patiënte naar de IC overgebracht alwaar zij is overleden. Verweerster was in opleiding tot ambulance-verpleegkundige. Volgens klagers is patiënte ten onrechte niet ingestuurd met de ambulance naar het ziekenhuis voor specialistische hulp. Klagers verwijten verweerster dat zij: 1. niet mocht vasthouden aan de eerder door de huisarts en de SEH-arts gestelde diagnose ‘mogelijke gastritis’, gelet op de toestand van patiënte en het feit dat zij eerder gecollabeerd was; 2. het ECG verkeerd heeft afgelezen; 3. onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gezondheidstoestand van patiënte, waaronder onvoldoende vragen aan de dochter van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:29 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/69

    Schending informatieplicht bij passeren akte van levering garage bij volmacht in 2014. De notaris moet de partijen bij de akte en de bij het verlijden van de akte eventueel verschijnende andere personen tijdig voor het passeren de gelegenheid geven om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Bovendien moet hij voorafgaand aan het passeren een toelichting geven op de zakelijke inhoud van de akte en moet hij daarbij zo nodig ook wijzen op de gevolgen die voor partijen uit de inhoud van de akte voortvloeien. Hoewel klager als enig eigenaar van de garage partij was bij de akte, is niet gesteld of gebleken dat de notaris aan deze verplichtingen heeft voldaan, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat de notaris klager eerder dan in 2017 een afschrift van de akte van heeft toegezonden. Opmerking verdient daarbij dat de notaris dit niet op eigen initiatief heeft gedaan, maar pas na herhaald verzoek van klager. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.509

      Klacht tegen een operationeel leidinggevende verpleegkundige. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundige verweten gedragingen vallen onder de tweede tuchtnorm en verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht omdat het aan de verpleegkundige verweten handelen onvoldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg. Het incidenteel beroep slaagt en aan een inhoudelijke beoordeling wordt niet toegekomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.153

      Klagers’ zoon  is op de leeftijd van 6 maanden in december 2016 in het ziekenhuis opgenomen vanwege Failure to Thrive, onvoldoende gewichtstoename. Er is toen onderzocht of de differentiaal diagnose Pediatric Condition Falsification (PCF) kon worden uitgesloten. De mogelijkheid van PCF werd in januari/februari 2017 verworpen. In mei 2017 is klagers’ zoon opnieuw opgenomen in het ziekenhuis vanwege achterblijven in de groei en verminderd bewustzijn. De kinderarts is na zeer uitgebreid onderzoek tot de opvatting gekomen dat de ernstige klachten van klagers’ zoon niet konden worden verklaard vanuit alleen een somatische diagnose en dat PCF niet kon worden uitgesloten. Na een MDO medio juni 2017 heeft de kinderarts Veilig Thuis (VT) geraadpleegd en een melding gedaan. Klagers verwijten de kinderarts: 1. dat zij ten onrechte een melding heeft gemaakt bij VT inzake klagers’ zoon daar deze melding is geschied op basis van onvoldoende dossierbeheer; 2. dat zij bij het doen van de melding niet de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld heeft gevolgd; 3. dat zij het medisch beroepsgeheim heeft geschonden daar zij VT van meer informatie heeft voorzien dan waar deze aanspraak op zou kunnen maken en dit niet vooraf met klagers heeft besproken c.q. toestemming heeft verkregen; 4. dat zij de privacy van klagers en haar beroepsgeheim heeft geschonden door samen met een collega arts de videoregistratie te bekijken nadat klagers’ zoon was overgedragen aan een ander ziekenhuis; 5. dat zij in het kader van haar onderzoek naar de kindermishandeling geen optimale zorg heeft gegeven aan klagers’ zoon. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Klagers richten hun beroep alleen tegen de ongegrondverklaring van de klachtonderdelen 1, 2 en 5. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat deze klachtonderdelen terecht ongegrond zijn verklaard en verwerpt het beroep. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:17 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.503

      Klacht tegen een uroloog. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster twaalf tegen klachten artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster deels gegrond verklaard en voor het overige afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster in haar beroep ten aanzien van de door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaarde klachtonderdelen niet-ontvankelijk en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18128 en 18160a

      Psychiater (tevens psychotherapeut) wordt -onder meer- verweten dat hij onvoldoende randvoorwaarden heeft geschapen om naleving van de professionele grenzen te bewaken, dat er in ernstige mate en bij herhaling sprake is geweest van grensoverschrijdend handelen zowel tijdens als na de behandelrelatie, dat hij het cliënte moeilijk heeft gemaakt om de behandelrelatie te beëindigen en niet (tijdig) heeft doorverwezen naar een andere behandelaar, zijn eigen belang boven dat van zijn cliënte heeft gesteld, de diagnose van cliënte heeft verzwaard zonder voorafgaand onderzoek en zonder dit met haar te bespreken en dat er sprake is van onzorgvuldige en onvolledige dossiervorming. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Ernstig en langdurig grensoverschrijdend gedrag door een persoonlijke, affectieve en virtuele seksuele relatie met cliënte aan te gaan. Extreme frequentie. Verweerder had diagnose en symptomen van zijn ziekte, het medicatiegebruik en de mogelijke effecten daarvan op zijn gedrag met werkgever of collega’s moeten bespreken. Behandeling met cliënte voortgezet terwijl hij verder ontspoorde. Uitbreiding diagnose cliënte niet met haar besproken. Dossier bevat onvoldoende informatie. Geen doorleefd besef van de ernst en de ontoelaatbaarheid van gedrag. Doorhaling. Voorlopige voorziening: schorsing van de inschrijving. Publicatie.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:219 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180130

    Beklag tegen weigering tot inschrijving van advocaat door de raad van de orde (art. 5 Advocatenwet) na schrapping van het tableau. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die een hernieuwde inschrijving van klager rechtvaardigen. Klager heeft niet op overtuigende wijze blijk gegeven van een gedragspatroon die nieuwe ontsporingen in hoge mate onwaarschijnlijk maakt. Van belang is het verdere tuchtrechtelijk verleden van klager, zijn slechte bereikbaarheid en het zich voordoen als advocaat nadat hij was geschrapt. Afwijzing van het beklag.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18128 en 18160b

    Psychotherapeut (tevens psychiater) wordt -onder meer- verweten dat hij onvoldoende randvoorwaarden heeft geschapen om naleving van de professionele grenzen te bewaken, dat er in ernstige mate en bij herhaling sprake is geweest van grensoverschrijdend handelen zowel tijdens als na de behandelrelatie, dat hij het cliënte moeilijk heeft gemaakt om de behandelrelatie te beëindigen en niet (tijdig) heeft doorverwezen naar een andere behandelaar, zijn eigen belang boven dat van zijn cliënte heeft gesteld, de diagnose van cliënte heeft verzwaard zonder voorafgaand onderzoek en zonder dit met haar te bespreken en dat er sprake is van onzorgvuldige en onvolledige dossiervorming. Alle klachtonderdelen zijn gegrond. Ernstig en langdurig grensoverschrijdend gedrag door een persoonlijke, affectieve en virtuele seksuele relatie met cliënte aan te gaan. Extreme frequentie. Verweerder had diagnose en symptomen van zijn ziekte, het medicatiegebruik en de mogelijke effecten daarvan op zijn gedrag met werkgever of collega’s moeten bespreken. Behandeling met cliënte voortgezet terwijl hij verder ontspoorde. Uitbreiding diagnose cliënte niet met haar besproken. Dossier bevat onvoldoende informatie. Geen doorleefd besef van de ernst en de ontoelaatbaarheid van gedrag. Verbod tot herregistratie. Publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:10 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-570/DB/ZWB

    Klaagster verwijt verweerster eigen bijdragen in rekening te hebben gebracht in strijd met tussen partijen gemaakte afspraken en verwijt verweerster onvoldoende uitleg te hebben gegeven over de door haar verzonden declaraties. Klaagster verwijt verweerster daarnaast dat zij zonder haar instemming door verweerster ontvangen derdengelden heeft verrekend. De Raad heeft niet kunnen vaststellen dat door verweerster bedragen ten onrechte in rekening zijn gebracht. Door verweerster is voldoende uitleg gegeven over de door haar in rekening gebrachte kosten. Verweerster heeft door haar ontvangen derdengelden verrekend zonder nadrukkelijke instemming van klaagster. Verweerster stelt dat die instemming kan worden afgeleid uit een e-mail van klaagster, maar daarin wordt slechts een betalingstoezegging gedaan en wordt niet ingestemd met verrekening van nog te ontvangen derdengelden. Nu de vereiste instemming van klaagster ontbreekt, heeft verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet gehandeld. Klachtonderdeel 4 gegrond. Waarschuwing.