Zoekresultaten 12101-12110 van de 40506 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:20 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.506

      Klacht tegen een verpleegkundige. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:33 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.108

      Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt verweerder dat hij (a) een onjuiste diagnose heeft gesteld en (b) zich ten onrechte uitgeeft als bedrijfsarts en ook op dat terrein medische handelingen verricht, terwijl hij (slechts) arbo-arts is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel (b) gedeeltelijk gegrond verklaard, namelijk voor zover dit ziet op de onjuiste titelaanduiding, en aan de arts een waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk in zijn beroep en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:27 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.076

      Klacht tegen huisarts. Klager heeft in de avond de huisartsenpost bezocht waar verweerster, huisarts, op dat moment dienst had. Verweerster stelde, na onderzoek en telefonisch overleg met een uroloog, de diagnose epididymitis. Twee dagen later heeft klager zich bij de SEH gemeld en bleek sprake van een torsio testis waaraan hij is geopereerd. Klager verwijt verweerster dat zij ongemotiveerd is afgewezen van de MHG-Farmacotherapeutische richtlijn Acute epididymitis, waardoor klager dagenlang nodeloos pijn heeft gehad en zijn zaadbal rechts is afgestorven. Verweerster had volgens klager nader onderzoek moeten (laten) verrichten dat een torsio testis uitsloot. In plaats daarvan is zij van de onjuiste diagnose epididymitis uitgegaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep, verklaart de klacht gegrond en legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:21 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.507

      Klacht tegen een verpleegkundige. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de tegen de verpleegkundige ingediende klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.138

      Klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog . Klaagster verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat zij ten onrechte niet (in de mate die verwacht mocht worden) is geïnformeerd over en betrokken bij de behandeling van haar dochter. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond, vernietigt de beslissing waarvan beroep en verstaat dat de maatregel van waarschuwing komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:15 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.501

      Klacht tegen een vaatchirurg. De klacht heeft betrekking op de behandeling van de overleden echtgenoot van klaagster (patiënt). In totaal heeft klaagster klachten tegen twaalf artsen en verpleegkundigen ingediend. Patiënt heeft een uitgebreide medische voorgeschiedenis in verband met een (uiteindelijk gediagnostiseerde) iliaco-ureterale fistel. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht van klaagster in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.081

      Klacht tegen een huisarts en twee ambulanceverpleegkundigen. Klagers zijn de echtgenoot en dochter van patiënte, inmiddels overleden. Twee dagen voor overlijden heeft patiënte heeft de eigen huisarts bezocht voor uiteenlopende klachten. Een dag later heeft patiënte vanwege toenemende klachten, wegrakingen en niet aanspreekbaar de SEH bezocht. Na onderzoek is patiënte naar huis gestuurd. De huisarts van een andere huisartsenpraktijk heeft later die dag een ambulance aangevraagd. De ambulance-verpleegkundigen (eveneens aangeklaagd: C2018.082 en C2018.083) hebben patiënte onderzocht en op basis van hun bevindingen geconcludeerd dat vervoeren naar het ziekenhuis niet noodzakelijk leek. Een van de ambulanceverpleegkundigen heeft vervolgens telefonisch contact gehad met verweerster als waarnemend huisarts. Verweerster heeft ermee ingestemd om patiënte niet naar het ziekenhuis te vervoeren en heeft geadviseerd om de volgende dag de eigen huisarts van patiënte te consulteren. De volgende dag is patiënte naar de IC overgebracht alwaar zij is overleden. Volgens klagers zou de afloop anders zijn geweest als verweerster patiënte wèl naar het ziekenhuis had laten vervoeren en/of zelf direct met de dochter van patiënte telefonisch had overlegd of als verweerster bij patiënte thuis op huisbezoek was langsgekomen. Klagers verwijten verweerster meer specifiek: 1. dat zij op basis van een summier telefoongesprek met een ambulanceverpleegkundige, zonder afdoende van de voorgeschiedenis op de hoogte te zijn, er mee heeft ingestemd dat patiënte niet per ambulance naar het ziekenhuis zou worden vervoerd. Omdat zij waarnemend huisarts was en patiënte niet kende had zij niet zonder nader onderzoek en zonder een eigen beoordeling hiermee mogen instemmen; 2. dat zij heeft nagelaten nog met de dochter van patiënte te overleggen en later die dag nog een huisbezoek af te leggen; 3. dat zij tegen de ambulanceverpleegkundige heeft gezegd dat patiënte zich de volgende dag wel weer tot haar eigen huisarts zou kunnen wenden. Hierdoor is er in de uren die daarop volgden geen contact meer met verweerster gezocht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:28 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/7

    Klager heeft kandidaat-notaris opdracht gegeven om overeenkomst van geldlening mét hypothecaire zekerheid op te stellen. In afwijking daarvan heeft hij overeenkomst van geldlening zónder hypothecaire zekerheid opgesteld. Het had op de weg van de kandidaat-notaris gelegen om klager schriftelijk te informeren over de risico’s die voor hem zouden voortvloeien uit het ontbreken van de gevraagde hypothecaire zekerheid en de rechtsgevolgen en risico’s van de clausule die hij in plaats daarvan heeft opgenomen en/of om de mondeling verstrekte informatie nadien schriftelijk aan klager te bevestigen. Dat heeft de kandidaat-notaris niet gedaan waardoor hij is tekortgeschoten in zijn voorlichtings- en informatieplicht. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat het voor risico van de (kandidaat-)notaris dient te komen indien in de correspondentie met de cliënt onvoldoende wordt vastgelegd wat in het kader van de informatieplicht met de cliënt is besproken (HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:288). Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:22 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.508

      Klacht tegen een operationeel leidinggevende verpleegkundige. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundige verweten gedragingen vallen onder de tweede tuchtnorm en verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster niet-ontvankelij k in haar klacht omdat het aan de verpleegkundige verweten handelen onvoldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg . Het incidenteel beroep slaagt en aan een inhoudelijke beoordeling wordt niet toegekomen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.146

      Klacht tegen bedrijfsarts. Klaagster is eenmalig bij de bedrijfsarts op het spreekuur geweest. Zij verwijt de bedrijfsarts dat zij klaagster onheus heeft bejegend, dat zij over klaagsters gezondheidssituatie heeft geoordeeld zonder te beschikken over de juiste informatie van haar behandelaars en meer in het bijzonder heeft geweigerd om informatie in te winnen bij haar psycholoog. Volgens klaagster heeft de bedrijfsarts een onjuist advies gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht deels gegrond, legt de bedrijfsarts de maatregel van berisping op, wijst de klacht voor het overige af en gelast de publicatie van de beslissing zodra deze onherroepelijk is geworden. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep gegrond voor zover dit ziet op de opgelegde maatregel (berisping) en de publicatie en legt alsnog een waarschuwing op. Het beroep wordt voor het overige verworpen.