Zoekresultaten 14991-15000 van de 44677 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 009/2019

    Klacht tegen huisarts. Het is niet verwijtbaar dat de huisarts klaagster niet eerder heeft verwezen vanwege haar voorgeschiedenis van afwijkende uitstrijkjes. Deze hebben geen relatie met de later vastgestelde cervixcarcinoom. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.413

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is met (destijds) haar buurvrouw verwikkeld in een rechtszaak over een handgemeen dat tussen hen heeft plaatsgevonden. De buurvrouw van klaagster heeft aangifte van mishandeling gedaan tegen klaagster wat heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. De buurvrouw van klaagster is patiënte van de aangeklaagde huisarts. De huisarts heeft aan patiënte een verwijsbrief verstrekt en op verzoek van de advocaat van haar patiënte een brief opgesteld. Deze stukken zijn vervolgens als processtukken ingebracht in het strafrechtelijk onderzoek tegen klaagster ter zake van de vermeende mishandeling. Klaagster verwijt de huisarts aldus medisch onzorgvuldig te hebben gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet ontvankelijk verklaard vanwege het enkel hebben van een afgeleid (financieel) belang. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster wel ontvankelijk nu het verstrekken van medische informatie door de huisarts in voorkomende gevallen consequenties kan hebben voor het persoonlijk welzijn van een derde, zoals klaagster die heeft gesteld dat de afgegeven verklaringen als (belastende) processtukken zijn ingebracht in een strafrechtelijk onderzoek tegen haar. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak vervolgens zelf af en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/061

    Klager dient een klacht in tegen huisarts, o.a. inhoudende dat hij een onjuiste verklaring over klager heeft afgegeven en zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Verweerder voert verweer. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347902 KL RK 19-4 C/05/347903 KL RK 19-5

    1. De notaris was ten tijde van de inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers niet gehouden te controleren – gezien de minderjarigheid van de erfgename – of hiervoor de toestemming van de kantonrechter was verleend. 2. Er is sprake van een situatie als genoemd in de aanbeveling van de KNB voor (quasi) Baarns beslag situaties. De kandidaat-notaris heeft conform de aanbeveling gehandeld. 3. De kandidaat-notaris had geen aanleiding om te twijfelen aan de koopsom voor het woonhuis. 4. De kandidaat-notaris mocht op grond van de door de wettelijk vertegenwoordiger – ten tijde van de minderjarigheid van de erfgename – verleende volmacht niet overgaan tot het passeren van de akte van levering. De erfgename was ten tijde van het passeren van de akte meerderjarig. Dit klachtonderdeel is gegrond verklaard. 5. De kandidaat-notaris heeft niet getracht op slinkse wijze onder de beslaglegging die op het woonhuis lag, uit te komen. 6. De kandidaat-notaris maakt geen deel uit van een criminele organisatie. De kamer acht een dergelijke vergelijking ongepast.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:32 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/307373 KL RK 16-93

    Op grond van het vorenstaande overweegt de kamer dat uit de onderzoeken van klager voldoende is komen vast te staan dat de notaris van 2013 tot en met 2017 een negatieve liquiditeits- en negatieve solvabiliteitspositie – zowel zakelijk als privé - heeft laten ontstaan. Dit leidt tot de conclusie dat de notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 23 Wna jo artikel 2 Administratieverordening en artikel 3 van het Reglement Verslagstaten 2010. De notaris dient er te allen tijde voor te zorgen dat het kantoor een positieve liquiditeits- en solvabiliteitspositie heeft. De kamer is het – in tegenstelling tot de notaris – dan ook eens met klager dat zij – gezien de herhaalde onderzoeken waaruit iedere keer negatieve financiële posities bleken – de klacht tegen de notaris terecht heeft ingediend. De klacht is dan ook gegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.414

    Klacht tegen huisarts. Klaagster is met (destijds) haar buurvrouw verwikkeld in een rechtszaak over een handgemeen dat tussen hen heeft plaatsgevonden. De buurvrouw van klaagster heeft aangifte van mishandeling gedaan tegen klaagster wat heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek. De buurvrouw van klaagster is patiënte van de aangeklaagde anesthesioloog. De anesthesioloog heeft de huisarts een brief gestuurd, heeft op verzoek van de advocaat van patiënte een brief opgesteld en heeft een brief aan Slachtofferhulp gestuurd. Deze stukken zijn vervolgens als processtukken ingebracht in het strafrechtelijk onderzoek tegen klaagster ter zake van de vermeende mishandeling. Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij als behandelend arts van de buurvrouw een verklaring met zijn oordeel heeft gegeven ten behoeve van een rechtszaak en dat hij ongenuanceerd een uitspraak over klaagster heeft gedaan zonder haar te kennen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet ontvankelijk verklaard vanwege het enkel hebben van een afgeleid (financieel) belang. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster wel ontvankelijk nu het afgeven van schriftelijke verklaringen door de anesthesioloog over zijn eigen patiënte in voorkomende gevallen directe consequenties kan hebben voor het persoonlijk welzijn van een derde, zoals in het geval van klaagster, die heeft gesteld dat de afgegeven verklaringen als (belastende) processtukken zijn ingebracht in een strafrechtelijk onderzoek tegen haar. Het Centraal Tuchtcollege, doet de zaak zelf af en verklaart de klacht deels gegrond met oplegging van de maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/251GZP

    Klager verblijft in een penitentiaire inrichting. Hij verwijt de GZ-psycholoog en psychiater corrupt gedrag. Klager stelt dat zij een slechte rapportage over hem schrijven ondanks zijn goede gedrag, omdat hij zijn mond open doet over Justitie en de corruptie. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.224

    Klacht tegen gynaecoloog. Klaagster heeft als klacht dat de AIOS gynaecologie klaagster met een middel tegen bloeden heeft weggestuurd en (in afwachting van het in een ander ziekenhuis op te vragen medisch dossier) pas een afspraak heeft gemaakt voor een maand later. Dit terwijl klaagster had aangegeven dat zij een grote tumor in haar buik had en door voedstelgebrek zodanig was verzwakt dat zij was gaan bloeden. Het medisch dossier had, aldus klaagster, ook met spoed opgevraagd kunnen worden. Verweerster is volgens klaagster mede verantwoordelijk voor dit handelen van de AIOS. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de AIOS niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, dat de gynaecoloog als supervisor ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. Korte geanonimiseerde samenvatting van de zaak, zoals steeds per zaak te vinden is op de site www.tuchtrecht.nl

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347221 KL RK 18-184

    De kamer stelt vast dat de notaris in zijn verweer de klachten niet heeft weersproken en voorts expliciet heeft afgezien van een beroep op de ontvankelijkheid van het BFT in verband met voornoemde brief van 16 oktober 2018 (zie hiervoor onder 2.9). Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij het verhaal van de contactpersoon uit Polen aannemelijk vond en dat hij het niet zo verdacht vond dat de communicatie via een en hetzelfde e-mailadres verliep, reden waarom hij ook geen melding bij het FIU-NL heeft gedaan. Voorts heeft de notaris verklaard dat hij wel vaker aandelentransacties voor € 1,- heeft begeleid. Daar waren dan hele goede redenen voor volgens de notaris. Met de kennis achteraf ziet de notaris in dat hij zijn functie als poortwachter niet goed heeft ingeschat, dat hij de risico’s niet gezien heeft en dat hij het bij nader inzien met betrekking tot beide aandelenoverdrachten derhalve niet goed heeft gedaan. Ook naar het oordeel van de kamer heeft de notaris, gelet op de bevindingen van klager, gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 17 en 21 lid 2 Wna en verder ook in strijd met het bepaalde in de artikelen 8 en 16 lid 1 Wwft. Gelet op het voorgaande zal de kamer de klacht gegrond verklaren. De kamer benadrukt in dit verband dat de verwijten die klager de notaris maakt, volledig worden onderschreven. Ten onrechte heeft de notaris nagelaten de koopprijs en beweegredenen van partijen met betrekking tot beide aandelentransacties nader te onderzoeken en in zijn dossier vast te leggen. In beide gevallen waren voldoende redenen aanwezig voor de notaris om zijn werkzaamheden op te schorten dan wel te weigeren. De toelichting van de notaris dat hij specifiek naar een onderbouwing van de koopprijs had gevraagd, maar dat hij deze onderbouwing nooit heeft ontvangen, doet daar ook niet aan af. De notaris dient immers zijn diensten te weigeren bij gerede twijfel aan de goede bedoelingen van partijen en dient zich door nader onderzoek te overtuigen van het geoorloofde karakter van de bedoelingen. Daarnaast heeft de notaris nagelaten een verscherpt cliëntenonderzoek uit te voeren bij partijen en heeft hij ook geen melding van beide ongebruikelijke transacties bij de daarvoor bevoegde instantie de FIU-NL gedaan.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:171 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.310

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde. Verweerder was samen met zijn echtgenote bestuurder van de woon/zorgvoorziening waar de moeder van klaagster verbleef. De stelling van verweerder dat er in het onderhavige geval geen sprake was van handelen dat valt onder handelen dat kan worden getoetst aan de tweede tuchtnorm volgt het Regionaal Tuchtcollege niet: klaagster wordt in haar klacht ontvangen. Het verwijt van klaagster dat – kort gezegd – de zorgverlening onder de maat was acht het Regionaal Tuchtcollege gegrond. Het college legt daartoe aan verweerder de maatregel van berisping op. Zowel klaagster als verweerder gaan tegen deze beslissing in beroep. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt beide beroepen, bepaalt dat de maatregel van berisping gehandhaafd blijft en gelast publicatie van de beslissing.