ECLI:NL:TNORARL:2019:31 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347902 KL RK 19-4 C/05/347903 KL RK 19-5

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:31
Datum uitspraak: 14-05-2019
Datum publicatie: 20-06-2019
Zaaknummer(s): C/05/347902 KL RK 19-4 C/05/347903 KL RK 19-5
Onderwerp: Overig
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   1.     De notaris was ten tijde van de inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers niet gehouden te controleren – gezien de minderjarigheid van de erfgename – of hiervoor de toestemming van de kantonrechter was verleend.   2.     Er is sprake van een situatie als genoemd in de aanbeveling van de KNB voor (quasi) Baarns beslag situaties. De kandidaat-notaris heeft conform de aanbeveling gehandeld.  3.     De kandidaat-notaris had geen aanleiding om te twijfelen aan de koopsom voor het woonhuis. 4.     De kandidaat-notaris mocht op grond van de door de wettelijk vertegenwoordiger – ten tijde van de minderjarigheid van de erfgename – verleende volmacht niet overgaan tot het passeren van de akte van levering. De erfgename was ten tijde van het passeren van de akte meerderjarig. Dit klachtonderdeel is gegrond verklaard. 5.     De kandidaat-notaris heeft niet getracht op slinkse wijze onder de beslaglegging die op het woonhuis lag, uit te komen.  6.     De kandidaat-notaris maakt geen deel uit van een criminele organisatie. De kamer acht een dergelijke vergelijking ongepast.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/347902 KL RK 19-4 en C/05/347903 KL RK 19-5

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[A]

gevestigd te [vestigingsplaats] , statutaire zetel te [plaats statutaire zetel],

hierna te noemen: klaagster,

gemachtigde: [B], bestuurder [C],

tegen

[D]

notaris te [vestigingsplaats] ,

hierna te noemen: de notaris

en

[E],

kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: de kandidaat-notaris.

De notaris en de kandidaat-notaris worden hierna tezamen genoemd: de notarissen.

1. Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 2 januari 2019 ;

-          het verweer, met bijlagen, van de notarissen van 14 februari 2019 .

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 12 april 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de notarissen anderzijds. Tijdens de zitting heeft de notaris het woord mede namens de kandidaat-notaris gevoerd.

2. De feiten

2.1       Op 5 augustus 2016 is [F] , geboren [geboortedatum] 1972, overleden (hierna te noemen erflater). Enig erfgename van erflater is zijn op [geboortedatum] 1999 geboren dochter [G] (hierna te noemen de erfgename). Tot de nalatenschap van erflater behoorde onder andere een woonhuis, staande en gelegen aan [adres]  (hierna te noemen het woonhuis).

2.2       Ten tijde van het overlijden van erflater was de erfgename minderjarig. Namens haar heeft de moeder van erfgename, [H] (hierna te noemen de wettelijk vertegenwoordiger), de nalatenschap beneficiair aanvaard. De wettelijk vertegenwoordiger heeft [ I ] (hierna te noemen: [ I ] ) gemachtigd haar te vertegenwoordigen.

2.3       Het woonhuis is op 24 april 2017  door [ I ] namens de nalatenschap verkocht aan mevrouw [J]   (hierna te noemen [ J ]). Deze koopovereenkomst is op 28 april 2017 door de notaris ingeschreven in de openbare registers bij het Kadaster.

2.4       De kandidaat-notaris heeft op 6 oktober 2017 om 12:12 uur een akte van levering gepasseerd (hierna te noemen akte 1) waarbij [ J ] het woonhuis heeft geleverd aan [ K ] (hierna te noemen K). 

2.5       Op 6 oktober 2017 om 12:45 uur heeft de kandidaat-notaris de akte van levering gepasseerd (hierna te noemen akte 2) waarbij [ I ], handelend als schriftelijk gevolmachtigde van de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgename, het woonhuis heeft geleverd aan [ J ]. Deze akte is op 9 oktober 2017 om 09:00 uur door de kandidaat-notaris ingeschreven in de openbare registers.

2.6       Klaagster heeft aan erflater een lening verstrekt van ten minste € 152.775, 43. Ten tijde van het inschrijven van de koopovereenkomst in de openbare registers - zoals genoemd onder punt 2.3 - lag er een conservatoir beslag op het woonhuis dat was gelegd door klaagster (hierna te noemen het eerste beslag). Nadat de Rechtbank Overijssel bij vonnis van [datum vonnis] 2017  klaagster niet-ontvankelijk had verklaard in de vordering waarvoor zij conservatoir beslag had gelegd, is het eerste beslag op [datum doorhaling beslag] 2017 doorgehaald. Diezelfde dag heeft klaagster vervolgens opnieuw conservatoir beslag gelegd op het woonhuis (hierna te noemen het tweede beslag).

3. De klacht en het verweer

3.1       Voor de vraag welke verwijten klaagster de notarissen maakt, is de klachtbrief van 2 januari 2018 bepalend. Voor zover klaagster tijdens de zitting de klacht met nieuwe klachtonderdelen heeft willen uitbreiden, zullen deze - tenzij hieronder anders aangegeven - buiten behandeling worden gelaten.

De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

Klachtonderdeel 1:

De kandidaat-notaris heeft bij het inschrijven van de koopovereenkomst in de openbare registers ten onrechte nagelaten te controleren of – gezien de minderjarigheid van de erfgename – voor deze inschrijving de noodzakelijke toestemming was verleend door de kantonrechter.

Klachtonderdeel 2:

Krachtens de door de kandidaat-notaris gepasseerde akte 1, is het woonhuis op 6 oktober 2017 om 12:12 uur door [ J ] aan [ K ] geleverd. De kandidaat-notaris heeft in deze bewust te kwader trouw gehandeld omdat [ J ] toen geen eigenaar van het woonhuis was. Deze akte dient daarom te worden vernietigd.

Klachtonderdeel 3:

Krachtens de door de kandidaat-notaris gepasseerde akte 2, is het woonhuis op 6 oktober 2017 om 12:45 uur door [ I ], die handelde als schriftelijk gevolmachtigde van de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgename, aan [ J ] geleverd. Dit is niet mogelijk omdat [ K ] op dat moment eigenaar van het woonhuis was. Deze akte dient daarom te worden vernietigd.

Klachtonderdeel 4:

De kandidaat-notaris heeft nagelaten de omvang van de verkoopsom te beoordelen nu

vaststond dat het woonhuis fors beneden de marktwaarde werd verkocht.

Klachtonderdeel 5:

Volgens akte 2 heeft de kandidaat-notaris bij de levering van het woonhuis gebruik gemaakt van de volmacht die in het verleden door de wettelijk vertegenwoordiger aan [ I ] is verleend. Omdat de erfgename op 1 september 2017 meerderjarig was geworden, had deze volmacht geen rechtskracht meer. Dit betekent dat de erfgename niet op de juiste wijze is vertegenwoordigd en akte 2 dient daarom te worden vernietigd.

Klachtonderdeel 6:

De kandidaat-notaris heeft voor het passeren van akte 2 ten onrechte nagelaten te controleren of de koopovereenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen. Gezien de minderjarigheid van de erfgename, dient de wettelijk vertegenwoordiger toestemming aan de kantonrechter te vragen. Dit heeft zij nagelaten.

Klachtonderdeel 7:

De kandidaat-notaris heeft ten onrechte nagelaten om in akte 2 op te nemen dat er geen machtiging was verleend door de kantonrechter.

Klachtonderdeel 8:

De eer, de kwaliteit, de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van het notariaat in Nederland is bewust in diskrediet gebracht door de kandidaat-notaris.

Klachtonderdeel 9:

De kandidaat-notaris maakt deel uit van een criminele organisatie met als doel het benadelen van klaagster.

Klachtonderdeel 10

De notaris heeft onvoldoende toezicht gehouden op de kandidaat-notaris.

3.2       Op het verweer van de notarissen zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader worden ingaan.

4. De beoordeling

4.1       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notarissen een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

De kamer heeft uitsluitend de bevoegdheid de handelwijze van de notarissen tuchtrechtelijk te toetsen. De kamer is dus niet bevoegd aktes nietig te verklaren en/of schadevergoeding toe te wijzen; dat is aan de civiele rechter.

Klachtonderdeel 1

4.2       Ter zitting heeft klaagster haar klacht in die zin gewijzigd, dat klachtonderdeel 1 zich niet richt tegen de kandidaat-notaris maar tegen de notaris, nu deze de koopovereenkomst heeft ingeschreven in de openbare registers. Deze wijziging is eerst ter zitting gedaan en daarom te laat. Desgevraagd heeft de notaris ter zitting verklaard dat de kamer zich over dit onderdeel mag uitspreken. De kamer zal klaagster daarom toch in haar gewijzigde klacht ontvangen en deze beoordelen.

4.2.1    Volgens klaagster had de notaris ten tijde van de inschrijving van de koopovereenkomst op [datum inschrijving] in de openbare registers moeten controleren of gezien de minderjarigheid van de erfgename hiervoor de noodzakelijke toestemming was verleend door de kantonrechter. De kandidaat-notaris was bekend met het eerste beslag dat klaagster op het woonhuis had gelegd en hij heeft klaagster door zijn handelen in ernstige mate schade toegebracht.

4.2.2    De kamer overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 1:345 lid 1 BW behoeft de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige erfgename machtiging van de kantonrechter indien zij voor rekening van de erfgename, zoals in het onderhavige geval, een overeenkomst tot verkoop aangaat. Indien deze machtiging ontbreekt, is de rechtshandeling vernietigbaar. Dit betekent dat de koopovereenkomst – zolang deze niet is vernietigd – rechtskracht heeft en de notaris bij de inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers van de rechtsgeldigheid van deze koopovereenkomst mocht uitgaan.

Verder rusten op de notaris bij inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers – naast de algemene notariële zorgplicht – naar het oordeel van de kamer geen andere verplichtingen dan die voortvloeien uit artikel 7:3 lid 6 van het BW. Naar het oordeel van de kamer valt daaronder, behoudens bijzondere omstandigheden, niet een door de notaris in te stellen onderzoek naar het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter indien sprake is van de verkoop van een woonhuis door de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige.  

Het enkele feit dat door de inschrijving van de koopovereenkomst in de openbare registers, klaagster het door haar gelegde beslag niet tegen [ J ] zou kunnen inroepen, is onvoldoende voor dienstweigering van de notaris. Dit zou slechts anders zijn als het door klaagster gelegde beslag een beletsel is voor de inschrijving van de koopovereenkomst. Dat was niet het geval. Het valt de notaris niet aan te rekenen dat het eerste beslag is doorgehaald en het tweede beslag geen werking heeft nu dit beslag is gelegd nadat de koopovereenkomst al in de openbare registers was ingeschreven.

Uit het vorenstaande volgt dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden en dit klachtonderdeel ongegrond is.  

Klachtonderdeel 2 en 3

Vanwege de onderlinge samenhang tussen de beide klachtonderdelen, worden deze hierna

gezamenlijk behandeld.

4.3       Klaagster stelt dat de kandidaat-notaris op 6 oktober 2017 om 12:12 uur akte 1 heeft gepasseerd waarbij [ J ] het woonhuis heeft geleverd aan [ K ]. Omdat [ J ] toen geen eigenaar van het woonhuis was, was levering van het woonhuis niet mogelijk. Akte 1 dient derhalve te worden vernietigd. Vervolgens heeft de kandidaat-notaris op 6 oktober 2017 om 12:45 uur akte 2 gepasseerd waarbij het woonhuis om 12:45 uur door [ I ], die handelde als schriftelijk gevolmachtigde van de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgename, aan [ J ] is geleverd. Omdat [ K ] toen eigenaar was, was dit niet mogelijk. Akte 2 dient daarom eveneens te worden vernietigd.

4.3.1    Klaagster verzoekt de kamer tot vernietiging van voornoemde aktes van levering. Zoals is overwogen in 4.1, is de kamer daartoe niet bevoegd. De kamer zal zich in haar oordeel dan ook beperken tot de vraag of de handelwijze van de kandidaat-notaris in het kader van het passeren van de aktes een tuchtrechtelijke verwijtbare gedraging oplevert.

4.3.2    Naar het oordeel van de kamer is in de onderhavige situatie sprake van een situatie als genoemd in de aanbeveling van het bestuur van de Koninklijke notariële beroepsorganisatie (hierna: KNB) voor (quasi) Baarns beslag situaties. Deze aanbeveling is door de notarissen als bijlage 2 bij het verweerschrift overgelegd. In casu is sprake van de situatie zoals genoemd op pagina 1 onder punt 3 en pagina 2 onder punt 2, de AB en BC (doorverkoop) situatie. Immers, eerst is de akte BC gepasseerd (waarbij [ J ] partij B en [ K ] partij C is) en daarna de akte AB (waarbij de erfgename partij A en [ J ] partij B is). De kandidaat-notaris heeft gehandeld conform de aanbeveling die het bestuur doet in geval van samenhangende onroerendgoedtransacties op dezelfde dag. Dat de samenhangende onroerendgoedtransacties niet bij twee notariskantoren maar bij een en hetzelfde notariskantoor hebben plaatsgevonden, doet aan een en ander niet af. Nu de kandidaat-notaris conform de aanbeveling van het bestuur van de KNB de aktes van levering heeft gepasseerd, kan hem geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt en is dit klachtonderdeel daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 4

4.4       De kandidaat-notaris heeft volgens klaagster onvoldoende zorgvuldig gehandeld omdat hij ten onrechte niet de kooprijs van het woonhuis heeft beoordeeld. Dit, hoewel vaststond dat het woonhuis fors beneden de marktwaarde werd verkocht en klaagster vele malen tegen de verkoopprijs heeft geprotesteerd. Het waardeverschil tussen 6 oktober 2017 en 22 juni 2018 is € 58.500,00.

4.4.1    Naar het oordeel van de kamer stelt de kandidaat-notaris terecht dat er voor hem geen aanleiding was om te twijfelen aan de koopsom zoals deze tussen de wettelijk vertegenwoordiger van de erfgename en [ J ] is overeengekomen, en daarmee ook niet aan de koopsom zoals die tussen [ J ] en [ K ] is overeengekomen. Zoals de kandidaat-notaris onweersproken heeft gesteld is het woonhuis op [datum aankoop] 2010 door erflater aangekocht voor de koopsom van € 138.000,00, terwijl de WOZ-waarde van het woonhuis in het jaar 2017 € 145.000,00 bedroeg. In dit licht bezien is een kooprijs van € 172.500,00 naar het oordeel van de kamer geen koopprijs die vragen dient op te roepen bij de kandidaat-notaris. Dat het woonhuis bij de (laatste) transactie op [datum transactie] 2018 is verkocht voor € 231.000,00 kon bij de kandidaat-notaris ten tijde van het opstellen en het passeren van de aktes op [datum passeren aktes] 2017 niet bekend zijn. Nu de kandidaat-notaris naar het oordeel van de kamer zijn zorgplicht niet heeft geschonden, treft hem geen tuchtrechtelijk verwijt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 5

4.5       Het gaat bij dit klachtonderdeel om de vraag of de kandidaat-notaris bij het passeren van akte 2 onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs gebruik heeft mogen maken van de volmacht die ten tijde van de minderjarigheid van de erfgename door de wettelijk vertegenwoordiger aan [ I ] was verleend.

4.5.1    Omdat de volmacht die aan [ I ] is verleend volgens klaagster geen rechtskracht meer had, verzoekt zij de kamer tot vernietiging van akte 2. De kamer verwijst naar hetgeen zij daaromtrent in 4.1 en 4.3.1 reeds heeft overwogen. De kamer zal zich in haar oordeel dan ook beperken tot de vraag of de handelwijze van de kandidaat-notaris in het kader van de gebruikmaking van de volmacht die aan [ I ] was verleend, tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.5.2    De kamer stelt het volgende voorop. Op de (kandidaat-)notaris die een akte verlijdt, waarbij namens een partij wordt opgetreden door een vertegenwoordiger, rust de verplichting zich zo volledig en nauwkeurig mogelijk ervan te vergewissen dat die vertegenwoordiger bevoegd is tot het namens de vertegenwoordigde verrichten van de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Deze verplichting vloeit voort uit de op de (kandidaat-) notaris rustende zwaarwegende zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen welke zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Mede gelet op het vertrouwen dat de deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen in een notariële akte, geldt de meer bedoelde verplichting jegens alle belanghebbenden, waaronder degene die als vertegenwoordigde in de akte is vermeld.

Wanneer een minderjarige de meerderjarige leeftijd bereikt, doet zich een verandering in de persoonlijke staat van deze partij voor en verliest de wettelijk vertegenwoordiger zijn bevoegdheid om namens de minderjarige op te treden. De kandidaat-notaris mocht derhalve op grond van de door de wettelijk vertegenwoordiger aan [ I ] verleende volmacht ten tijde van de minderjarigheid van de erfgename, niet tot het passeren van akte 2 overgaan. De erfgename was ten tijde van het passeren van akte 2 op 6 oktober 2017 immers meerderjarig. De erfgename had zelf – voor zover dat aan de orde was – een volmacht aan [ I ] dienen te verlenen. Dat de erfgename heeft ingestemd met het gebruik van de volmacht die aan [ I ] was verstrekt, doet daar niet aan af gezien het vertrouwen dat deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen aan de inhoud van een notariële akte.

De kamer is van oordeel dat de kandidaat-notaris door zijn hiervoor geschetste handelwijze niet heeft gehandeld zoals een zorgvuldig notaris betaamt omdat hij niet heeft voldaan aan de zorgplicht zoals neergelegd in artikel 17 van de Wet op het notarisambt. De kamer acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit kader passend en geboden.

Klachtonderdeel 6 en 7

Vanwege de onderlinge samenhang tussen deze twee klachtonderdelen, worden deze hierna

gezamenlijk behandeld.

4.6       De kandidaat-notaris heeft volgens klaagster ten onrechte nagelaten de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst te beoordelen alvorens hij tot het passeren van akte 2 is overgegaan. Tevens heeft de kandidaat-notaris ten onrechte niet in deze akte opgenomen dat er geen machtiging door de kantonrechter was verleend voor de verkoop van het woonhuis.

4.6.1    De kamer kan klaagster in deze niet volgen. Zoals de kamer reeds in 4.2.2 heeft overwogen, mocht de notaris - en dit geldt ook voor de kandidaat-notaris - van de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst uitgaan. Overigens is de erfgename op [datum meerderjarigheid] 2017 meerderjarig geworden. Ten tijde van het passeren van akte [datum en datum]  2017 was derhalve geen machtiging van de kantonrechter vereist. Klachtonderdeel 6 en 7 zijn derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 8

4.7       Volgens klaagster is de eer, de kwaliteit, de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van het notariaat in Nederland bewust in diskrediet gebracht. Een notaris behoort volgens haar niet te onderzoeken hoe je op slinkse wijze onder een beslaglegging uit zou kunnen komen, terwijl helder is wat de bedoeling van partijen is geweest.

4.7.1    De kamer is niet gebleken dat de kandidaat-notaris heeft getracht “onder de beslaglegging uit te komen”, laat staan dat dit op “slinkse wijze” zou zijn gebeurd. De kamer verwijst naar hetgeen hij reeds in 4.2.2 heeft overwogen met betrekking tot het inschrijven van de koopovereenkomst in de openbare registers en het door klaagster gelegde conservatoire beslag. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 9

4.8       De kandidaat-notaris maakt volgens klaagster deel uit van een criminele organisatie met als doel het benadelen van klaagster omdat hij bewust de toestemming van de kantonrechter niet opvraagt, niet controleert en niet opneemt in de akte.

4.8.1    Zoals de kamer reeds heeft overwogen in 4.2.2 en 4.6.1 is het nalaten van onderzoek naar en het niet vermelden van het ontbreken van de machtiging van de kantonrechter in akte 2, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. De vergelijking met een criminele organisatie acht de kamer niet gepast.

Klachtonderdeel 10

4.9       Volgens klaagster heeft de notaris onvoldoende toezicht gehouden op de kandidaat-notaris omdat hij – ook na klachten over de kandidaat-notaris – geen maatregelen heeft getroffen en niet heeft ingegrepen.

4.9.1    De kamer overweegt hiertoe als volgt. In de definitie van het begrip kandidaat-notaris in artikel 1, lid 1 onder c Wna is aangegeven dat een kandidaat-notaris degene is die notariële werkzaamheden verricht onder verantwoordelijkheid van een notaris. Dit sluit evenwel niet uit dat een kandidaat-notaris in een zaak alle besprekingen doet en correspondentie voert en daarom als zelfstandig behandelaar kan worden aangemerkt met een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Volgens vaste rechtspraak moet in het kader van de eventuele tuchtrechtelijke verwijtbaarheid in een zaak gekeken worden naar de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van de notaris en de kandidaat-notaris.

4.9.2    De notaris heeft aangevoerd dat er tussen hem en de kandidaat-notaris dagelijks overleg is. De kandidaat-notaris voert zijn werkzaamheden tot volle tevredenheid uit, er is daarom volgens hem geen reden om – naast het voeren van regelmatig overleg – andere maatregelen te treffen.

4.9.3    De kamer is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van wat de notaris op dit punt naar voeren heeft gebracht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die voor de notaris aanleiding hadden moeten zijn de werkzaamheden van de kandidaat-notaris te controleren en/of zich actief te bemoeien met de werkzaamheden van de kandidaat-notaris. Dat klachtonderdeel 5 gegrond is, maakt dit niet anders. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.

  5.        Maatregel

Gezien de aard en de ernst van de geconstateerde tekortkomingen zoals onder klachtonderdeel 5 weergegeven en de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid daarvan zal de kamer de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing opleggen.

6.         Kostenveroordeling

6.6.1    Omdat de klacht onder klachtonderdeel 5 gegrond wordt verklaard, dient het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,00 door de kandidaat-notaris aan klaagster te worden vergoed en daarnaast € 50,00 als vergoeding voor de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. De kandidaat-notaris dient deze bedragen binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de kandidaat-notaris.

6.6.2    Verder ziet de kamer aanleiding om de kandidaat-notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de kamer. De kandidaat-notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

7.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

- verklaart de klacht voor zover gericht tegen de notaris ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel 5 van de klacht gericht tegen de kandidaat-notaris gegrond;

- verklaart de klacht voor zover gericht tegen de kandidaat-notaris voor het overige ongegrond;

- legt aan de kandidaat-notaris de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster en de door haar gemaakte kosten van € 50,00 op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder alinea 6.6.1 is bepaald;

- veroordeelt de kandidaat-notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,00 op de wijze en binnen de termijn als hiervóór in 6.6.2 is bepaald.  

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis , voorzitter, mr. F.E.J. Goffin en mr. B.F. Wesseling , leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof , secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2019.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.