Zoekresultaten 12421-12430 van de 44288 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.185

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt verweerster onzorgvuldig te hebben gehandeld door (a) een ECG verkeerd te beoordelen en na te laten de uitslag van de troponinemeting tijdig te beoordelen, (b) bloeduitslagen onvoldoende te beoordelen, (c) het medisch dossier niet op te schonen en (d) klaagster te beschuldigen van grof taalgebruik. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste klachtonderdeel zonder oplegging van maatregel gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen verworpen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt, met een verwijzing naar artikel 74 lid 4 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, de beslissing in eerste aanleg, legt ter zake van het eerste klachtonderdeel de maatregel van waarschuwing op en verwerpt het beroep van klaagster voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:63 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.226

    Klacht tegen huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft in deze zaak geoordeeld dat uit het klaagschrift en de daarop door klaagster gegeven aanvulling onvoldoende blijkt op welke feiten en gronden de klacht berust en klaagster in haar klacht niet ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat uit de door klaagster gegeven aanvulling weliswaar is op te maken waar haar klacht op ziet, maar dat niet duidelijk is geworden wat klaagster precies van de huisarts had verwacht of wat volgens klaagster de (verwijtbare) rol van de huisarts is geweest. Het beroep van klaagster wordt daarom verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.182

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager is TBS-gedetineerd op de resocialisatieafdeling van een Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC) waar de gz-psycholoog behandelcoördinator is. Op de vorige afdeling waar hij verbleef is klager slachtoffer geweest van een geweldsincident. Op deze afdeling heeft een alcoholincident plaatsgevonden. Klager verwijt verweerster onheuse bejegening en het bieden van onvoldoende zorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:70 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.092

    Klacht tegen psychiater. Klager en klaagster zijn de broer respectievelijk dochter van de overleden patiënte. Patiënte verbleef in verband met een suïcide poging vanaf maart 2017 tot en met 6 juni 2017 op de gesloten afdeling van een zorginstelling waar verweerster, psychiater, werkzaam was. Op laatstgenoemde datum is patiënte overgeplaatst naar de woongroep waar zij eerder verbleef. Verweerster was gedurende de opname op de gesloten afdeling de regiebehandelaar van patiënte. In augustus 2017 is patiënte door suïcide overleden. Klagers verwijten verweerster kort gezegd dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, door patiënte op 6 juni 2017 vanuit de gesloten afdeling in de zorginstelling terug te plaatsen naar de woongroep. Volgens klagers was het duidelijk dat patiënte was aangewezen op een behandeling in een veilige omgeving en heeft verweerster geen oog gehad voor de gezondheidstoestand van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de psychiater de maatregel van berisping opgelegd. De psychiater heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:64 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.228

    Klacht tegen een anesthesioloog. Klager wordt geopereerd in verband met een sigmoïd carcinoom met een epiduraalkatheter vanwege rugpijn. Bij het zetten van de epidurale verdoving door de arts-assistent ontstaat een spinal tap. De anesthesioloog springt op verzoek van de arts-assistent ‘ad hoc’ in en plaatst de tweede epidurale verdoving. Na de operatie heeft klager last van incontinentie en gevoelloosheid in de benen. De klacht houdt in dat de anesthesioloog 1) de epidurale verdoving heeft geplaatst zonder een neuroloog te raadplegen en zonder een MRI te beoordelen, 2) de eerste prik door een anesthesioloog in opleiding heeft laten uitvoeren en 3) onjuiste informatie heeft verstrekt aan klager. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager komt in beroep tegen het derde klachtonderdeel. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 3 gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.093

    Klacht tegen psychiater. Klager en klaagster zijn de broer respectievelijk dochter van de overleden patiënte. Patiënte verbleef in verband met een suïcide poging vanaf maart 2017 tot en met 6 juni 2017 op de gesloten afdeling van een zorginstelling. Op laatstgenoemde datum is patiënte overgeplaatst naar de woongroep waar zij eerder verbleef. Vanaf dat moment was verweerster de regiebehandelaar van patiënte. In augustus 2017 is patiënte door suïcide overleden. Klagers verwijten verweerster kort gezegd dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan geworden gemaakt, doordat 1) zij heeft geoordeeld dat patiënte voldoende was gestabiliseerd om terug te keren naar de woongroep en 2) zij na die terugkeer een te afwachtende houding heeft gehad. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de psychiater de maatregel van berisping opgelegd. De psychiater heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.231

    Klacht tegen chirurg. De beklaagde chirurg heeft bij klaagster een gastric bypass verricht. Klaagster verwijt de chirurg dat hij 1. klaagster onder druk heeft gezet om voor een gastric bypass te kiezen, terwijl haar voorkeur uitging naar een sleeve gastrectomie vanwege haar darmproblemen, 2. de chirurg zijn verantwoordelijkheid als hoofdbehandelaar niet is blijven nemen en 3. klaagster onheus heeft bejegend, klaagster niet serieus heeft genomen en geen compassie heeft getoond. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. In beroep zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die nopen tot een ander oordeel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.248

    Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt verweerder (1) dat hij informatie over klaagster die hij van een derde heeft verkregen in haar dossier heeft opgenomen waarmee hij klaagster in een kwaad daglicht heeft gesteld. Klaagster stelt verder dat (2) verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden door aan deze derde kenbaar te maken dat klaagster bij verweerder in de praktijk stond ingeschreven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste deel van de klacht zonder oplegging van een maatregel gegrond verklaard en het tweede deel afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.143

    Klacht tegen neuroloog. Klaagster is onder behandeling bij een polikliniek voor epilepsie. In 2004 is na neuropsychologisch onderzoek (NPO) afgezien van een hersenoperatie. In 2014 kwam dezelfde vraag opnieuw op. Na onderzoek is klaagster begin 2017 geopereerd door een neurochirurg. Klaagster verwijt verweerder dat hij ten onrechte mede heeft besloten dat klaagster geopereerd mocht worden en voorts dat hij haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de operatie en de mogelijke gevolgen daarvan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.123

    Klacht tegen gz-psycholoog. Klager en klaagster zijn de broer respectievelijk dochter van de overleden patiënte. Patiënte verbleef in verband met een suïcide poging vanaf maart 2017 tot en met 6 juni 2017 op de gesloten afdeling van een zorginstelling waar verweerster, gz-pyscholoog, werkzaam was. Op laatstgenoemde datum is patiënte overgeplaatst naar de woongroep waar zij eerder verbleef. Verweerster was gedurende de opname op de gesloten afdeling medebehandelaar van patiënte. Zij maakte onderdeel uit van een multidisciplinair team. In augustus 2017 is patiënte door suïcide overleden. Klagers verwijten verweerster in verband met het overlijden van patiënte dat zij in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij behoorde te betrachten. Verweerster zou geen oog hebben gehad voor de gezondheidstoestand van patiënte maar uitsluitend bestuurlijk beleid hebben uitgevoerd, met de dood van patiënte tot gevolg. Patiënte was aangewezen op behandeling in een veilige omgeving maar er is geen enkele poging gedaan om patiënte te laten opnemen in een veiliger instelling. Patiënte is door verweerster aan haar lot overgelaten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege komt, zij het op andere gronden, tot datzelfde oordeel en verwerpt het door klagers ingestelde beroep.