Zoekresultaten 18841-18850 van de 45141 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:81 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-133/DH/DH

    voorzittersbeslissing, klacht over kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:82 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-134/DH/DH

    voorzittersbeslissing, klacht over kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2018:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-218/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit van dienstverlening is niet ontvankelijk. Klacht over opschorting van werkzaamheden wegens een geschil over een declaratie is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:104 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.190

    Klacht tegen verpleegkundige. De klacht heeft betrekking op de (inmiddels overleden) moeder van klager die verbleef in de verzorgingsinstelling waar verweerster werkzaam is. Klager verwijt verweerster dat zij heeft verzuimd gevolg te geven aan het behandelverbod en het team daarover onvoldoende heeft geïnstrueerd en voorts dat zij de rol van klager als wettelijk vertegenwoordiger niet heeft gerespecteerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht af gewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:105 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.221

    Klacht tegen psychiater. Klager, voormalig werkgever van verweerder, verwijt verweerder dat hij een persoonlijke relatie met een patiënte is aangegaan en voorts dat hij over de vele contacten met patiënte niets althans te weinig in het dossier heeft genoteerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard. Aan verweerder is, vanwege het feit dat hij reeds was uitgeschreven uit het BIG-register, opgelegd de ontzegging van het recht zich wederom in dat register in te schrijven. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing uitsluitend voor wat betreft de maatregel en legt aan verweerder de maatregel van ontzegging voor de duur van een jaar van het recht wederom in het register te worden ingeschreven voor de duur van een jaar.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.275

    Regionaal Tuchtcollege heeft (in twee afzonderlijke beslissingen) klachten tegen psychotherapeut / psychiater over een te ver gaande persoonlijke / vriendschappelijke relatie met klager en over de wijze van beëindiging van de behandelrelatie gegrond verklaard en aan verweerder in eerste aanleg zowel in zijn hoedanigheid van psychotherapeut als psychiater de maatregel van berisping opgelegd. Verweerder in eerste aanleg erkent dat hij als psychiater niet juist heeft gehandeld en stelt geen beroep in tegen de beslissing met betrekking tot zijn handelen als psychiater. Hij vindt echter dat aan hem ten onrechte in zijn hoedanigheid van psychotherapeut een berisping is opgelegd, omdat hij klager in de betreffende periode alleen als psychiater behandelde. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de psychotherapeut onduidelijkheid heeft laten bestaan of hij klager behandelde als psychotherapeut of als psychiater, door in zijn correspondentie geen duidelijk onderscheid te maken tussen zijn beide hoedanigheden, in die correspondentie niet duidelijk te zijn over de behandeling die hij aan klager gaf en door geen behandelingsovereenkomst(en) met klager op te stellen. Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van de psychotherapeut. Het beroep wordt verworpen en de opgelegde maatregel gehandhaafd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2018:96 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-774

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster geen misverstand laten ontstaan over haar hoedanigheid waarin zij voor haar cliënt is opgetreden, namelijk eerst als de adviseur van haar cliënt (executeur) en later als zijn advocaat. In haar correspondentie aan de advocaat van klager is zij daarover voldoende duidelijk geweest. Dat de inhoud van de diverse e-mails of stukken van haar cliënt, of het feit dat hij zijn e-mails regelmatig ook in cc aan verweerster heeft toegestuurd, daarover verwarring kan hebben doen ontstaan bij klager en zijn advocaat, kan verweerster niet worden toegerekend. Voorts bestond geen aanleiding voor verweerster om zich als advocaat te onttrekken in de procedures van de executeur tegen klager, tevens erfgenaam. Niet is gebleken dat verweerster op enig moment de belangen van de erfgenamen, waaronder klager, heeft behartigd. De executeur vertegenwoordigt immers de erflater, niet de erfgenamen. Dat betekent dat een executeur zich dan ook door een advocaat mag laten bijstaan in geschillen met (mede)erfgenamen, zoals in de onderhavige kwestie ook is gebeurd. Verdere klacht over uitlatingen van verweerster over schikkingsonderhandelingen eveneens ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2018:50 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-926/DB/LI

    Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich professioneel gedraagt. Onvoldoende concreet aangetoond dat het verloop van een gesprek de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Klaagster niet-ontvankelijk in een klacht over de status van een kantoor in Duitsland, dit betreft het algemeen belang. Beëindiging werkzaamheden niet op een ontijdig moment. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.120 en C2017.128

    Klacht tegen psychiater. Klager is bekend met een autistische stoornis en onder behandeling bij de GGZ-instelling waar verweerster werkzaam is. Klager verwijt verweerster samengevat dat zij nalatig en onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld, onjuiste medicatie heeft voorgeschreven, de afbouw daarvan niet heeft begeleid en de behandeling niet op de juiste wijze heeft overgedragen aan de huisarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de afbouw van de medicatie en de overdracht van de behandeling gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van waarschuwing opgelegd. De overige twee klachtonderdelen zijn door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond verklaard. Het beroep van klager richt zich tegen de ongegrondverklaring; verweerder komt in beroep tegen de gegrondverklaring. Beide beroepen worden door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2018:107 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.439

    Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster is door verweerder in opdracht van de IND onderzocht om te beoordelen of door de IND bij het horen van klaagster rekening gehouden diende te worden met mogelijke beperkingen. Klaagster verwijt verweerder (1) dat het gesprek (te) kort heeft geduurd en (2) dat verweerder niet of onvoldoende onderzoek naar de psychische klachten van klaagster heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het beroep van klaagster slaagt voor wat betreft het tweede klachtonderdeel. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing in eerste aanleg, verklaart het tweede klachtonderdeel gegrond en legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.