Zoekresultaten 12431-12440 van de 45173 resultaten
-
ECLI:NL:TADRSHE:2020:57 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-783/DB/LI
- Datum publicatie: 26-08-2020
- Datum uitspraak: 24-08-2020
- ECLI:NL:TADRSHE:2020:57
Klacht van een derde. Voorzitter heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van een klacht van een derde voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt en dat, indien die advocaat zich bij de uitoefening van zijn taak als advocaat zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur of zijn beroepsuitoefening wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet levert geen nieuwe gezichtspunten op. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2020:58 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-715/DB/LI
- Datum publicatie: 26-08-2020
- Datum uitspraak: 24-08-2020
- ECLI:NL:TADRSHE:2020:58
Klager heeft de termijn voor het indienen van verzet overschreden. In hetgeen klager ten aanzien van de overschrijding van de termijn heeft aangevoerd, namelijk dat hij enige tijd in het buitenland heeft verbleven en dat hij zich niet bewust was van de termijnoverschrijding, ziet de raad geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Verzet niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2109/440
- Datum publicatie: 26-08-2020
- Datum uitspraak: 26-08-2020
- ECLI:NL:TGZRAMS:2020:104
Klaagster verwijt verweerder dat hij klaagster sinds de operatie aan haar enkel slecht heeft begeleid, haar onvoldoende heeft geïnformeerd en niet naar haar heeft geluisterd. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het college de tegen hem ingediende klacht als (kennelijk) ongegrond af te wijzen. Ongegrond
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/439
- Datum publicatie: 26-08-2020
- Datum uitspraak: 26-08-2020
- ECLI:NL:TGZRAMS:2020:105
Klaagster was via de chirurg verwezen naar verweerster (neuroloog). Klaagster verwijt verweerster dat zij onvoldoende zorg heeft verleend door na het 2e consult geen vervolgafspraak meer te maken en klaagster niet verder te verwijzen. Daarnaast verwijt klaagster dat er sprake is van een gebrek aan transparantie over de behandeling. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2020:99 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/055
- Datum publicatie: 26-08-2020
- Datum uitspraak: 25-08-2020
- ECLI:NL:TGZRAMS:2020:99
Klaagster verwijt verweerder, GZ-psycholoog, ten onrechte te hebben gesteld dat klaagster leidt aan paranoïde wanen, alsmede dat hij telefonsich negatieve informatie over haar zou hebben verstrekt. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2020:100 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-216
- Datum publicatie: 25-08-2020
- Datum uitspraak: 25-08-2020
- ECLI:NL:TGZRSGR:2020:100
Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Het College stelt voorop dat hij niet kan vaststellen hoe de behandelingen zijn verlopen met betrekking tot de door klager aangegeven pijn en de kracht waarmee door beklaagde is gemobiliseerd. Dit betekent niet dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van beklaagde, maar voor een oordeel of een bepaalde verweten gedraging onzorgvuldig (en dus tuchtrechtelijk verwijtbaar) is, moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het College hier niet vaststellen, omdat de lezingen van klager en beklaagde op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan. Het College is van oordeel dat beklaagde, met de kennis van het moment van de behandeling, geen contra-indicatie had om tot de door hem gekozen behandeling over te gaan. Het dossier biedt het College evenmin aanknopingspunten voor de conclusie dat het proces van de hernia door de behandeling van beklaagde negatief is beïnvloed. Klacht ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TAHVD:2020:150 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190179
- Datum publicatie: 25-08-2020
- Datum uitspraak: 24-08-2020
- ECLI:NL:TAHVD:2020:150
Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft als doorgeefluik tussen klagers en de cassatieadvocaat gefungeerd. Voor de wijze waarop verweerster cassatieadvies heeft gevraagd valt haar in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarentegen mocht Van verweerster wel worden verwacht dat zij haar cliënten enige uitleg (vertaalslag) had gegeven bij het doorgeleiden van het cassatieadvies.. Het gaat hier niet om een enorme uitbreiding van haar takenpakket, maar om een zorgvuldige behandeling van de zaak. Dat er weinig tijd was voor cassatie en dat verweerster was ingeschakeld via een rechtsbijstandsverzekeraar doet voor de vraag of zij haar taak adequaat heeft uitgevoerd niet ter zake. Het hof legt als zakelijke terechtwijzing een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2020:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-005
- Datum publicatie: 25-08-2020
- Datum uitspraak: 25-08-2020
- ECLI:NL:TGZRSGR:2020:101
Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Partijen verschillen nadrukkelijk van mening over de vraag of er tussen klaagster en beklaagde in de periode 2011-2017 sprake is geweest van een seksuele relatie. Het College moet vaststellen dat klaagster geen bewijs ten grondslag heeft gelegd aan deze klacht. Wegens gebrek aan enige vorm van bewijs, kan het College daarom het bestaan van een seksuele relatie op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen. De klacht kan daarom niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet op de omstandigheid dat aan het woord van klaagster minder geloof dient te worden gehecht dan aan het woord van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor een oordeel dat bepaalde gedragingen van een fysiotherapeut hem tuchtrechtelijk worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is, dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval. Dit vermoeden ontstaat evenmin uit de relatief lange duur van de behandelrelatie of de gebrekkige administratie van beklaagde, al dringt het College er bij beklaagde op aan kritischer te letten op de noodzaak een behandelrelatie in stand te houden en zijn administratie beter bij te houden. Klacht ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TAHVD:2020:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180001D
- Datum publicatie: 25-08-2020
- Datum uitspraak: 24-08-2020
- ECLI:NL:TAHVD:2020:151
Beslissing na de herziening van de eindbeslissing in de procedure bij het hof. Dekenbezwaar. Omvang van de zaak na herziening: In tegenstelling tot hetgeen verweerder heeft aangevoerd, wordt de zaak in beroep na herziening opnieuw behandeld en niet voortgezet. Grieven: De raad heeft het onderdeel van het dekenbezwaar dat verweerder misbruik van toevoegingsgelden heeft gemaakt gegrond verklaard en reeds op basis daarvan de maatregel van schrapping opgelegd. Het hof is van oordeel dat de feitelijke grondslag aan het bezwaar van misbruik van toevoegingsgelden is komen te ontvallen doordat de ABRvS het besluit van de Raad voor de Rechtsbijstand (RVR) tot intrekking van 18 verstrekte LAT-toevoegingen heeft vernietigd. Uit het ontbreken van stukken waaruit persoonlijke juridische bijstand door verweerder volgt en het ontbreken van een urenregistratie kan niet worden geconcludeerd dat verweerder geen werkzaamheden heeft verricht in die dossiers. De RvR heeft alle ingetrokken toevoegingsvergoedingen hersteld. Het hof verklaart het dekenbezwaar in dit verband ongegrond. Omvang beroep: Het hof komt toe aan de bespreking van de bezwaaronderdelen die de raad onbesproken heeft gelaten (devolutieve werking). In tegenstelling tot hetgeen verweerder heeft aangevoerd levert het gebrek aan een eerste feitelijke instantie op die onderdelen geen schending van fair trial-beginsel op, maar gaat het om een procesrechtelijke consequentie. Daarbij hebben partijen bij het hof de gelegenheid gekregen hun standpunten te motiveren en onderbouwen. Beoordeling bezwaar: Verweerder heeft in een van zijn LAT-zaken een misverstand laten bestaan over de betaling van griffierecht, miskend dat dit geen eenvoudige incassozaak was en er niet voor gezorgd dat de op zijn kantoor aanwezige derde opdrachtnemer wist hoe te handelen bij een hulpvraag van een cliënt maar die vraag zelfstandig (foutief) heeft behandeld.Verweerder heeft meerdere beroepsfouten gemaakt zoals de indiening van een onjuist verzoekschrift bij de rechtbank, het te laat instellen van een kansloos verzet en het laten verstrijken van een beroepstermijn in een tweetal zaken omdat in de ene zaak het beroepschrift naar een verkeerd faxnummer is gestuurd en in de andere zaak onvoldoende onderbouwd door hem is betwist dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend.Verweerder heeft voorts inhoudelijke werkzaamheden laten uitvoeren door medewerkers en een jurist met wie hij een samenwerkingsverband had, terwijl de toevoegingen in die dossiers op zijn naam (en verantwoordelijkheid) zijn aangevraagd en de cliënten hierover niet zijn geïnformeerd. Daarbij hadden meerdere medewerkers de beschikking over de digitale handtekening van verweerder, waardoor niet is na te gaan of inhoudelijke stukken door hem zijn opgesteld of gezien.Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door een derde, met wie hij een samenwerkingsverband heeft, vrijelijk toegang te geven tot alle dossiers. Het verweer dat die persoon een afgeleide geheimhouding heeft faalt. Dit komt alleen toe aan die persoon voor zover hij in de uitvoering van de opdracht kennis moet nemen van stukken uit het dossier.Tot slot oordeelt het hof dat verweerder zijn dossiers onvoldoende schriftelijk heeft afgehecht en dat verweerder onduidelijkheden heeft laten bestaan ten aanzien van de overdracht van zijn dossiers na zijn uitschrijving uit het tableau. Maatregel: Verweerder de kernwaarden deskundigheid, integriteit en geheimhouding geschonden. Het hof legt de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 26 weken op en houdt rekening met het feit dat verweerder al een tijd is uitgeschreven van het tableau , het gegeven dat hij bij eventuele inschrijving nog een onvoorwaardelijke schorsing van 3 maanden moet ‘uitzitten’ en een onvoorwaardelijke schorsing in zoverre dus weinig effect zal sorteren. Verweerder is gezien zijn tuchtrechtelijk verleden kennelijk hardleers op het punt van zorgvuldige belangenbehartiging van cliënten. Het hof heeft bij deze maatregel rekening gehouden met het langdurig verloop van deze zaak in de tuchtprocedure. Het hof heeft daarbij overwogen dat de aanvang van de proeftijd wordt opgeschort totdat verweerder weer is ingeschreven op het tableau.
-
ECLI:NL:TAHVD:2020:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200013
- Datum publicatie: 25-08-2020
- Datum uitspraak: 24-08-2020
- ECLI:NL:TAHVD:2020:152
Anders dan de raad is het hof van oordeel dat klager wel ontvankelijk is in alle onderdelen van zijn klacht tegen stafjurist van de raad van de orde over schending geheimhoudingsplicht. Het delen van informatie met een stafjurist van een andere raad van de orde over een tuchtrechtzaak, waarin klager (destijds advocaat) en zijn cliënt betrokken waren is geen schending van de geheimhoudingsplicht. De stafjurist mocht deze informatie delen met een geheimhouder die een vergelijkbare (afgeleide) geheimhoudingsplicht heeft in het kader van de toezichttaak van de orde. Ongegrond.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1243
- Pagina: 1244
- Pagina: 1245
- ...
- Pagina: 4518
- Volgende pagina zoekresultaten