Zoekresultaten 2761-2770 van de 43384 resultaten
-
ECLI:NL:TADRSGR:2023:200 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-234/DH/DH
- Datum publicatie: 27-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TADRSGR:2023:200
Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft door overlegging van een aantal producties onnodige polarisatie teweeg gebracht. De raad ziet niet in welk redelijk doel gediend was met de in de bewuste brief en e-mail geciteerde passages. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2023:201 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-276/DH/RO
- Datum publicatie: 27-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TADRSGR:2023:201
Verweerster heeft onzorgvuldig jegens klager gehandeld door te verzuimen belangrijke (financiële) afspraken schriftelijk vast te leggen. Ook heeft zij klager onjuist en onvolledig geïnformeerd over de mogelijkheid van het verkregen van een toevoeging. Verder heeft zij onvoldoende professionele distantie betracht en zich jegens klager onbetamelijk uitgelaten. Mede gezien recente tuchtrechtelijke verleden, voorwaardelijke schorsing van 2 weken.
-
ECLI:NL:TADRSGR:2023:202 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-188/DH/DH
- Datum publicatie: 27-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TADRSGR:2023:202
Klacht over advocaat wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 6,15 en 27 en kernwaarden partijdigheid en onafhankelijkheid geschonden. Berisping.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:167 Hof van Discipline 's Gravenhage 230209
- Datum publicatie: 26-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:167
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen nu de verwijten over de procedure bij de raad niet over de onderhavige zaak gaan. De verwijten die wel over deze zaak gaan, zien op de inhoudelijke beoordeling en vormen obv vaste jurisprudentie geen grond voor doorbreking appelverbod.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:168 Hof van Discipline 's Gravenhage 220248
- Datum publicatie: 26-09-2023
- Datum uitspraak: 08-09-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:168
Klacht over advocaat wederpartij. Bevestiging beslissing raad. Klacht in alle onderdelen ongegrond. Het stond verweerder vrij de belangen van zijn cliënt te behartigen. Geen sprake van grievende uitlatingen. Verweerder heeft niet onbetamelijk gehandeld door een e-mail te sturen naar zowel de gemachtigde van klager als zijn advocaat, door gebruik te maken van de e-mailadressen die hem allemaal uit het dossier waren gebleken. Geen sprake is van een belangenverstrengeling. Het stond verweerder vrij om bewijs te vergaren door informatie bij derde in te winnen. Geen schending geheimhoudingsplicht.
-
ECLI:NL:TACAKN:2023:51 Accountantskamer Zwolle 23/516 Wtra AK
- Datum publicatie: 25-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TACAKN:2023:51
Na een overname heeft de overnemende rechtspersoon in korte tijd € 500.000 aan liquide middelen onttrokken. Volgens klager had betrokkene meer toezicht moeten houden op deze rechtspersoon. Na een melding over ongebruikelijke transacties van klager had betrokkene bovendien moeten ingrijpen en een FIU melding moeten doen. De Accountantskamer heeft de klachten ongegrond verklaard. In de wet- en regelgeving is niet geregeld dat de accountant preventief toezicht uitoefent op een onderneming. Die toezichthoudende taak vloeit ook niet voort uit de opdracht die betrokkene had. Betrokkene heeft wel geacteerd naar aanleiding van klagers melding. Daarvoor verwijst betrokkene naar zijn NOCLAR-overwegingen, die hij heeft gedeeld met de Accountantskamer. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat betrokkenes overwegingen feitelijk onjuist zijn. De verplichting ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU rust in dit geval bij de financiële onderneming, niet bij de individuele beroepsuitoefenaar.
-
ECLI:NL:TACAKN:2023:50 Accountantskamer Zwolle 22/2138 Wtra AK
- Datum publicatie: 25-09-2023
- Datum uitspraak: 25-09-2023
- ECLI:NL:TACAKN:2023:50
Klacht tegen overheidsaccountant: gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.De Auditdienst Rijk (ADR) heeft de opdracht gekregen om 25 dossierreviews uit te voeren op de kwaliteit van door accountants uitgevoerde werkzaamheden bij NOW-aanvragen in de eerste en tweede aanvraagperiode. De ADR heeft een rapport van feitelijke bevindingen uitgebracht. Klager vindt dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N en verwijt de accountant die directeur van de ADR is dat hij bewust het rapport niet heeft ingetrokken. Daarnaast roept het rapport volgens klager wat betreft de onderbouwing van minimaal één ontoereikend oordeel over een getoetst dossier twijfels op. Ook zou de accountant de toegang tot het tuchtrecht hebben belemmerd, doordat hij de naam van de accountant die het rapport heeft ondertekend niet heeft willen noemen. De Accountantskamer is van oordeel dat het rapport niet voldoet aan Standaard 4400N. De accountant is bij dat rapport alleen op afstand betrokken geweest zodat hij daarvoor niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk is. Hem kan niet worden verweten dat hij het rapport niet heeft ingetrokken, omdat hij zich in redelijkheid heeft kunnen baseren op gegeven interne adviezen daarover. De accountant is niet de opsteller van het rapport en ook niet betrokken bij de review van het desbetreffende dossier. Klager heeft erkend dat uit het NOW-dossier niet blijkt dat aan de gestelde vereisten die bij de review zijn getoetst is voldaan. De klacht is wel gegrond omdat de accountant heeft geweigerd de naam te geven van de accountant die het rapport heeft opgesteld zodat hij de toegang tot het tuchtrecht heeft belemmerd.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:237 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-942/AL/MN/D
- Datum publicatie: 24-09-2023
- Datum uitspraak: 18-09-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:237
Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een advocatenkantoor waar hij zelf niet werkzaam is. Zijn bevoegdheid beperkte zich tot het zetten van een tweede handtekening. In gemelde hoedanigheid heeft hij van zijn medebestuurder het verzoek gekregen een drietal betalingen goed te keuren. Naar aanleiding daarvan heeft hij vragen gesteld en nadere stukken opgevraagd. De antwoorden die hij vervolgens kreeg sloten aan bij hetgeen in de betalingsopdracht stond, waarna verweerder zijn handtekening heeft gezet. De klacht ziet erop dat de gelden niet zijn uitbetaald aan de rechthebbende en verweerder meer had moeten doorvragen. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). De raad is van oordeel dat verweerder heeft gedaan wat hij moest doen. Hij heeft in opdracht van de behandelend advocaat gelden overgemaakt naar degene die op grond van de bij hem aangeleverde informatie rechthebbende op die gelden was/waren. Het is de raad niet duidelijk geworden wat verweerder op dat moment meer had moeten doen. Temeer nu namens de deken ter zitting ook is verklaard dat verweerder de juiste vragen heeft gesteld, maar niet de juiste antwoorden heeft gekregen. Dat laatste kan verweerder echter niet worden verweten. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:238 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-943/AL/MN/D
- Datum publicatie: 24-09-2023
- Datum uitspraak: 18-09-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:238
Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder is een van de beide bestuurders van de Stichting Derdengelden van een kantoorgenoot. Deze kantoorgenoot - tevens de patroon van verweerder - heeft, als behandeld advocaat in een zaak, het bestuur van de Stichting opdracht gegeven voor de betaling van een drietal bedragen. Verweerder heeft zijn patroon in die zaak bijgestaan en in die zin was hij ook behandelend advocaat, maar die bijstand was van ondersteunende aard. Zijn patroon voerde de procedure en onderhield de contacten met de client. De werkzaamheden van verweerder beperkte zich tot hulp bij het opmaken van processtukken en voeren van correspondentie. De klacht ziet erop dat de gelden op de derdengeldenrekening niet zijn overgemaakt naar de rechthebbende ondanks dat verweerder wist dat er een discussie was over de uitbetaling van de gelden. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. Indien een advocaat bestuurder is van een stichting derdengelden, maakt hij derdengelden onmiddellijk over aan de rechthebbende, zodra daartoe door of namens de behandelend advocaat opdracht is te geven (artikel 6.23 lid 3 Verordening). Dat de behandelend advocaat de patroon was van verweerder en dat verweerder op dat moment stagiair-ondernemer was maakt dat er een enigszins afhankelijke positie van verweerder was. Verweerder ontving de informatie betreffende de overboeking van zijn patroon die feitelijk de behandelend advocaat was. Dat betekent echter niet dat verweerder in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting Derdengelden geen eigen verantwoordelijkheid heeft. Hij dient zich er van te vergewissen dat de gelden worden overgemaakt aan de rechthebbende, in dit geval zeker nu hij werkzaam is op hetzelfde kantoor als de behandelend advocaat en die advocaat in diens behandeling van de zaak heeft ondersteund. Dat verweerder ten tijde op de hoogte zou zijn van discussies over die gelden is de raad niet gebleken. Gelet op het zelfinzicht van verweerder ter zitting, de positie van verweerder ten opzichte van de behandelend advocaat die tevens zijn patroon was en het ontbreken van een tuchtrechtelijk verleden, legt de raad geen maatregel op.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:236 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-941/AL/MN/D
- Datum publicatie: 24-09-2023
- Datum uitspraak: 18-09-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:236
Raadsbeslissing. Voortzetting artikel 47a Advocatenwet. De deken is daarbij als klager aangemerkt. Verweerder trad op voor een van de aandeelhouders van een besloten vennootschap. Die besloten vennootschap had een vordering op een derde. Bij rechterlijk vonnis is de derde veroordeeld een bepaald bedrag aan de besloten vennootschap te betalen. Die gelden zijn op een derdengelden rekening van een notaris gestort. Verweerder heeft de notaris vervolgens verzocht die gelden naar zijn derdengeldenrekening over te maken. Vervolgens zijn die gelden, na aftrek van de declaratie van verweerder, doorgeboekt naar de client van verweerder. De klacht gaat erover dat gelden op de derdengeldenrekening niet onmiddellijk zijn overgemaakt naar de rechthebbende: de besloten vennootschap. De raad overweegt dat de klacht ziet op de kernwaarde (financiële) integriteit, volgend uit de artikel 10a lid 1 sub d in samenhang met artikel 46 van de Advocatenwet. Financiële integriteit komt er samengevat op neer dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Artikel 6.19 lid 1 Verordening op de advocatuur is daarvan een nadere invulling en daaruit volgt dat de advocaat er zorg voor draagt dat derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende. De raad overweegt dat er geen basis voor verweerder was op grond waarvan hij de opdracht tot overboeking van de gelden naar zijn derdengeldenrekening kon verstrekken om deze vervolgens door te boeken naar zijn client. Integendeel, de besloten vennootschap – rechthebbende op grond van het rechterlijk vonnis – had verweerder expliciet per e-mail bericht laten weten dat dat niet was toegestaan. Mede gelet op het feit dat verweerder inmiddels is uitgeschreven van het tableau legt de raad de maatregel van berisping op.