Zoekresultaten 2111-2120 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:147 Hof van Discipline 's Gravenhage 220176

    Klacht tegen advocaat wederpartij, die in verzoekschriftprocedure ex artikel 3:251 BW niet gemeld heeft dat zijn cliënt in staat van faillissement verkeerde. Anders dan de raad verklaart het hof de klacht ongegrond. De cliënt was op grond van artikel 25 lid 2 Fw bevoegd in de door klaagster aanhangig gemaakte procedure te verschijnen en verweerder mocht hem daarin ook bijstaan. Het voeren van verweer in die procedure diende het belang van de cliënt en was niet zinloos, omdat nog een niet bij voorbaat kansloze cassatieprocedure over de faillietverklaring aanhangig was. Verweerder mocht uitgaan van een meer dan theoretische mogelijkheid dat het faillissement vernietigd zou worden bij een herbeoordeling (ex nunc) door een verwijzingshof. Dat het faillissement uiteindelijk in werkelijkheid niet is vernietigd, doet hieraan niet af. Verweerder heeft de belangen van klaagster ook niet onnodig en op ontoelaatbare wijze geschaad door niet te melden dat zijn cliënt al voor het vestigen van het pandrecht failliet was verklaard. Daarbij is mede van belang dat het faillissement voor klaagster openbare informatie was en dat niet is gebleken dat klaagster er groot belang bij had om door verweerder te worden gewezen op het faillissement van de cliënt. Klaagster heeft ook niet kunnen toelichten wat zij in de procedure anders zou hebben gedaan als zij tijdens de procedure wel op het faillissement was gewezen. Voor het inhoudelijke oordeel van de rechter in deze procedure had informatie over het faillissement van de cliënt ook geen verschil gemaakt. Het gaat dus niet om informatie die aan de rechter gemeld had moeten worden omdat die wezenlijk is voor de oordeelsvorming van de rechter (HvD 5 juni 2009, Advocatenblad 20 augustus 2010).

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:218 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-063/AL/MN

    Klacht tegen advocaat van de wederpartij in familiegeschil. Verweerster mocht vanuit het partijdig belang van haar cliënt financiële informatie van klaagster in een gelijktijdig lopende alimentatieprocedure van een andere moeder tegen haar cliënt vermelden in de stukken, ook dat in die procedure nog geen alimentatie was vastgesteld. Verweerster had het BSN nummer van klaagster beter kunnen weglaten of doorstrepen, maar daarvan treft haar geen tuchtrechtelijk verwijt. Ook overigens heeft verweerster de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:187 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-479/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de bijstand van de eigen advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:148 Hof van Discipline 's Gravenhage 210343

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen advocaat van de wederpartij ongegrond. Verweerster had geen reden om vraagtekens te stellen bij de door haar in een procedure ingebrachte foto, waarop (ook) de minderjarige dochter van klager blijkt te staan. Het stond verweerster vrij  om het medisch dossier van klager te delen met haar medisch adviseur, die een eigen beroepsgeheim heeft.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:213 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-023/AL/GLD

    Klager heeft zich op de mogelijk laatste dag van de verzettermijn na een verstekvonnis tot verweerder gewend. De raad is gebleken dat verweerder zich tussen die intake en in de periode daarna niet ervan heeft vergewist of klager had begrepen onder welke omstandigheden verweerder alsnog verzet zou instellen en wat de risico's van de door verweerder voorgestelde aanpak waren (informeren bij de wederpartij naar de mogelijk eerdere aanvangsdatum van de verzettermijn). Dat had gezien de financiële gevolgen van het verstekvonnis voor klager wel van verweerder verwacht mogen worden. Gezien de aanwezige tijdsdruk had verweerder de opdracht niet moeten aannemen. Daarnaast heeft verweerder klager niet op deskundige wijze bijgestaan, onder meer door hoger beroep tegen het verstekvonnis in te stellen, terwijl dat niet mogelijk is. Ook heeft verweerder zijn zorgplicht voor klager verzaakt door niet in zijn belang te handelen en hem niet op de hoogte te houden van de voortgang. Ook is verweerder vaak onbereikbaar geweest voor klager. Daarnaast heeft verweerder excessief gedeclareerd. Hij heeft uren gedeclareerd voor werkzaamheden die hij niet voor klager had moeten verrichten omdat zij geen meerwaarde voor klager hadden. Na diens aansprakelijkstelling had verweerder uren moeten crediteren, ook voor niet door klager verzochte werkzaamheden, en daarover ook transparant moeten zijn. Berisping en toewijzing van artikel 48 lid 9 Aw.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:214 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-086/AL/GLD

    Klacht van advocaat en de cliënt als wederpartij van verweerder (voormalig advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar onjuiste informatie aan de rechtbank verstrekt op het B4-formulier. Verweerder heeft niet vooraf aan klagers gevraagd om instemming met het uitstelverzoek, dus had om die reden niet het B4-formulier (eenstemmig uitstelverzoek) mogen gebruiken. Door dat wel te doen en door in strijd met de waarheid aan te geven dat het een eerste uitstelverzoek betrof en een kopie aan de wederpartij was gestuurd, heeft verweerder de rechtbank onjuist geïnformeerd. Daarnaast heeft hij de procedure op oneigenlijke gronden vertraagd ten nadele van de wederpartij en heeft voor zijn handelen nooit excuses aangeboden. Verweerder heeft de onderlinge verhouding als advocaten verstoord en het vertrouwen van de wederpartij in de advocatuur geschaad. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:215 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-087/AL/GLD/D

    Dekenbezwaar. Verweerder is door zijn handelen niet alleen tekortgeschoten in zijn zorgplicht ex artikel 46 Aw richting cliënten en wederpartijen door het structureel niet of veel te laat te reageren op aan hem gerichte correspondentie, daarnaast heeft hij de deken langdurig belemmerd in haar toezichthoudende taak (regel 29) en is hij herhaalde toezeggingen aan de deken niet nagekomen. Die opstelling van verweerder jegens de deken geeft geen blijk van respect en gevoel voor onderlinge verhoudingen en de toezichthoudende en controlerende taak van de deken. Daarnaast heeft verweerder ondanks vele aanmaningen nagelaten de financiële bijdragen voor de jaren 2020 en 2021 te voldoen. Weliswaar heeft verweerder tijdens de zitting verklaard het foutieve van zijn handelen richting de deken in te zien, maar hij heeft al met al de raad er niet van kunnen overtuigen dat sprake is van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen. De gedane toezeggingen zijn niet alleen veel te laat gedaan, maar worden ook niet door enig handelen ondersteund. De raad komt tot het oordeel dat verweerder dusdanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, dat hij, ook heeft hij zichzelf al uitgeschreven, alsnog geschrapt moet worden van het tableau.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:216 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-357/AL/GLD

    Verweerder (voormalig advocaat) heeft geen stukken overgelegd waaruit door de raad kan worden afgeleid dat hij met klagers voldoende heeft gecommuniceerd over de financiële kant van de zaak (gedragsregel 16). Daarnaast heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Aw doordat hij in strijd met gedragsregel 19 zekerheden - anders dan in geld - van klagers heeft gevraagd voor betaling van zijn declaraties zonder daarover overleg met de deken te hebben gevoerd. Dat de auto van klager niet daadwerkelijk op zijn naam is gezet, doet aan het laakbare van het handelen van verweerder niet af. De overige klachten, dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden, klager op toevoegingsbasis had moeten bijstaan en op andere punten in zijn zorgplicht richting klagers is tekortgeschoten, zijn niet voldoende concreet onderbouwd. De verweten handelwijze van verweerder en de opstelling van verweerder tijdens de zitting, die geen inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen en juist het optreden van klager ter discussie stelde, is voor de raad ernstig. Omdat verweerder in zijn 19-jarige loopbaan als advocaat een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft, heeft de raad volstaan met de maatregel van een berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:146 Hof van Discipline 's Gravenhage 220178

    Klacht tegen advocaat wederpartij deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad. De klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters moeder. De eerste vier klachtonderdelen zien op handelen van verweerder waarover enkel zijn eigen cliënte kan klagen en daarom niet-ontvankelijk. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond omdat niet is gebleken dat verweerder persoonlijke informatie over klaagster gebruikt zonder doel of op ontoelaatbare wijze en omdat niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster heeft gekleineerd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:217 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-029/AL/MN

    Klager heeft in zijn hoedanigheid van faillissementscurator een klacht ingediend tegen verweerder. Hij heeft verweerder verweten de kernwaarde (financiële) integriteit te hebben geschonden door oneigenlijk gebruik te maken van de rekening van zijn kantoor. Naar het oordeel van de raad heeft klager tijdig geklaagd en wordt in zoverre ontvangen in zijn klacht. Klager wordt alsnog niet-ontvankelijk verklaard door de raad om de volgende redenen. Naar het oordeel van de raad heeft klager, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerder, onvoldoende toereikend toegelicht waarom de beklaagde gedragingen van verweerder van ruim vóór het faillissement van de failliet op 9 oktober 2019 rechtstreeks de vermogensrechtelijke belangen van de schuldeisers raken of kunnen raken. Het aan verweerder verweten handelen speelde zich af in 2017, in een jaar waarin verweerder niet als advocaat van de failliete BV is opgetreden. Uit de overgelegde correspondentie is de raad gebleken dat verweerder, binnen de grenzen van zijn beroepsgeheim, heeft geantwoord op vragen van de curator over de overboeking in 2017 door zijn cliënt van - een deel van het door klager genoemde totaalbedrag - de € 50.000,- vanuit de failliete BV naar zijn (kantoor)rekening. Verweerder heeft ook uitgelegd dat hij ter afwending van een faillissementsverzoek van zijn client dat bedrag na een minnelijke regeling daarna heeft doorbetaald aan de advocaat van de verzoeker van het faillissement van zijn cliënt. Het had naar het oordeel van de raad op de weg van klager gelegen, hetgeen ook van een professionele curator mag worden verwacht, om meer onderzoek te doen naar het in deze beklaagde handelen van verweerder alvorens hij deze klacht bij de deken had ingediend. Of verweerder in strijd met de Voda heeft gebankierd, is verder een vraag van algemeen belang waarover alleen de deken kan klagen.