Zoekresultaten 2051-2060 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:228 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-761/AL/MN

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Dat in de voorzittersbeslissing een selectie van de feiten is opgenomen, maakt nog niet dat deze beslissing op onjuiste of onvolledige feiten is gebaseerd.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:197 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-475/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klaagster is niet-ontvankelijk voor zover haar klacht zich richt op het handelen van verweerster voorafgaand aan 25 juli 2019. Verweerster heeft niet bedoeld te zeggen rechterlijke uitspraken te zullen negeren en heeft dit ook niet gedaan. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen, schending van de privacy, intimidatie of beschuldigingen. Niet gebleken dat verweerster onvoldoende professionele distantie heeft gehouden. Klachten kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:164 Hof van Discipline 's Gravenhage 230227

    Artikel 13 beklag ongegrond. Nadat het hof de deken opdracht heeft gegeven opnieuw te beslissen op het verzoek, heeft de deken opnieuw beslist en de gronden van zijn eerdere beslissing aangepast. Het hof volgt de deken in zijn beslissing dat de vordering tot vernietiging van een bindend advies van de Geschillencommissie advocatuur bij de kantonrechter ingediend kan worden. Een geschil kan immers niet aan de Geschillencommissie worden voorgelegd als de vordering hoger is dan 25.000 euro, de grens die ook gesteld wordt aan kantonzaken. Het ging in het geschil om een zaak waar klager toevoeging bij had ontvangen en waarvoor de schade hoogstens de eigen bijdrage voor de toevoeging bedraagt. Niet aangevoerd door klager noch gebleken is dat de vordering hoger is dan het grensbedrag voor kantonzaken. 

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:235 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-252/AL/OV/D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft in strijd met de regelgeving ‘gebankierd’  met derdengelden en bovendien - terwijl hij wel de beschikking had over een derdengeldrekening - met gebruikmaking van zijn kantoorrekening. Verweerder heeft met zijn handelen artikel 6.19 Voda, artikel 46 Advocatenwet geschonden en in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld. De raad rekent dat verweerder zwaar aan. Gelet op de ernst van dit handelen is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een berisping. In het nadeel van verweerder houdt de raad ook rekening met de omstandigheid dat verweerder recent eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Aan de andere kant houdt de raad er rekening mee dat het om een geïsoleerd incident lijkt te gaan en er geen sprake is geweest van eigen geldelijk gewin. Verder oordeelt de raad het positief dat verweerder zijn handelen en het verwijtbare daarvan heeft erkend. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat als laatste waarschuwing de oplegging van een geheel voorwaardelijke schorsing van zes weken passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:229 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-920/AL/MN

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:198 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-522/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over curator deels niet-ontvankelijk vanwege tijdverloop en voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:159 Hof van Discipline 's Gravenhage 220098

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening en over de communicatie in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:155 Hof van Discipline 's Gravenhage 220172

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager heeft zijn klacht zowel als privépersoon, als in de hoedanigheid van voorzitter van de Stichting ingediend. Blijkens uittreksel KVK is klager geen voorzitter van de stichting, maar voorzitter van de Raad van Toezicht van de Stichting. Nu klager geen voorzitter is van de Stichting en het hof in het dossier ook geen machtiging heeft aangetroffen, is de klacht van klager, voor zover die door of namens de stichting is ingediend, niet-ontvankelijk. Klager is voorts niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover het hoger beroep is gericht tegen de door de raad gegrond bevonden klachtonderdelen, zonder oplegging van een maatregel. Op de voet van art. 56 eerste lid van de Advocatenwet staat daartegen geen beroep open. Dit geldt onverkort, ook voor zover klager daarmee beoogt op te komen tegen de beslissing van de raad om geen maatregel op te leggen, nu (de hoogte van) een eventueel op te leggen maatregel ter beoordeling staat van het hof. Bevestiging beslissing van de raad voor het overige, nu klager in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die hiertoe zouden nopen. Misbruik van recht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5391

    Gegronde klacht tegen een psychiater. Klagers hebben over de verdachte in een strafzaak waarvoor veel maatschappelijke belangstelling bestaat, gezamenlijk een Pro Justitia (PJ)-rapport opgemaakt. Verweerder heeft zich in een artikel in een landelijk dagblad kritisch over dit rapport van klagers uitgelaten. Volgens klagers heeft hij zich daarbij onprofessioneel, onjuist, onzorgvuldig en oncollegiaal over hen en hun werk uitgelaten. Klagers zijn ontvankelijk in hun klacht, het handelen van verweerder kan worden beoordeeld onder de tweede tuchtnorm. Het college komt tot het oordeel dat verweerder als psychiater niet respectvol en onvoldoende zorgvuldig jegens klagers heeft gehandeld. Hij had niet mogen instemmen met de publicatie van zijn uitspraken in de huidige formulering, zonder nadere toelichting en zonder genuanceerdere informatie. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Gelet op de deskundigheid van verweerder op het gebied van de forensische psychiatrie en PJ-rapportage, en op zijn positie als hoogleraar mag van hem worden verwacht dat hij zich goed bewust is van de implicaties van zijn uitspraken in openbare publicaties als het onderhavige krantenartikel. Deze kunnen niet worden beschouwd als een ongelukkige vergissing. Uit de e-mailwisseling en het gesprek met klagers na de publicatie is ook gebleken dat daarvan geen sprake is geweest. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:156 Hof van Discipline 's Gravenhage 220230

    Bekrachtiging beslissing raad. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder is pas later bij de zaak van klager betrokken geraakt. Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende deskundig was. Hof stelt vast dat verweerder op de website van het kantoor melding maakt van de rechtsgebieden waarin hij werkzaam is. Ook op de website van de NOvA staan de rechtsgebieden vermeld waarin verweerder gespecialiseerd is. Verweerder heeft hiermee voldaan aan art. 7.4 lid 2 onder 9 en 6.32 van de Voda. Alle klachtonderdelen ongegrond verklaard. Klager niet-ontvankelijk voor zover hij in hoger beroep nieuwe klachten opwerpt.