Zoekresultaten 19921-19930 van de 44954 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:229 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-242/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Een advocaat is niet gehouden om zijn werkzaamheden voort te zetten indien een cliënt niet voldoet aan zijn betalingsverplichtingen jegens de advocaat. De voorzitter is van oordeel dat verweerster bij het beëindigen van haar werkzaamheden voor klager de benodigde zorgvuldigheid in acht heeft genomen. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stelling dat verweerster is tekortgeschoten in de door haar verleende rechtsbijstand. Verweerster heeft naar het oordeel van de voorzitter zorgvuldig gehandeld door aan de hand van bestudering van de stukken uit het dossier een second opinion te adviseren. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:217 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-319/DH/DH

    Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:218 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-259/DH/RO

    Verweerster heeft in 2016 als bijzonder curator van de minderjarige dochter van klaagster opgetreden, nadat zij klaagster in de periode van 2007 tot 2009 als BOPZ-advocaat had bijgestaan. Het was wellicht verstandiger geweest indien verweerster niet als bijzonder curator van de dochter van klaagster was opgetreden, maar de raad acht dit in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Zo heeft verweerster klaagster bij aanvang van haar aanstelling als bijzonder curator uitgebreid geïnformeerd over die rol. Klaagster heeft vervolgens expliciet ingestemd met het optreden van verweerster als bijzonder curator. Voorts is niet uit het klachtdossier gebleken dat verweerster als bijzonder curator onverdedigbare of onbegrijpelijke afwegingen heeft gemaakt. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:219 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-497/DH/RO

    Verweerder heeft op verzoek van zijn cliënte - de ex-echtgenote van klager - met de minderjarige kinderen (11 en 12 jaar oud) van klager gesproken. Hij heeft daardoor onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Reeds vanwege de jeugdige leeftijd van beide kinderen en vanwege de spanningen rond de omgangsregeling tussen klager en diens ex-echtgenote, had verweerder van een gesprek met die kinderen moeten afzien. Daar komt bij dat verweerder klager niet op voorhand in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om met de minderjarige kinderen in gesprek te gaan - laat staan dat hij daarvoor toestemming van klager heeft gevraagd. Verweerder heeft door aldus te handelen de belangen van klager en mogelijk ook die van de kinderen geschaad. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-099

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Er bestaat naar het oordeel van het College geen reden voor de vaststelling dat de bedrijfsarts de situatie van klaagster onjuist heeft ingeschat. In geval een bedrijfsarts vaststelt dat geen sprake is van arbeidsongeschiktheid op een medische grondslag, is het aan de werkgever en de werknemer in overleg te komen tot hervatting van werkzaamheden in eigen dan wel ander werk of een andere oplossing. Er is sprake van slordigheden in de dossiervoering, maar niet van dien aard dat deze van tuchtrechtelijke aard zijn. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-297

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager en de bedrijfsarts verschillen in mening over hetgeen is gezegd tijdens het spreekuurcontact, waardoor naar het oordeel van het College het medisch dossier een in voldoende mate objectief aanknopingspunt is voor de stelling van de bedrijfsarts. Een bedrijfsarts kan en mag uitgaan van de mededeling van de werknemer van de diagnose en die door de behandelaar is gesteld. De vroege aanvinking van de CAS-code in het digitale dossier van klager is onbedoeld blijven staan in de informatie die de bedrijfsarts heeft vertrekt ten behoeve van de WIA-aanvraag. Dit is onhandig geweest, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de bedrijfsarts ondeskundig heeft geadviseerd ten behoeve van het expertiseonderzoek naar klagers belastbaarheid. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:221 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-624/DH/DH

    Dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft gedragsregel 37 geschonden door geen gevolg te geven aan verzoeken van de deken. Daarnaast heeft hij niet voldaan aan zijn verplichting als bedoeld in artikel 6.5 lid 1 onder b Voda en heeft hij de financiële bijdrage aan de NOvA over het jaar 2017 niet tijdig voldaan. Bij beslissing van 4 juli 2016 onder nummer 15-462/DH/DH heeft de raad aan verweerder een waarschuwing opgelegd omdat hij onvoldoende had gereageerd op verzoeken van de deken en niet tijdig had voldaan aan zijn betalingsverplichting aan de lokale Orde. Verweerder heeft klaarblijkelijk niets van deze veroordeling geleerd. De raad legt daarom een geheel voorwaardelijke schorsing van 4 weken op, met een proeftijd van 2 jaar. De inzagetermijn als bedoeld in artikel 8a lid 3 Advocatenwet wordt verkort tot twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-057

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Niet is gebleken dat de conclusie van de bedrijfsarts dat sprake is van een arbeidsconflict, niet juist zou zijn. Dat klager ten onrechte is uitgenodigd voor een consult terwijl dit ook telefonisch kon, is niet aan de bedrijfsarts te wijten. Wat betreft het verwijt dat de bedrijfsarts de inhoud van een brief niet vooraf met klager heeft besproken oordeelt het College dat het de voorkeur had verdiend dat de bedrijfsarts dat wel had gedaan maar dat dit in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, omdat de bedrijfsarts wel zijn voorlopige bevindingen met klager heeft gedeeld, welke gelijk zijn aan de definitieve. Ook kan niet worden gesteld de bedrijfsarts zijn beroepsgeheim zou hebben geschonden. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-075

    Ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Niet is gebleken dat de bedrijfsarts de richtlijnen die geldend zijn voor de beroepsgroep bedrijfsartsen niet heeft nageleefd. Evenmin is gebleken dat de bedrijfsarts een onjuiste c.q. geen diagnose heeft gesteld. Dat de bedrijfsarts meer algemeen onvolledige en onjuiste rapportages en verklaringen heeft afgegeven is niet aannemelijk geworden. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:218 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170168

    Bekrachtiging van de beslissing van de raad.