Zoekresultaten 19761-19770 van de 45242 resultaten
-
ECLI:NL:TGZREIN:2018:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17155
- Datum publicatie: 10-01-2018
- Datum uitspraak: 10-01-2018
- ECLI:NL:TGZREIN:2018:2
Ond anks het zich voordoen van een alarmsymptoom en ondanks afspraken heeft de gynaecoloog geen enkel signaal ontvangen dat het met de moeder en/of het ongeboren kind niet goed zou gaan. De begeleiding van de moeder was in handen gelegd van een klinisch verloskundige. Eindverantwoordelijkheid van de weekgynaecoloog gaat niet zover dat, wanneer andere bij de behandeling van de patiënt betrokken zorgverleners in afwijking van gemaakte afspraken handelen, deze als supervisor hiervoor nog een eigen verantwoordelijkheid draagt. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2017:221 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/623287 / DW RK 17/108
- Datum publicatie: 10-01-2018
- Datum uitspraak: 04-07-2017
- ECLI:NL:TGDKG:2017:221
Beslissing op verzet. De kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. Verzet gegrond verklaard. Ten onrechte (tweede) adresverificatie verricht en in rekening gebracht. Klacht gegrond verklaard en maatregel van waarschuwing opgelegd. Hoger beroep ingesteld.
-
ECLI:NL:TGZRGRO:2018:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/120
- Datum publicatie: 10-01-2018
- Datum uitspraak: 09-01-2018
- ECLI:NL:TGZRGRO:2018:3
Klacht tegen huisarts. Verweerster, destijds werkzaam in het weekend op de dokterdienst, heeft klager gezien naar aanleiding van pijn in zijn been. Haar wordt verweten ten onrechte de door de eigen huisarts van klager gestelde diagnose diepe venueze trombose te hebben gevolgd. Hierdoor werd onnodig laat geconstateerd dat deze diagnose niet juist was en klager – in plaats daarvan – een hematoom in zijn been had. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRGRO:2018:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/121
- Datum publicatie: 10-01-2018
- Datum uitspraak: 09-01-2018
- ECLI:NL:TGZRGRO:2018:4
Klacht tegen huisarts. Verweerster, destijds werkzaam in het weekend op de dokterdienst, heeft telefonisch contact met klager gehad naar aanleiding van pijn in zijn been. Haar wordt verweten ten onrechte de door de eigen huisarts van klager gestelde diagnose diepe venueze trombose te hebben gevolgd. Hierdoor werd onnodig laat geconstateerd dat deze diagnose niet juist was en klager – in plaats daarvan – een hematoom in zijn been had. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2018:1 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1052
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 08-01-2018
- ECLI:NL:TADRARL:2018:1
Dekenbezwaar tegen 4 advocaten van hetzelfde advocatenkantoor, waarvan 2 in hun hoedanigheid van (advocaat)bestuurder, over de gevolgen van het door het kantoor in 2013 opgerichte massaclaimstichting in verband met aardbevingsschade aan onroerende zaken door de gaswinning door de NAM in de provincie Groningen. De deken heeft tijdig zijn dekenklacht tegen verweerders ingediend ex art. 46g aanhef en onder a Advocatenwet. Eveneens is de deken naar het oordeel van de raad ontvankelijk in zijn dekenbezwaar tegen de 2 advocaten in de zin van art. 46f Advocatenwet, nu ook zij via de contactpersoon van de deken (een van de bestuurders) als advocaat/partners op de hoogte moeten zijn geweest van het gestarte dekenonderzoek naar de volgens de deken ontoelaatbare financiële constructie van het advocatenkantoor en zij schriftelijk op de hoogte zijn gebracht van het dekenbezwaar jegens hen. Het (bestuur van het) advocatenkantoor heeft naar het oordeel van de raad het in deze toepasselijke art. 2 lid 1 van de Verordening op de praktijkuitoefening geschonden, alsmede gedragsregel 25 lid 2, door het maken van resultaatafhankelijke vergoeding met de cliënten van het kantoor, tevens deelnemers in een massaclaimstichting. Door de ontoelaatbaar geoordeelde no cure no pay constructie kan door het kantoor meer gewicht worden toegekend aan het (financiële) belang van het kantoor, wat weer kan resulteren in een belangenconflict met de cliënten. Daarnaast oordeelt de raad dat het advocatenkantoor in de overeenkomsten met de cliënten diverse andere gedragsregels heeft geschonden (oa 23 lid 1 en 28 lid 2). De raad is van oordeel dat de 2 advocaat -bestuurders van het kantoor door de inhoud van de verschillende overeenkomsten met zowel de cliënten als met de de stichting en wegens hun door de raad vastgestelde te nauwe betrokkenheid bij de overeenkomst tussen de stichting en de deelnemers zich zodanig hebben gedragen dat zij daarmee het vertrouwen in de advocatuur hebben geschaad en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Daarnaast is de raad van oordeel dat de door het (bestuur van het) advocatenkantoor toegepaste constructie als een samenstel van 3 overeenkomsten moet worden beschouwd, welke 3 overeenkomsten, in samenhang beschouwd, in strijd met het geldende no cure no pay verbod zijn en potentieel met zich brengen dat het advocatenkantoor daarmee de kernwaarden van onafhankelijkheid ten opzichte van de cliënten en ten opzichte van de stichting, en de kernwaarde van integriteit ex art. 10a Advocatenwet schenden. Ook dat wordt de 2 advocaat-bestuurders tuchtrechtelijk verweten. Naar het oordeel van de raad geldt hetgeen ten aanzien van de 2 advocaat-bestuurders is overwogen in beginsel (indirect) ook voor de 2 advocaten-partners die daarvan financieel meeprofiteren. Daarnaast wordt het de 2 advocaten tuchtrechtelijk verweten dat zij, indirect, aan de verboden financiële constructie hebben meegewerkt door voor de deelnemers van de stichting als advocaat in de schadezaak op te treden. Vanuit hun eigen verantwoordelijkheid hadden zij hun medewerking aan die ontoelaatbare constructie dienen te onthouden door zich terug te trekken als advocaat. Aldus hebben de 2 advocaten niet gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt ex art. 46 Advocatenwet. Dekenbezwaar gegrond jegens de 4 advocaten. Berisping voor ieder. Proceskostenveroordeling voor NovA van € 2.500,-.
-
ECLI:NL:TGDKG:2017:217 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 599.16
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 24-10-2017
- ECLI:NL:TGDKG:2017:217
verzet niet ontvankelijk, te laat ingediend
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:4 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.171
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 09-01-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:4
Klacht tegen uroloog. Klager is vanwege pijn in de rug en buik en bloed in de urine in verschillende ziekenhuizen behandeld. De klacht houdt in dat de uroloog in het kader van een second opinion heeft nagelaten relatief eenvoudig onderzoek te doen en (daardoor) een juiste diagnose te stellen. Verder verwijt klager de uroloog dat hij hem onvoldoende heeft voorgelicht over zijn mogelijke aandoening en hij door zijn handelen enige jaren pijn heeft gehad en maatschappelijk niet goed heeft kunnen functioneren. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager in zijn nieuwe klacht niet-ontvankelijk en verwerpt het beroep voor het overige.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2018:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-185a
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 09-01-2018
- ECLI:NL:TGZRSGR:2018:4
Ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts had niet kunnen of moeten voorzien dat patiënte diezelfde nacht nog zou komen te overlijden, ook was niet te voorspellen hoe het uiteindelijke stervensproces zou verlopen. Dat de huisarts geen aanleiding of noodzaak zag om alle mogelijke scenario’s met klager te bespreken is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook terecht dat de huisarts geen medicatie heeft voorgeschreven omdat er geen indicatie was. Klacht afgewezen.
-
ECLI:NL:TGZRSGR:2018:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-170
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 09-01-2018
- ECLI:NL:TGZRSGR:2018:12
Deels gegronde klacht (zonder oplegging van een maatregel) tegen een huisarts. Gelet op de door de moeder (klaagster) ondertekende machtiging mocht de huisarts redelijkerwijs ervan uitgaan dat de moeder hem, als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarige dochter, toestemming gaf voor doorbreking van zijn beroepsgeheim aan de Raad voor de Kinderbescherming ten aanzien van zijn patiënte (de minderjarige dochter van klaagster). Daarmee was de huisarts echter niet ontslagen uit de verplichting tot geheimhouding ten aanzien van het gesprek over de problemen van de moeder en vader zelf. Geen toestemming verkregen en geen sprake van rechtmatige doorbreking van het beroepsgeheim op grond van de KNMG Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Klacht deels gegrond, maar het College ziet dat de huisarts heeft gehandeld met goede intenties en de geldende wet- en regelgeving biedt de beroepsbeoefenaar weinig duidelijkheid over het te hanteren beoordelingskader wanneer hem door een instantie als de RvdK om informatie betreffende een patiënt wordt gevraagd. Geen maatregel.
-
ECLI:NL:TNORARL:2017:52 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/321696 KL RK 17-67
- Datum publicatie: 09-01-2018
- Datum uitspraak: 06-12-2017
- ECLI:NL:TNORARL:2017:52
Bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager, heeft zijn broer een brief overgelegd waarin vader een vordering kwijtscheldt aan de broer. Het origineel van deze brief heeft de broer bij de notaris afgegeven. Klager betwist de handtekening van vader onder de brief en wil deze laten onderzoeken door het NFO. De notaris wil alleen aan dit onderzoek meewerken met toestemming van de broer. Klager verwijt de notaris dat zij weigert om zonder toestemming van de broer mee te werken aan het onderzoek door het NFO naar de handtekening van vader onder de brief. Hierdoor stelt de notaris zich afhankelijk en onkundig op. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd kan worden vastgesteld dat de brief eigendom is van de broer. De broer heeft immers het origineel van de brief, op verzoek van klager, afgegeven bij de notaris. Dan is het ook aan de broer om te bepalen of de brief mag worden onderzocht door derden. Dat de broer toestemming heeft gegeven voor het onderzoek door het NFO is niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet klachtwaardig gehandeld door zich op het standpunt te stellen dat zij zonder de toestemming van de broer niet kan meewerken aan het onderzoek van het NFO.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 1976
- Pagina: 1977
- Pagina: 1978
- ...
- Pagina: 4525
- Volgende pagina zoekresultaten