ECLI:NL:TNORARL:2017:52 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/321696 KL RK 17-67

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:52
Datum uitspraak: 06-12-2017
Datum publicatie: 09-01-2018
Zaaknummer(s): C/05/321696 KL RK 17-67
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Bij de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager, heeft zijn broer een brief overgelegd waarin vader een vordering kwijtscheldt aan de broer. Het origineel van deze brief heeft de broer bij de notaris afgegeven. Klager betwist de handtekening van vader onder de brief en wil deze laten onderzoeken door het NFO. De notaris wil alleen aan dit onderzoek meewerken met toestemming van de broer. Klager verwijt de notaris dat zij weigert om zonder toestemming van de broer mee te werken aan het onderzoek door het NFO naar de handtekening van vader onder de brief. Hierdoor stelt de notaris zich afhankelijk en onkundig op.   De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd kan worden vastgesteld dat de brief eigendom is van de broer. De broer heeft immers het origineel van de brief, op verzoek van klager, afgegeven bij de notaris. Dan is het ook aan de broer om te bepalen of de brief mag worden onderzocht door derden. Dat de broer toestemming heeft gegeven voor het onderzoek door het NFO is niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet klachtwaardig gehandeld door zich op het standpunt te stellen dat zij zonder de toestemming van de broer niet kan meewerken aan het onderzoek van het NFO.    

 

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk: C/05/321696 / KL RK 17-67

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ]

wonende te [ woonplaats ],

klager

tegen

[ naam notaris ]

notaris te [ vestigingsplaats ]

gemachtigde: mr. B. Haaijer

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 8 juni 2017;

-          het verweer van de notaris, met bijlagen, van 3 juli 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 1 november 2017 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris en haar gemachtigde anderzijds. Door klager is ter zitting een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

2.1 De vader van klager, de heer [ naam vader ] (hierna te noemen: vader), is op 8 januari 2015 overleden. Vader heeft in zijn testament de notaris benoemd tot executeur. De erfgenamen in de nalatenschap van vader zijn klager en zijn broer, de heer [ naam broer ] (hierna te noemen: de broer).

2.2 Tussen klager en de broer is onenigheid ontstaan met betrekking tot schenkingen die door vader zijn gedaan. Klager en de broer hebben de notaris opdracht gegeven die schenkingen te onderzoeken.

2.3 De broer heeft tijdens een bespreking in augustus 2015 tussen hem, de notaris en klager een kopie van een brief van 3 april 2011 (hierna te noemen: de brief) overgelegd. De brief is afkomstig van vader en gericht aan de (besloten vennootschap van de) broer. In de brief heeft vader aan de broer, door gedeeltelijke kwijtschelding van een schuld die de broer bij vader had, een bedrag van € 30.000,- geschonken. Klager wenste dat de broer het origineel van de brief aan de notaris zou overleggen. Het origineel van de brief is vervolgens door de broer op het kantoor van de notaris afgegeven.

2.4 Na afronding van het onderzoek naar de schenkingen heeft de notaris op basis van de aangeleverde stukken de aangifte erfbelasting opgemaakt. Bij e-mail van 5 november 2015 heeft de notaris aan klager en de broer de aangifte en het verrichte onderzoek naar de schenkingen toegelicht. Bij die toelichting heeft de notaris de brief vermeld en heeft daarbij aangegeven dat de brief bij zowel klager als de broer bekend was. Klager heeft de bij de

e-mail van 5 november 2015 gevoegde akkoordverklaring op dezelfde datum ondertekend.

2.5 Klager betwist dat de handtekening van vader onder de brief echt is. Daarom heeft klager het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna te noemen: NFO) verzocht om op zijn kosten de echtheid van de handtekening van vader onder de brief te onderzoeken. Voor dit onderzoek heeft het NFO het origineel van de brief nodig dat zich bij de notaris bevindt.

2.6 Op 7 januari 2016 heeft de notaris een brief van de advocaat van klager ontvangen. In die brief heeft de advocaat aan de notaris gevraagd of zij haar standpunt handhaaft dat zij alleen meewerkt aan het door klager gewenste onderzoek als de rechtbank haar daartoe verplicht.

2.7 De notaris heeft per e-mail van 8 januari 2016 de advocaat van klager geantwoord. Zij heeft aangegeven dat zij alleen aan het verzoek van klager kan meewerken als zij van beide erfgenamen toestemming heeft. Vervolgens heeft zij aangegeven dat klager niet wil dat zij de broer om toestemming vraagt. Daarom kan de notaris alleen aan het verzoek meewerken als zij hiervoor opdracht krijgt van een rechter.

2.8 Bij vonnis in kort geding van 29 april 2016 van de rechtbank Noord-Nederland is een vordering van klager ertoe strekkende de broer te veroordelen onvoorwaardelijk mee te werken aan het door klager gewenste onderzoek door het NFO door aan de notaris toestemming te verlenen mee te werken aan dit onderzoek op haar kantoor, afgewezen.

2.9 Op 20 mei 2016 heeft klager de notaris nogmaals verzocht de brief in te zien en te laten onderzoeken. Per e-mailbericht van gelijke datum heeft de notaris aan klager aangegeven dat hij zelf de brief op kantoor kan inzien. Het onderzoek door het NFO kan echter alleen plaatsvinden met toestemming van de broer of een uitspraak hierover van de rechter. Klager heeft vervolgens dezelfde dag aangegeven van de afspraak af te willen zien.

2.10 In zijn brief van 20 december 2016 heeft klager aan de notaris geschreven dat hij de handtekening van vader onder de brief betwist. Tevens heeft hij in die brief aangegeven dat zolang de echtheid van de handtekening van vader onder de brief niet is onderzocht, hij weigert de akkoordverklaring voor verdeling van het resterende saldo van de nalatenschap van vader te ondertekenen.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris dat zij weigert om zonder toestemming van de broer mee te werken aan het onderzoek door het NFO naar de handtekening van vader onder de brief. Hierdoor stelt de notaris zich afhankelijk en onkundig op. Klager schrijft tevens in zijn klachtbrief dat hij de KNB heeft aangeschreven over deze kwestie, maar dat het mediationtraject is mislukt omdat de notaris niet reageerde op verzoeken van de KNB.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De notaris heeft in haar verweer geschreven dat zij van mening is dat zij zonder toestemming van de broer de brief niet aan derden mag tonen en/of meegeven. Dit zou in strijd zijn met haar geheimhoudingsplicht zoals verankerd in artikel 22 Wna. Het onderzoek van het NFO kan alleen plaatsvinden met toestemming van de broer of een uitspraak hierover van de rechter.

4.3 Ter zitting heeft klager verklaard dat hij direct bij de bespreking in augustus 2015 tussen hem, de notaris en de broer de echtheid van de handtekening van vader onder de brief heeft betwist. De notaris heeft verklaard dat klager wenste dat de broer het origineel van de brief zou overleggen. De notaris kan zich niet herinneren dat de broer de echtheid van de handtekening ten tijde van de bespreking in augustus 2015 heeft betwist. De notaris heeft ter zitting verklaard dat zij pas in januari 2016, ná het door klager voor akkoord ondertekenen van het verdelingsoverzicht, op de hoogte is gesteld dat klager de handtekening van vader onder de brief betwist.

4.4 Ter zitting heeft klager gesteld dat de broer op 3 februari 2015 toestemming heeft gegeven om de brief te laten controleren. Klager heeft verklaard dat hij een e-mail van de advocaat van de broer heeft gekregen, en dat hij deze e-mail heeft doorgestuurd naar de notaris. De notaris heeft deze stelling betwist. Zij stelt dat zij geen e-mail in haar bezit heeft waaruit de toestemming van de broer blijkt. Zij heeft enkel een brief in haar bezit waaruit blijkt dat de broer geen toestemming geeft. De notaris stelt dat voor zover de broer al toestemming zou hebben gegeven, deze later is ingetrokken.

4.5 De kamer overweegt als volgt. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd kan worden vastgesteld dat de brief eigendom is van de broer. De broer heeft immers het origineel van de brief, op verzoek van klager, afgegeven bij de notaris. Dan is het ook aan de broer om te bepalen of de brief mag worden onderzocht door derden. Dat de broer toestemming heeft gegeven voor het onderzoek door het NFO is niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet klachtwaardig gehandeld door zich op het standpunt te stellen dat zij zonder de toestemming van de broer niet kan meewerken aan het onderzoek van het NFO. De kamer zal de klacht op dit punt ongegrond verklaren.

4.6 Voorts schrijft de notaris in haar verweer dat zij in maart 2017 van de KNB een brief heeft ontvangen met het verzoek standpunten over de klacht uit te wisselen. De notaris was van plan hierop te reageren, maar heeft dit niet gedaan. De notaris biedt hiervoor haar excuses aan klager en de kamer aan. Tevens geeft zij aan dat als zij wel zou hebben gereageerd, zij zich op hetzelfde standpunt als verwoord onder 4.2 zou hebben gesteld.

4.7 Voor zover het feit dat de notaris niet heeft gereageerd op het bemiddelingsverzoek van de KNB onderdeel uitmaakt van de klacht, overweegt de kamer als volgt. Hoewel het de notaris niet siert dat zij niet heeft gereageerd op het bemiddelingsverzoek, heeft de notaris daarmee naar het oordeel van de kamer niet klachtwaardig gehandeld. Bovendien heeft de notaris haar excuses aangeboden.

4.8 Voor zover de klager twijfelt aan de afhankelijkheid en kundigheid van de notaris, heeft de notaris in haar verweer geschreven dat zij op verzoek van klager en zijn broer onderzoek heeft gedaan naar schenkingen door vader. Klager heeft in eerdere e-mailcorrespondentie de notaris als onafhankelijk persoon aangewezen om dit uit te zoeken. Hierbij spreekt klager zijn vertrouwen uit over het optreden van de notaris. Tijdens de afwikkeling van de nalatenschap heeft de notaris niet het gevoel gekregen van klager dat hij aan haar onafhankelijkheid of kundigheid twijfelde. De notaris stelt dat zij zich gedurende de afwikkeling van de nalatenschap van vader onafhankelijk heeft opgesteld.

4.9 Voor zover klager zich beklaagt over de onafhankelijkheid en kundigheid van de notaris, overweegt de kamer als volgt. Uit hetgeen over en weer door partijen is aangevoerd, is niet gebleken dat de notaris zich niet onafhankelijk of kundig heeft opgesteld. In het bijzonder de feiten die klager ter onderbouwing van zijn klacht heeft aangevoerd, kunnen ook niet tot die conclusie leiden. De notaris treft op dit punt geen verwijt.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. C.J.M. Hendriks,

mr. K.H.H.J. Kuhlmann, mr. J.T.J. Heijstek en mr. V. Oostra, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.