Zoekresultaten 19591-19600 van de 42643 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-163b

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Geen onjuiste behandeling / achterwege blijven van zorg bij patiënte in laatste levensfase. Voortzetten van medicatiebeleid van haar collega-huisarts, d.w.z. aanpassen van medicatie afhankelijk van de optredende klachten door (terminaal) hartfalen in combinatie met nierinsufficiëntie ontmoet geen bedenkingen. Er kan niet gezegd worden dat er te zware pijnmedicatie is voorgeschreven. Geen aanwijzingen van onjuist handelen bij de zorg voor decubitus en geen verwijt te maken over de communicatie. Klacht afgewezen.   

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.175

      De klacht is gericht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij ten onrechte de diagnose gekneusde rib heeft gesteld bij patiënte, klaagsters zus. Patiënte is kort daarna overleden aan een longontsteking. Regionaal College heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. De huisarts komt in beroep; dit wordt verworpen. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege had de huisarts meer onderzoek moeten doen. Bij de beoordeling van de medische klachten van patiënte - die gediagnosticeerd was met uitgezaaide longkanker en chemokuren had ondergaan - was kennis over de datum van de meest recente chemokuur een zeer belangrijk gegeven. Hij had moeten doorvragen naar de datum dan wel contact moeten opnemen met de hoofdbehandelaar om hierover duidelijkheid te verkrijgen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:78 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.302

      Klacht tegen gynaecoloog. Verweerster, destijds arts-assistent, heeft bij klaagster een sterilisatie verricht. Enkele weken na de ingreep bleek klaagster zwanger. Klaagster verwijt verweerster dat zij de ingreep niet goed heeft uitgevoerd en dat zij klaagster onvoldoende over de ingreep heeft geïnformeerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het beroep van klaagster wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:46 Raad van Discipline Amsterdam 16-670/A/A

    Gegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft in geen enkel opzicht de geldende regels gerespecteerd die gelden voor het maken van een afspraak omtrent een resultaatgerelateerde beloning en het verrekenen van derdengelden. Daarnaast heeft hij twee van de drie (omvangrijke) declaraties in het geheel niet gespecificeerd. Schorsing voor de duur van 26 weken, waarvan 13 weken voorwaardelijk. De raad legt tevens een bijzondere voorwaarde op, namelijk terugbetaling van een bedrag aan klager van € 12.500,-.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:37 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170009

    Hoger beroep tegen de door de raad op voet van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang toegewezen schorsing in de praktijk voor onbepaalde tijd. Gelet op de uitspraak van het hof van 6 maart 2017 in zaak 160280, waarin het tegen verweerder ingediende dekenbezwaar gegrond is verklaard en de maatregel van schrapping is opgelegd, heeft de maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd geen effect en dient het te worden opgeheven. Het hof oordeelt dat de raad terecht toepassing heeft gegeven aan artikel 60b Aw.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.182

      Klacht tegen gynaecoloog. Het dochtertje van klagers is kort na de bevalling overleden. Klagers verwijten verweerder dat hij onvoldoende regie heeft gehouden rondom de bevalling en dat er sprake was van gebrekkige nazorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de gebrekkige regie gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de gynaecoloog niet tekort is geschoten in de regievoering en verklaart de klacht in zijn geheel ongegrond. De beslissing waarvan beroep wordt vernietigd, waarmee de maatregel van berisping komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.122

      Klacht tegen gynaecoloog. Verweerster heeft bij klaagster een hysteroscopische myoomresectie verricht. Tijdens de ingreep ontstond een perforatie van de uterus waarna de ingreep is gestaakt. Na de ingreep hield klaagster klachten en na een aanvankelijk expectatief beleid is door een collega van verweerster een diagnostische laparoscopie uitgevoerd waarbij een laesie van het sigmoïd werd aangetroffen. Het beschadigde deel van de darm is verwijderd en er is een tijdelijk stoma aangelegd. Klaagster verwijt verweerster - kort gezegd - dat zij de myoomresectie niet goed heeft uitgevoerd en dat zij na de ingreep te laat heeft ingegrepen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen; het beroep van klaagster wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:47 Raad van Discipline Amsterdam 16-1030/A/A

    Ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Niet gebleken van enige bedoeling van verweerder om klager ertoe te bewegen zijn bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering op te lichten.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:48 Raad van Discipline Amsterdam 16-970/A/A

    Ongegronde klacht over advocaat wederpartij. Verweerder heeft de vereiste duidelijkheid over de hoedanigheid waarin hij optreedt aan klaagster verschaft. Geen sprake van schending van het beginsel van “fair play”.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-226

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een anesthesioloog.  De anesthesioloog raakte betrokken bij de behandeling van een terminale patiënt met wie hij jarenlang bevriend was door hem in crisissituaties van morfine te voorzien.  De anesthesioloog heeft de huisarts van de patiënt hierover niet geïnformeerd, nu de patiënt hiervoor geen toestemming had gegeven. De anesthesioloog was gebonden aan zijn beroepsgeheim, ook jegens de huisarts, maar dit betekent niet dat de huisarts helemaal niet geïnformeerd kon of moest worden door de anesthesioloog. Uitgangspunt is dat wordt samengewerkt, dan wel tenminste wordt geïnformeerd, wanneer sprake is van gelijktijdige behandeling door verschillende behandelaren. De anesthesioloog had moeten zoeken naar een manier om informatie aan de huisarts te verstrekken zonder het beroepsgeheim te schenden, dan wel naar een handelswijze om de bestaande situatie te doorbreken. Dit laatste heeft de anesthesioloog in onvoldoende mate gedaan. Mogelijk heeft daarbij zijn vriendschap met patiënt een rol gespeeld. Waarschuwing.