Zoekresultaten 19521-19530 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-083c

      Ongegronde klacht tegen een chirurg-intensivist. Patiënt overleden na een TEM-procedure uitgevoerd onder spinaal anesthesie. Verwijt dat is verzuimd te bellen toen het niet goed ging met patiënt. Het valt verweerster niet te verwijten dat ze na aankomst in het ziekenhuis eerst zelf de medische situatie van patiënt heeft willen beoordelen en betrokken bleef bij de start van de reanimatie. Kort daarna, nog tijdens de reanimatie is de familie alsnog telefonisch geïnformeerd. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.279

      Klacht tegen KNO-arts. De klacht betreft de behandeling van het zoontje van klaagster. Op 18 juli 2013 is het zoontje van klaagster door verweerder (KNO-arts) geopereerd aan zijn neus- en keelamandelen. Een maand later werd een stilstaande linker stemband en een gedeeltelijk stilstaande  rechterstemband geconstateerd. Bij aanvullend onderzoek bleek sprake te zijn van littekenweefsel bij de stembanden. Klaagster verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens en na de operatie waardoor haar zoontje ernstig blijvend letsel heeft opgelopen, dat een andere operatie heeft plaatsgevonden dan vooraf met klaagster was besproken, dat hij niet heeft meegedeeld dat tijdens de operatie een fout/complicatie heeft plaatsgevonden en dat klaagster vooraf niet is ingelicht over de aan de operatie verbonden risico’s. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:39 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-239

      Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Door patiënte in behandeling te nemen terwijl verweerder (vlak daarvoor) een seksuele relatie met haar is aangegaan is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Door de relatie heeft verweerder de behandelrelatie ‘vertroebeld’. Verweerder geeft geen blijk van enig twijfelen aan zijn handelen. Niet vast komt te staan dat verweerder misbruik maakte van de kwetsbare positie van patiënte door haar tot ingrepen te verleiden.  Voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.    

  • ECLI:NL:TADRSHE:2017:43 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1061/DB/ZWB

    Niet  komen vast te staan dat verweerder de cliënt van verweerder op eigen initiatief in de PI heeft bezocht. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht, dat hij, indien hem tijdens een bezoek aan een gedetineerde blijkt dat deze door een andere advocaat wordt bijgestaan, hierover na dit bezoek contact met deze advocaat opneemt.   Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing en kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2017:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/218WR+200WR

    Behandeling wrakingsverzoek. Deels ongegrond en niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.430

     

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:86 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.163

      De klacht is gericht tegen een orthodontist. Klaagster verwijt de orthodontist dat zij haar niet goed heeft voorgelicht over de mogelijke risico's bij een orthodontische behandeling in combinatie met een midpalatinaal implantaat door niet te benoemen dat er na verwijderen van dat implantaat een oro-nasale fistel kan ontstaan. Regionaal Tuchtcollege verklaart klacht ongegrond. Centraal Tuchtcollege verwerpt beroep klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-071

      Ongegronde klacht tegen een chirurg. Er zijn in het dossier wel aantekeningen gemaakt van klachten (zuurbranden en gallige reflux), maar niet dat klaagster pijnklachten in de onderbuik heeft geuit, zodat aangenomen moet worden dat klaagster wellicht last had van onderbuikklachten maar deze niet bij verweerder heeft geuit. Gehandeld conform de richtlijn maagcarcinoom door alleen bij klachten nader onderzoek te verrichten en te behandelen. Naar niet gemelde klachten in de onderbuik hoefde verweerder geen onderzoek te doen. Klacht afgewezen.    

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.329

      Voordracht van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) tegen een arts. De IGZ acht, gelet op de ernstige verslaving met onvoldoende inzicht in het misbruik van de middelen, de arts ongeschikt voor het uitoefenen van het beroep van arts. De arts heeft onder meer op gestolen receptenpapier morfine op naam van zichzelf uitgeschreven en morfine ampullen voor eigen gebruik verduisterd. Primair heeft IGZ de voordracht gedaan om de voorziening te treffen die ertoe strekt de arts uit het BIG-register te doen verwijderen en de arts daarbij bij wijze van voorlopige voorziening een schorsing van diens inschrijving op te leggen tot de beslissing tot de doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden. Subsidiair heeft IGZ de voordracht gedaan om een gedeeltelijke ontzegging in de zin dat de arts geen directe patiëntenzorg mag verlenen en geen UR-geneesmiddelen mag voorschrijven met als bijzondere voorwaarde het volgen van het 5-jarige programma van ABS-artsen. Het College van Medisch Toezicht heeft de inschrijving van de arts in het BIG-register doorgehaald  en met onmiddellijke ingang bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van de arts in het BIG-register geschorst totdat deze beslissing onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van de arts verworpen en de publicatie gelast.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2017:45 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1062/DB/ZWB

    Artikel 48e Advocatenwet behelst een discretionaire bevoegdheid voor de raad van discipline. Gelet op de aard van de thans aan verweerder gedurende de in twee eerdere klachtzaken opgelegde proeftijd, verweten gedraging beperkt de raad zich tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de in een van beide klachtzaken opgelegde voorwaardelijk schorsing van twee weken.              Dit laat onverlet dat de raad, indien mocht blijken dat verweerder zich gedurende de door de raad vastgestelde proeftijd opnieuw aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt, de raad alsnog last zal kunnen geven tot tenuitvoerlegging van de in de andere klachtzaak voorwaardelijk opgelegde schorsing voor de duur van twee maanden.             TUL schorsing twee weken