Zoekresultaten 1991-2000 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:178 Raad van Discipline Amsterdam 23-338/A/A

    Raadsbeslissing; Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij; Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster rauwelijks te dagvaarden en door zich over klaagster in strijd met de waarheid en onnodig grievend uit te laten. Gelet op het grote belang dat advocaten de-escalerend te werk gaan, is de raad van oordeel dat de maatregel van waarschuwing met proceskosten passend en geboden is, ondanks dat verweerster haar verontschuldigingen voor haar gedragingen heeft aangeboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:111 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-244/DB/OB

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5519

    Gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft op verzoek van een cliënte die bij haar in behandeling was een verklaring opgesteld en afgegeven ten behoeve van de advocaat van cliënte. Die verklaring bevatte onder meer informatie over klager als zijnde de ex-partner van cliënte met wie zij in een echtscheidingsprocedure verwikkeld was. De gz-psycholoog wist dat deze verklaring zou worden ingebracht in die procedure. Klager had geen toestemming gegeven voor deze verklaring. Het college is van oordeel dat de gz-psycholoog met het afgeven van de verklaring niet heeft gehandeld overeenkomstig de voor haar geldende beroepsnorm. Het college acht de maatregel van berisping passend, gegeven de aard van de tuchtrechtelijke fout en de gegeven omstandigheden, daarbij meegewogen de toelichting van de gz-psycholoog ter zitting. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:242 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-906/AL/MN

    Naar het oordeel van de raad heeft verweerder met zijn brief aan C de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klager op verschillende punten overschreden. Dat verweerder de door hem een paar dagen daarvoor ontvangen concept dagvaarding toen nog niet had gelezen, blijft voor zijn risico. Van een advocaat wordt verwacht dat deze van de advocaat van de wederpartij ontvangen (proces)stukken kort na ontvangst ervan leest. Had verweerder dat wel gedaan, dan had hij zich daarna kunnen afvragen of zijn brief aan getuige C toelaatbaar was en zo ja, met welke bedoeling hij die brief zou schrijven. Dat verweerder zich dit heeft afgevraagd, is de raad niet gebleken. Uit de inhoud van de door verweerder aan C gestuurde brief is de raad wel gebleken dat verweerder op indringende wijze aan C heeft gedicteerd welke verklaring hij op papier moest zetten ten gunste van zijn cliënte. Daarbij is verweerder alleen afgegaan op hetgeen zijn cliënte over die door C afgelegde verklaring had verteld. Dit terwijl verweerder op het moment van verzending van bedoelde brief al wist, zoals hij tijdens de zitting van de raad heeft verklaard, dat de verklaring van C kort na het incident tijdens het gesprek op school al gekanteld was naar een voor klager gunstige verklaring. Naar het oordeel van de raad is ook ontoelaatbaar dat verweerder in zijn brief de nog minderjarige C onder druk heeft gezet door te vermelden dat de aan hem gevraagde medewerking geen vrijwillige keuze is en hem daarbij te dreigen met allerlei rechtsmaatregelen in de laatste alinea van zijn brief. Niet alleen heeft hij daarmee de belangen van klager onevenredig geschaad en de minderjarige medeleerling op een indringende en onjuiste wijze onder druk gezet, hij heeft die getuige ook aangezet tot het afleggen van een valse verklaring voor zijn cliënte. Daarmee heeft verweerder ook in strijd gehandeld met de kernwaarde integriteit als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Daarom is naar het oordeel van de raad de maatregel van berisping op zijn plaats.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:179 Raad van Discipline Amsterdam 23-466/A/A

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:112 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-313/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft met de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het register van de burgerlijke stand in het geheel geen bemoeienis gehad, terwijl van enige onregelmatigheid van die inschrijving overigens ook niet is gebleken. Omdat de klachtonderdelen 1 en 2 feitelijke grondslag missen, zijn deze klachtonderdelen ongegrond. Voor de juistheid van het verwijt dat sprake is van een onregelmatige echtscheiding in Nederland, die niet in Burkina Faso zal worden erkend, heeft de raad geen aanknopingspunten gevonden. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:173 Raad van Discipline Amsterdam 23-582/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1842

    Klacht tegen psychiater. De klacht gaat over de behandeling van klager, die met een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) was opgenomen. Klager is het niet eens met de in het traject tot het verkrijgen van een zorgmachtiging gestelde (voorlopige) diagnose en meent dat de psychiater bij haar behandeling onterecht uitgaat van deze diagnose. Ook meent klager dat de psychiater nader onderzoek had moeten doen naar aanleiding van lichamelijke klachten. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:174 Raad van Discipline Amsterdam 23-378/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster klagers belangen niet goed heeft behartigd tijdens het viergesprek op 8 december 2022. Van het feit dat verweerster op 8 december 2022 de behandeling van klagers heeft zaak neergelegd kan haar evenmin een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:175 Raad van Discipline Amsterdam 23-389/A/A

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft in 2010 geweigerd om klager bij te staan. Klager heeft hierover op 5 december 2022 een klacht bij de deken ingediend, zodat de klacht op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege het verstrijken van de in voormeld artikel bedoelde termijn. Dat verweerder, naar aanleiding van klagers e-mail d.d. 18 november 2022 en onder verwijzing naar de brief van 13 oktober 2010, bij e-mail d.d. 22 november 2022 wederom aan klager heeft medegedeeld dat hij hem niet zou bijstaan, maakt dit niet anders.