Zoekresultaten 10851-10860 van de 45118 resultaten

  • ECLI:NL:TDIVTC:2021:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2020/14

    Koe. Noodslachting. Ante mortem onderzoek en het invullen van de noodslachtverklaring.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:50 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-152

    Klacht tegen eigen advocaat. Advocaat heeft in een WIA zaak niet binnen tien dagen voor de mondelinge behandeling de relevante medische stukken (rapportage) bij de rechtbank ingediend waardoor die stukken bij de beslissing buiten beschouwing zijn gebleven. De zaak werd oorsponkelijk door cliënt zelf of Achmea behandeld en werd door verweerder van een zieke kantoorgenote die de zaak in behandeling had genomen overgenomen. De raad is van oordeel dat verweerder zijn onbekendheid met de behandelingsdatum niet kan gebruiken als verontschuldiging voor het feit dat de medische rapportage te laat is ingediend. Een advocaat dient de termijnen in door hem behandelde zaken te bewaken en dient deze dus ook te kennen. Verweerder had een brief van klager moeten opvatten als een klacht waarvoor hij de interne klachtenregeling in werking had moeten laten treden en had in ieder geval op de brief van klager moeten reageren. Door dit na te laten heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachten gegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:52 Raad van Discipline Amsterdam 20-730/A/A

    Klacht van de advocaat van de wederpartij over niet-verschijning van verweerder ter zitting deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:51 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-951

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Eén onderdeel kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ne bis in idem. Overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond, onder meer omdat verweerder de hem toekomende ruime mate van vrijheid niet te buiten is gegaan.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:53 Raad van Discipline Amsterdam 20-647/A/A

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft citaten uit correspondentie tussen de advocaat wederpartij en diens cliënt in het geding gebracht, hetgeen een schending oplevert van de vertrouwelijke relatie tussen advocaat en cliënt. Berisping en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:54 Raad van Discipline Amsterdam 20-565/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2021:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2020/15

    Hond. Het Veterinair Beroepscollege komt tot de slotsom dat de dierenarts niet te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, als bedoeld in artikel 4.2. van de Wet dieren. Het beroep is daarom gegrond. Dit betekent dat de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege zal worden vernietigd en dat de klacht alsnog ongegrond zal worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-392

    De raad heeft het verzet tegen de voorzittersbeslissing van 7 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het verzetschrift is door klager weliswaar tijdig ingediend maar onvoldoende onderbouwd zoals is vereist ex artikel 46h lid 1 Advocatenwet. Klager heeft alleen een procedureel standpunt ingenomen maar niet gemotiveerd toegelicht welke gronden aan zijn verzet ten grondslag liggen. Anders dan de gemachtigde van klager ter zitting nog heeft aangevoerd, is rechtsbijstand in tuchtrechtelijke (verzet)zaken geen vereiste. Bovendien wist klager, dan wel had klager kunnen weten uit de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ onderaan de voorzittersbeslissing, dat een verzetschrift tijdig binnen de wettelijke termijn en meteen gemotiveerd had moeten worden ingediend.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2021:55 Raad van Discipline Amsterdam 20-476/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2021:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 685232 / 20-22 en 684237 / 20-23

    Uit het voorgaande volgt reeds, dat sprake is van ernstige normschendingen. In het best mogelijke scenario is, indien alle ook door het BFT gevraagde informatie voor beoordeling beschikbaar zou zijn gekomen (hetgeen noch voor noch in deze procedure het geval is), denkbaar dat geoordeeld wordt dat zich geen ongeoorloofde transacties hebben voorgedaan en deze niet door notaris of kandidaat-notaris zijn gefaciliteerd. De essentie is echter dat, dit uit geen van de onderzochte dossiers voldoende blijkt, of blijkt dat daarnaar (voldoende) onderzoek is gedaan. Dat laatste is voldoende om een ernstige normschending vast te stellen. Ook als zich niets ongeoorloofds heeft voorgedaan, blijft overeind dat de notarissen zichzelf niet in de positie hebben gebracht om te bepalen of aanleiding bestond hun diensten te weigeren en deze zijn blijven verrichten zonder dat de verplichting tot het doen van (verscherpt) cliëntenonderzoek is nageleefd. Op grond van de gebrekkige vastlegging kan niet worden geverifieerd of sprake is van het vervullen van de poortwachtersrol. Het optreden in het algemeen als poortwachter tegen witwassen en criminaliteit is een wezenlijke maatschappelijke functie van het notariaat, zodat sprake is van een ernstig tekortschieten. Ook als ervan wordt uitgegaan dat notarissen over een beperkt instrumentarium beschikken om hun poortwachtersrol te vervullen, moet in dit geval worden geconcludeerd dat de notarissen de daarvoor wel voorhanden zijnde instrumenten vrijwel volledig onbenut hebben gelaten. Naar het oordeel van de kamer illustreren de vastgestelde normschendingen de lichtvaardige en onzorgvuldige wijze waarop de notarissen hun ambt hebben uitgeoefend. De notarissen hebben aangevoerd dat het onderzoek en de conclusies die het BFT daaraan gekoppeld heeft, als een ware schokgolf over kantoor zijn gespoeld. Gelet op de inhoud van de brief van 19 september 2019 in reactie op de vragen van het BFT vraagt de kamer zich echter af of de notarissen wel zijn doordrongen geraakt van de ernst van de geconstateerde normschendingen. Een zware maatregel lijkt daarom geboden.