Zoekresultaten 31-40 van de 104 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:274 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-605

    Voorzittersbeslissing over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat. Met klager gemaakte financiële afspraken schriftelijk duidelijk vastgelegd en vragen van klager daarover snel en duidelijk beantwoord (Regel 16). Verweerster heeft de door klager betaalde voorschotnota op de eindnota in mindering gebracht. Het stond haar vrij om wegens wanbetaling een incassoprocedure tegen klager te starten. Niet gebleken dat de door verweerster verrichte werkzaamheden niet aan de kwaliteitseisen hebben voldaan. Klager heeft met concept-stukken niet ingestemd en die werkzaamheden, na onttrekking door verweerster, bij zijn opvolgend advocaat neergelegd. Klachten kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:264 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200044D en 200045D en 200046D

    Dekenbezwaar tegen twee verweerders, waarvan tegen één van hen ook in diens hoedanigheid als bestuurder van de stichting derdengelden, alsmede tegen de overige bestuursleden van de stichting. Een cliënt van verweerders had voor zijn overlijden bijna 1 miljoen Euro contant opgenomen van een Duitse bankrekening. Dit geldbedrag is na zijn overlijden op advies van verweerders op de derdengeldrekening van hun kantoor gestort. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door: a) een contante storting aan te nemen zonder overleg met de deken voeren; b) geen rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van derden op het gestorte geldbedrag en d) te bankieren met derdengelden. Het hof acht deze klachtonderdelen gegrond. Er was sprake van een atypische situatie waarin een groot contant zwart geldbedrag centraal stond. Verweerders hebben dit probleem naar zich toegetrokken door te adviseren dit geldbedrag op de derdengeldrekening te storten. Verweerders hadden daarover, gelet op art. 6.27 Voda, overleg moeten voeren met de deken. Het woord ‘betaling’ in dat artikel moet niet zo beperkt worden opgevat dat een contante storting daarbuiten zou vallen. De derdengeldrekening heeft een waarborgfunctie: gelden blijven op de rekening in afwachting van de beantwoording van de vraag wie daarop aanspraak kan maken. Derden die deze aanspraak kunnen maken, mogen erop vertrouwen dat tot die tijd die geldbedragen blijven staan. Verweerders hebben in strijd daarmee betalingen gedaan aan hun kantoor, een BV en hun cliënte. Zij leggen daarmee de bijl aan de wortel van het instituut van de derdengeldrekening. Klachtonderdeel d) is ook gegrond ten aanzien van de verweerder in zijn hoedanigheid als bestuurder van de stichting derdengelden. Verweerders hebben de kernwaarde (financiële) integriteit geschonden. Het hof legt beide verweerders een gedeeltelijk voorwaardelijke schorsing op. Omdat door de deken geen onderzoek is gedaan naar de andere bestuurders van de stichting derdengelden bekrachtigt het hof de beslissing van de raad tot niet-ontvankelijkverklaring van de deken ten aanzien van deze bestuurders.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:263 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200042 en 200043

    Klacht van (medewerkers van) de Belastingdienst tegen twee verweerders met twee klachtonderdelen: a) het belemmeren van een fiscaal onderzoek en b) het ten onrechte beschuldigen van schending van het ambtsgeheim. De Belastingdienst voert een onderzoek uit dat onder meer gericht is op mogelijke erfbelasting die verschuldigd zou zijn door de erfgenamen van een overledene. De overledene had voor zijn overlijden bijna 1 miljoen Euro contant opgenomen van een Duitse bankrekening. Dit geldbedrag is na zijn overlijden op advies van verweerders op de derdengeldrekening van hun kantoor gestort. De Belastingdienst is van oordeel dat de twee erfgenamen van de overledene mogelijk rechthebbenden zijn op het geldbedrag. Door verweerders is namens hun cliënten een brief gestuurd aan deze erfgenamen waarin zij hen verbieden in gesprek te gaan met de Belastingdienst. Het hof stelt vast dat de bewoordingen en toonzetting van de brief niet anders kunnen worden opgevat dan als het dreigen met zware consequenties als zij dat wel zouden doen. Verweerder heeft daarmee geprobeerd te voorkomen dat vragen van de Belastingdienst door de erfgenamen zouden worden beantwoord, terwijl zij daartoe wettelijk verplicht zijn. Dit handelen (klachtonderdeel a) is in strijd met wat van een integer en betamelijk handelend advocaat mag worden verwacht. In dezelfde brief hebben verweerders medewerkers van de Belastingdienst beschuldigd van schending van het ambtsgeheim. Bij het uiten van zo’n zware en diffamerende beschuldiging mag van een advocaat worden verwacht dat hij zich kan baseren op concrete feiten die deze beschuldiging ondersteunen. De beschuldiging steunt echter alleen op een vermoeden. Verweerders hebben onbetamelijk, niet integer er niet professioneel gehandeld door klagers tegenover derden te beschuldigen van een ambtsmisdrijf. Ook klachtonderdeel b) is daarom gegrond. Het hof acht beide gegronde klachtonderdelen ernstige feiten en legt beide verweerders een berisping op. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:262 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200041

    Hoger beroep ingesteld door verweerder. Verweerder heeft klagers een brief gestuurd waarin hen te verstaan wordt gegeven dat als zij een bespreking met de Belastingdienst bijwonen, zij onrechtmatig en mogelijk zelfs strafrechtelijk verwijtbaar handelen en voorts dat zij aansprakelijk worden gehouden voor alle schade die door de cliënten van verweerder wordt geleden als zij niet aan de sommaties voldoen. Het hof overweegt dat verweerder niet aannemelijk heeft kunnen maken dat het in het belang van zijn cliënten zou zijn om een dergelijke boodschap af te geven en evenmin waarom hij voor deze boodschap en harde toon heeft gekozen. Verweerder heeft door het versturen van deze zeer intimiderende brief de belangen van klagers nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Het hof acht deze handelwijze ernstig laakbaar. Verweerder heeft geen blijk gegeven het onjuiste en tuchtrechtelijk verwijtbare van zijn handelwijze in te zien. Vernietiging ten aanzien van maatregel. Het hof legt een berisping op. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:104 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-516/DB/ZWB/D

    Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 6.27 Voda door meer dan € 5.000, -- in contanten te aanvaarden van zijn cliënt zonder voorafgaand overleg met de deken en in strijd met artikel 6.19 Voda en de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid door derdengelden te ontvangen op zijn privérekening. Ook heeft verweerder de deken niet juist geïnformeerd door eerst te verklaren dat hij derdengelden had ontvangen op zijn kantoorrekening terwijl later bleek dat het de privérekening was en door wisselend te verklaren waarom de cliënte wenste dat het geld op de privérekening werd overgemaakt. Dekenbezwaar gegrond. Voorwaardelijke schorsing van 4 weken. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:189 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-442

    Klacht waaraan een uiterst conflictueuze echtscheiding ten grondslag ligt in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2020:46 Raad van Discipline Amsterdam 19-779/A/NH

    Gegronde klacht over de eigen advocaat. Berisping en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:193 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-522 DB/LI

    De raad is van oordeel dat niet is gebleken van een rechtsreeks belang van klaagster bij de ingediende klacht. Klaagster heeft onvoldoende gemotiveerd gesteld op welke wijze zij door het gewraakte optreden van verweerder rechtsreeks in haar belangen is of kon worden geschaad. De raad oordeelt dan ook dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:174 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-066

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:33 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180257

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou klager nooit hebben gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, terwijl klager daarvoor wel in aanmerking kwam. Het hof overweegt dat het enkele feit dat klager kennelijk beschikte over de nodige contanten, althans die indruk naar buiten toe wekte, nog niet rechtvaardigt dat verweerder zijn eigen conclusies kon trekken ten aanzien van het bij de belastingdienst bekende inkomen van zijn cliënt – immers de basis voor de beoordeling van een toevoegingsaanvraag - , zodat hij de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging niet met klager zou hoeven te bespreken. Ook indien verweerder, om welke reden dan ook, klager niet op toevoegingsbasis zou willen bijstaan, had hij met zijn cliënt de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp dienen te overleggen, opdat klager een geïnformeerde beslissing had kunnen nemen over de vraag door wie, en op welke basis, hij zou worden vertegenwoordigd. Nu is komen vast te staan dat verweerder klager niet op de mogelijkheid om voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking te komen heeft gewezen, heeft verweerder die mogelijkheid aan klager ontnomen. Bekrachtiging van de beslissing van de raad, bekrachtiging waarschuwing. Proceskostenveroordeling.