Zoekresultaten 14641-14660 van de 45005 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-790

    Betreft klacht over het optreden van een kantoorgenote van verweerder, van wie verweerder de patroon is, tegen klager, een voormalige cliënt van verweerder. Klager vormde samen met zijn zus, de cliënte van de stagiaire, een v.o.f. Klager is in het verleden voor deze v.o.f. opgetreden. Klager en zijn zus zijn vervolgens in een geschil verwikkeld met betrekking tot de v.o.f., waarin de stagiaire van verweerder de zus heeft bijgestaan. De raad heeft geoordeeld dat de zaak waarin de stagiaire de zus heeft bijgestaan niets te maken heeft met de zaken waarin verweerder voor de v.o.f. is opgetreden. Evenmin is er sprake van vertrouwelijke of zaaksgebonden informatie waarover verweerder beschikte en die gebruikt kon worden tegen klager. Ook overigens is niet gebleken van redelijke bezwaren tegen het optreden van de stagiaire tegen klager. Van medeplichtigheid aan het verduisteren van gelden is niet gebleken. De stagiaire heeft, met medeweten van verweerder, haar cliënte geadviseerd de gelden van de rekening van de v.of. “veilig te stellen” in verband met verplichtingen van de v.o.f. Dat kan niet als medeplichtigheid aan verduistering worden beschouwd. Klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:135 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-634

    Klacht over eigen advocaat betreffende de kwaliteit van de dienstverlening. Een advocaat behoort de cliënt te informeren over alle aspecten die bij de berekening van de alimentatie een rol spelen. Voor zover er posten zijn waarover verschillend kan worden geoordeeld, dient de advocaat dat te bespreken evenals de verschillende resultaten die dat met zich meebrengt. Indien in het kader van een schikking met een lager bedrag wordt ingestemd dan op grond van de berekeningen te verwachten zou zijn, dient de cliënt zich daarvan bewust te zijn en mee in te stemmen. Dat is in dit geval onvoldoende gebeurd. Voorts is een advocaat gehouden met betrekking tot de financiële aangelegenheden van de cliënt door te vragen, als daar aanleiding voor is. In dit geval was er een groot verschil tussen de koopsom van de echtelijke woning en de hypothecaire lening. Gebleken is dat de cliënt zelf financiële middelen had aangewend voor de aankoop van de woning. Het feit dat de cliënt dat bij het eerste gesprek niet zelf had gemeld, ontslaat de advocaat niet van de verplichting zelf door te vragen, nu daar aanleiding voor was in verband met het verschil. Het feit dat een nadien opgemaakte nieuwe concept berekening fouten bevatte en niet compleet was, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerster bleek niet over alle relevante actuele informatie te beschikken. Het concept diende enkel als bespreekmodel, dat nog aanpassingen behoefde. Verder mocht verweerster haar opdracht neerleggen toen bleek dat de noodzakelijke vertrouwensband niet langer aanwezig was. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:148 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-645

    Klager verwijt verweerder dat hij in strijd met de daarvoor geldende regels in een arbeidsprocedure het volledige medische dossier van het UWV betreffende klager heeft overgelegd en daarmee ook zijn cliënt, de werkgever van klager, inzage heeft gegeven in dat dossier. Daarmee heeft verweerder zijn beroepsgeheim geschonden. Verweerder heeft zijn fout erkend. De raad oordeelt dat de klacht gegrond is en dat verweerder door het overleggen van de medische gegevens de bevoorrechte positie van advocaten, die kennis kunnen nemen van de medische gegevens van het UWV bovendien in gevaar heeft gebracht. Zij legt verweerder de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:129 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-694

    De raad is van oordeel dat verweerder weliswaar tweemaal aan de late kant op berichten van klager heeft gereageerd, maar heeft dat waar nodig rechtgezet. Verweerder heeft klager op basis van de hem op dat moment bekende relevante stukken op voldoende wijze kennelijk voorlopig geadviseerd. Niet valt in te zien dat het verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij tijdens het haalbaarheidsonderzoek heeft ontdekt dat hij nog bepaalde andere stukken nodig had om dat onderzoek verder af te kunnen ronden. Daaruit kan eerder een zorgvuldige werkwijze van verweerder worden afgeleid. Dat klager het niet eens was met de voorlopige bevindingen van verweerder, is onvoldoende om daarvan een verwijt aan verweerder te maken. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:147 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-215/DB/LI

    Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:180 Raad van Discipline Amsterdam 19-510/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht van een getuige tegen advocaat van procespartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:181 Raad van Discipline Amsterdam 19-091/A/A/D 19-410/A/A

    Gegronde klacht + dekenbezwaar. Verweerder heeft in strijd gehandeld met artikel 46 Advocatenwet en de kernwaarden integriteit en professionaliteit door contante betalingen voor zijn werkzaamheden te verlangen zonder dat daarvoor een (afdoende) rechtvaardiging bestond en zonder daarvoor een kwitantie af te geven, door de met klaagster gemaakte afspraken over de te verrichten werkzaamheden niet na te komen, door geen urenverantwoording aan klaagster af te leggen en door, nadat klaagster de overeenkomst van opdracht had beëindigd, niet of nauwelijks meer te reageren op haar berichten en het door haar betaalde bedrag niet aan haar terug te betalen. Verweerder heeft voorts niet gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken om inlichtingen te verschaffen en is tot twee keer toe niet verschenen op de zitting van de raad om uitleg te geven. Door het handelen en/of nalaten van verweerder zijn de belangen van klaagster ernstig geschaad en wordt een adequaat en efficiënt klachtonderzoek onmogelijk gemaakt. De raad rekent verweerder een en ander zwaar aan. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder voor de gegrond verklaarde klacht een voorwaardelijke boete op te leggen van € 7.500. Verweerder is deze boete verschuldigd indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster een bedrag van € 5.000 (zijnde het door klaagster aan verweerder betaalde bedrag) heeft voldaan. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn lange antecedentenlijst, is de raad van oordeel dat niet met minder kan worden volstaan dan een schrapping van het tableau.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:182 Raad van Discipline Amsterdam 19-407/A/A

    Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:183 Raad van Discipline Amsterdam 19-166/A/A

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:182 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/249

    Klacht tegen een neuroloog. In het kader van een beoordeling van de aanspraak op een arbeidsongeschiktheidsverzekering is klacht - op initief van verweerder - onderzocht door een neuropsychologisch onderzoeksburea. Volgens klager heeft verweerder, neuroloog, ten onrechte de conclusie van de neuropsycholoog naast zich neergelegd en zijn eigen bevindingen aan de verzekeraar doorgegeven en het onderzoeksbureau zijn visie op (het gebrek aan) kwaliteit van het verrichte onderzoek gegeven. Verweerder voert verweer. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:184 Raad van Discipline Amsterdam 19-310/A/NH

    Ongegrond verzet

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:178 Raad van Discipline Amsterdam 19-508/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over verweerder in hoedanigheid van deken kennelijk ongegrond. Verweerder betwist dat hij van mening is veranderd over hetgeen hij klager in zijn dekenbezwaar verwijt. De voorzitter kan dit dan ook niet vaststellen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:179 Raad van Discipline Amsterdam 19-509/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Niet gebleken van schending van Gedragsregel 9. Verweerder is voorts niet opgetreden als advocaat van klager, maar uitsluitend van twee van klager te onderscheiden rechtspersonen. Klager kan zich niet beklagen over een gebrek aan onafhankelijkheid van verweerder ten opzichte van een van zijn cliënten. Dat verweerders onafhankelijkheid ten opzichte van klager als wederpartij in het gedrang is gekomen, heeft klager onvoldoende concreet onderbouwd. Voorts geen schending van Gedragsregel 5 en ook geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:126 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180210D

    Dekenbezwaar. Volgens de deken heeft verweerder in twee dossiers tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, getoetst aan de professionele standaard die van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden kan worden verwacht, niet aan de zorgvuldigheidsnorm te voldoen, door geen voorschotdeclaratie en/of einddeclaratie op te stellen, door geen deugdelijke specificaties te verschaffen en door niet te onderzoeken of zijn cliënt in aanmerking zou kunnen komen voor gefinancierde rechtshulp. Verweerder zou tevens een advocaat onwaardige passages hebben opgenomen in een appelschrift. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd alsook het onderzoek ter zitting geven het hof geen aanleiding om tot een andere beoordeling dan de raad te komen. Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het hof dat het tuchtrechtelijk verleden van verweerder zwaar in zijn nadeel moet wegen, nu hij zich ook binnen de afgelopen vijf jaren regelmatig heeft moeten verantwoorden voor de tuchtrechter. De opgelegde maatregelen hebben kennelijk weinig indruk op hem gemaakt, gezien de wijze waarop hij zich daarna nog bij herhaling als advocaat heeft (mis)gedragen. Het hof houdt bij de bepaling van de maatregel geen rekening met de mededeling van verweerder dat hij met ingang van 1 november 2019 zijn werkzaamheden als advocaat zal staken. Bekrachtiging beslissing van de raad, bekrachtiging schorsing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:127 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180211

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou tekort zijn geschoten in zijn dienstverlening als advocaat tijdens een echtscheidingsprocedure. Het hof is met de raad van oordeel dat verweerder de rechtbank niet heeft voorzien van de juiste informatie, klager onvoldoende heeft geïnformeerd en zich bovendien niet tijdig aan de zaak heeft onttrokken. Verweerder heeft verder in strijd met de van toepassing zijnde bepalingen een bedrag in contanten van € 2.000,-- aangenomen. Zijn stelling dat hij hiervoor bijzondere redenen had in verband met een faillissement van klagers werkmaatschappij en een dreigende beslaglegging onder klagers holding, maken dat niet anders. Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het hof dat het tuchtrechtelijk verleden van verweerder zwaar in zijn nadeel moet wegen, nu hij zich ook binnen de afgelopen vijf jaren regelmatig heeft moeten verantwoorden voor de tuchtrechter. De opgelegde maatregelen hebben kennelijk weinig indruk op hem gemaakt, gezien de wijze waarop hij zich daarna nog bij herhaling als advocaat heeft (mis)gedragen. Het hof houdt bij de bepaling van de maatregel geen rekening met de mededeling van verweerder dat hij met ingang van 1 november 2019 zijn werkzaamheden als advocaat zal staken. Bekrachtiging van de beslissing van de raad, bekrachtiging schorsing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:61 Accountantskamer Zwolle 18/1816 Wtra AK

    De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen. Betrokkene heeft aldus niet eerlijk en oprecht gehandeld en het accountantsberoep ernstig in diskrediet gebracht, wat een (ernstige) schending van de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit, als bedoeld in artikel 2 onder a en b van de VGBA, oplevert. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op tien jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:62 Accountantskamer Zwolle 18/2140 Wtra AK

    Betrokkene stelde de jaarrekeningen samen van een besloten vennootschap en haar twee aandeelhouders. Klager is dga van een van deze aandeelhouders. Tussen de beide aandeelhouders is een conflict ontstaan. De klacht ziet op het handelen van de accountant rond dit conflict. Aan de accountant wordt onder meer verweten dat hij een mailwisseling met klager over het schenden van gedragsregels door betrokkene heeft doorgezonden aan de advocaat van de andere (indirect) aandeelhouder. De Accountantskamer overweegt dat betrokkene in het ontstane conflict tussen klager en de andere aandeelhouder terecht een bedreiging heeft gezien voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit, omdat hij voor beide partijen werkzaam was en partijen een tegengesteld belang hadden. Het zonder overleg doorsturen van de met klager gewisselde e-mails aan de advocaat van de ander aandeelhouder kan echter niet als een toereikende maatregel worden gekwalificeerd. Door aldus te handelen heeft betrokkene zich immers niet gehouden aan het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. de klacht is gegrond. Maatregel: waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:63 Accountantskamer Zwolle 19/659 Wtra AK

    Betrokkene heeft namens klager een tweede verzoek tot toepassing van de inkeerregeling voor zwartspaarders ingediend. Betrokkene is met klager naast een vergoeding gebaseerd op de bestede uren een succes fee overeengekomen. Betrokkene heeft niet onderkend dat deze afspraak een bedreiging kan zijn voor het zich houden de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit. Daarnaast heeft betrokkene vóór het overeenkomen van de succes fee geen reële inschatting gemaakt van de kansen op succes. Ook heeft betrokkene niet eerlijk en oprecht gehandeld en misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen door klager bij het aangaan van de succes fee een zeer negatief scenario voor te houden, zonder dat daarvoor op dat moment aanknopingspunten waren. Betrokkene heeft bovendien, hoewel hij twijfelde aan de door klager verstrekte informatie, de ernst van een mogelijke inbreuk op zijn integriteit niet onderkend. Klacht gegrond. Maatregel: tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:64 Accountantskamer Zwolle 18/1651 en 18/1652

    Samenstellend accountant had moeten constateren (gelet op paragraaf 32 van NVCOS 4410) dat de gegevens die ten grondslag lagen aan het (alsnog) verwerken van een post in de (concept)jaarrekening over 2017 onvoldoende nauwkeurig of onbevredigend waren. De instemming van de accountant met deze verwerking is onvoldoende onderbouwd in het verweerschrift. De accountant had zich bovendien voor nadere gegevens moeten wenden tot het management van de entiteit en niet zoals hij kennelijk heeft gedaan, moeten varen op wat hij had vernomen van de Group CFO, die niet behoorde tot dat management. Daarbij komt dat uit een e-mailbericht kan worden afgeleid dat de wens van deze Group CFO over de verwerking is gehonoreerd, (mede) omdat dit niet tot een afwijking van materieel belang in de jaarrekening zou leiden. De accountant heeft verder ten onrechte niet aan het management van de entiteit gevraagd om aanvullende of gecorrigeerde informatie met betrekking tot een door dezelfde Group CFO gewenste en vervolgens doorgevoerde verhoging van de voorziening voor dubieuze debiteuren. De oorzaak voor het niet betalen kan zich ook in 2018 hebben voorgedaan. Klacht in zoverre gegrond. Berisping

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:60 Accountantskamer Zwolle 18/1817 Wtra AK

    De Accountantskamer acht aannemelijk dat betrokkene onjuiste documenten aan de bank heeft verstrekt om daarmee een financiering van ruim drie miljoen euro te verkrijgen en daarnaast opzettelijk onjuiste gegevens heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel voor wat betreft het gestorte aandelenkapitaal. Betrokkene heeft aldus (in ernstige mate) gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit, van integriteit en van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 2 onder a, b en d van de VGBA. Maatregel: doorhaling van de inschrijving van betrokkene in de registers, waarbij de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven is bepaald op vijf jaar. Meegewogen is dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.