Zoekresultaten 14021-14040 van de 44930 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:188 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190033

    Verkorte bekrachtiging beslissing raad. Klacht over wijze van betaling griffierechtveroordeling door advocaat na tuchtrechtelijke procedure. Gelet op de beslissing van de raad van 17 januari 2017 (zaaknummer 16-832/A/A) en de beslissing van het hof van 10 juli 2017 (zaaknummer 170039) had klager recht op het griffierecht van in totaal € 100. Ondanks daartoe tot tweemaal te zijn aangemaand, heeft het meer dan zes weken geduurd vanaf de eerste aanmaning tot het moment van betaling door verweerder. Daarmee heeft verweerder te laat betaald. Dat verweerder in de betreffende periode mogelijk geheel of gedeeltelijk afwezig was wegens vakantie kan aan het voorgaande niet afdoen, nu van een advocaat mag worden verwacht dat hij tijdens zijn afwezigheid zorgt voor een adequate waarnemingsregeling. In de gegeven omstandigheden is de raad echter van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat niet is gebleken van boos opzet aan de zijde van verweerder. Voorts heeft klager het bedrag, zij het met enige vertraging, van verweerder ontvangen. Daarom kan niet worden aangenomen dat klager door het handelen van verweerder in zijn belangen is geschaad. Klacht in zoverre afgewezen als zijnde van onvoldoende gewicht. Nu verweerder een en ander niet heeft betwist, zal de raad ervan uitgaan dat met het kenmerk “Jak. 1,26” in zijn brief aan klager van 3 oktober 2017 een verwijzing naar de tekst van Jakobus 1:26 van het Nieuwe Testament is bedoeld. De raad acht deze verwijzing in het kader van de historie tussen klager en verweerder weliswaar onverstandig en van weinig respect getuigen voor de mogelijke religieuze opvattingen van klager, maar oordeelt dat deze verwijzing niet als tuchtrechtelijk laakbaar is aan te merken. Klacht in zoverre ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-1

    Klacht tegen gynaecoloog-hoofdbehandelaar (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Hoofdbehandelaarschap. Onmogelijk om tijdens het klinische traject en bevalling de regie alleen bij de hoofdbehandelaar te laten. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De hoofdbehandelaar, aanwezig tijdens de ochtendoverdracht, had het gat in de CTG-registraties moeten signaleren. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-4

    Klacht tegen gynaecoloog (12 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ook niet over de mogelijke oorzaak van het bloedverlies. Ondanks onderzoek is de oorzaak daarvan niet komen vast te staan. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-6

    Klacht tegen gynaecoloog (19 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:290 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.018

    Klacht tegen chirurg die bij klaagster in verband met een hemangioom een teen en een deel van de voet heeft geamputeerd. Klaagster had nadien nog steeds ernstige (pijn)klachten. Zij verwijt de chirurg - onder meer - dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan, onvoldoende informatie heeft gegeven over de mogelijke gevolgen van een amputatie en nadien een verkeerde diagnose heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:70 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-3

    Klacht tegen gynaecoloog (11 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-7

    Klacht tegen gynaecoloog (27 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Groot belang goede verslaglegging, vooral bij een teambehandeling. CTG-registraties ontbreken deels in het dossier. Niet vast te stellen dat de beoordeling daarvan in die tijd heeft plaatsgevonden. Niet beoordeeld kan worden of tijdens de ochtendoverdracht terecht is besloten het afgesproken beleid voort te zetten. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Daarvoor had zij d irect na de bevalling geen gelegenheid door situatie klaagster en overplaatsing. Ze heeft ook meegewerkt aan onderzoek naar het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-11

    Klacht tegen kinderarts gaat onder meer over het medisch handelen na de geboorte van de baby van klagers, de dossier- en informatieplicht, de nazorg en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Het college oordeelt dat er sprake is van ondeugdelijke en chaotische dossiervoering, dat er niet goed gereageerd is op de diverse (alarm)signalen van de baby en dat klagers niet op zorgvuldige wijze over de gezondheidstoestand van de baby zijn geïnformeerd. Gedeeltelijk gegrond. Voorwaardelijke schorsing van één jaar met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-10

    Klacht tegen anesthesioloog gaat onder andere over de pijnbestrijding aan klaagster tijdens de keizersnede, het gebruikte hulpmiddel tijdens de reanimatie van de baby, de dossier- en informatieplicht, de nazorg en de melding van de calamiteit. Het college oordeelt dat de pijnbestrijding voldeed aan de gestelde eisen en dat de keuze voor het tijdens de reanimatie van de baby gebruikte hulpmiddel veilig en verantwoord was. Alle overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:287 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.017

    Klacht tegen verpleegkundig specialist. Klaagster is bekend met osteogenesis imperfecta en wordt daarvoor behandeld in een expertisecentrum. De verpleegkundig specialist is aan dat expertisecentrum verbonden en heeft daar een coördinerende rol. Klaagster verwijt verweerder (1) het niet tijdig verlenen van hulp en adequaat handelen en (2) het nalaten dan wel onvoldoende verslaglegging van bevindingen in het medisch dossier. Ter zitting is gebleken dat dit laatste verwijt eveneens ziet op het feit dat bij een bepaald consult niet aan klaagster is verteld dat er inzakkingsfracturen waren van de thoracale wervels. Het Regionaal Tuchtcollege acht het eerste klachtonderdeel ongegrond, acht het tweede klachtonderdeel gegrond en legt aan de verpleegkundig specialist een waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het Regionaal Tuchtcollege het tweede klachtonderdeel terecht gegrond heeft geacht, zij het op andere gronden. Het beroep van de verpleegkundig specialist wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-8

    Klacht tegen gynaecoloog (13 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. De gynaecoloog is gebonden aan de GOMA. Zij heeft zich ook ingespannen om contact met klagers te krijgen en wilde hen informeren over het incident. Niet gebleken dat medisch verwijtbare fouten zijn ontkend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:288 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.451

    Klacht tegen chirurg. De chirurg heeft in 2011 bij de echtgenoot van klaagster de rechterlong verwijderd. Nadien verbleef de echtgenoot ongeveer zes weken op de Intensive Care-afdeling. Vervolgens is besloten dat voor de verdere nazorg overplaatsing naar een ander ziekenhuis in de nabijheid van de woonplaats van de echtgenoot zou plaatsvinden. De chirurg heeft hier tezamen met een andere arts (eveneens aangeklaagd, C2018.452) toestemming voor gegeven. De echtgenoot is op de dag van de overplaatsing in het andere ziekenhuis overleden. Klaagster verwijt de chirurg dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door te besluiten haar echtgenoot over te plaatsen en voorts dat voorafgaand aan de overplaatsing de toestand van haar echtgenoot meer expliciet had moeten worden besproken. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-2

    Klacht tegen gynaecoloog (11 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18149-5

    Klacht tegen gynaecoloog (12 onderdelen) gaat onder andere over het medisch handelen, de samenwerking tussen de gynaecologen, de dossier-, informatie- en geheimhoudingsplicht, de nazorg na de bevalling en de afwikkeling van de melding van de calamiteit. Een placenta bilobata is geen afwijking en was gelet op de ligging geen risicofactor. Geen gevolgen voor het beleid. Klagers hoefden hierover niet te worden geïnformeerd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:289 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.452

    Klacht tegen anesthesioloog. In 2011 is bij de echtgenoot van klaagster de rechterlong verwijderd. Nadien verbleef de echtgenoot ongeveer zes weken op de Intensive Care-afdeling. Vervolgens is besloten dat voor de verdere nazorg overplaatsing naar een ander ziekenhuis in de nabijheid van de woonplaats van de echtgenoot zou plaatsvinden. De anesthesioloog heeft hier tezamen met een andere arts (eveneens aangeklaagd, C2018.451) toestemming voor gegeven. De echtgenoot is op de dag van de overplaatsing in het andere ziekenhuis overleden. Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door te besluiten haar echtgenoot over te plaatsen en voorts dat voorafgaand aan de overplaatsing de toestand van haar echtgenoot meer expliciet had moeten worden besproken. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:223 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-119b

    Ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopeed (destijds AIOS) heeft uitsluitend assistentie verleend aan de orthopedisch chirurg bij de operatie. Over de voorbereiding en de nazorg kunnen hem daarom geen verwijten worden gemaakt. De hoofdbehandelaar was verantwoordelijk voor de keuze van de behandelmethode, het is niet de taak van een AIOS om de behandelkeuzes te controleren of ter discussie te stellen. Klacht ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:217 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111a

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was betrokken bij de time-outprocedure vlak voor de operatie van klaagster. Hij had geen aanleiding om aan de eerdere beoordeling wat betreft de doorgang te twijfelen. Ook waren er na de eerdere beoordeling geen veranderingen aanwezig. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en dit risico was door het gebruik van Ascal voldoende weggenomen. De genoemde vermelding van de PV in het dossier behoefde de anesthesioloog, mede gelet op de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de anesthesie, niet toe te brengen hiervan expliciet mededeling te doen aan de operateur, noch om te adviseren alsnog te beslissen dat de operatie niet kon worden uitgevoerd. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:283 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.038

    Klacht tegen een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (spv-er), verpleegkundige en een psychiater. De beklaagde sociaal psychiatrisch verpleegkundige is werkzaam in een FACT-team van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klaagster was in beeld bij het sociaal team dat een beroep heeft gedaan op de instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Eerst heeft de spv-er samen met de verpleegkundige klaagster benaderd om te kunnen beoordelen of bemoeizorg zou moeten worden verleend. Later heeft de spv-er klaagster nogmaals samen met de psychiater trachten te bezoeken. De klacht van klaagster houdt in dat de spv-er zonder enige behandelingsovereenkomst klaagster heeft lastiggevallen en de privacy en persoonlijke levenssfeer van klaagster heeft geschonden. Ook zijn er gegevens van klaagster opgenomen in een dossier van de instelling, terwijl klaagster daar geen toestemming voor heeft gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:51 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-098

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was er niet van op de hoogte dat er bloedonderzoek was aangevraagd. Als hij dat wel had geweten of als hij zelf onderzoek had aangevraagd, dan had hij dit niet zelf kunnen beoordelen omdat hij de dag erna geen dienst had. Zo valt de anesthesioloog dus ook niet te verwijten dat hij van die uitslag geen melding in het dossier heeft gemaakt. De ter zitting toegelichte taakverdeling en werkwijze acht het College aannemelijk. Het was niet nodig om navraag te doen naar eerdere uitslagen van bloedonderzoek. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-111b

    Ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. De anesthesioloog was betrokken bij de time-outprocedure vlak voor de operatie van klaagster. Zij was op dat moment in opleiding en werkte onder verantwoordelijkheid van de dienstdoende anesthesioloog. Zij had geen aanleiding om aan de eerdere beoordeling wat betreft de doorgang te twijfelen. Ook waren er na de eerdere beoordeling geen veranderingen aanwezig. Het grootste risico van de ziekte van klaagster (Polycythemia Vera) bij een operatie bestaat in het ontstaan van trombose en dit risico was door het gebruik van Ascal voldoende weggenomen. De genoemde vermelding van de PV in het dossier behoefde de anesthesioloog, mede gelet op de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de anesthesie, niet toe te brengen hiervan expliciet mededeling te doen aan de operateur, noch om te adviseren alsnog te beslissen dat de operatie niet kon worden uitgevoerd. Klacht ongegrond verklaard.