Zoekresultaten 181-190 van de 846 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2019:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.082
- Datum publicatie: 24-01-2019
- Datum uitspraak: 24-01-2019
- ECLI:NL:TGZCTG:2019:29
Klacht tegen een huisarts en twee ambulanceverpleegkundigen. Klagers zijn de echtgenoot en dochter van patiënte, inmiddels overleden. Patiënte heeft twee dagen voor overlijden de eigen huisarts bezocht voor uiteenlopende klachten. Een dag later heeft patiënte vanwege toenemende klachten en wegrakingen en niet aanspreekbaar de SEH bezocht. Na onderzoek is patiënte naar huis gestuurd. De huisarts van een andere huisartsenpraktijk heeft later die dag een ambulance aangevraagd. De ambulance-verpleegkundigen, zijnde verweerster en haar collega (eveneens aangeklaagd: C2018.083) hebben patiënte onderzocht en op basis van hun bevindingen geconcludeerd dat vervoeren naar het ziekenhuis niet noodzakelijk leek. Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact gehad met de waarnemend huisarts (eveneens aangeklaagd: C2018.081). De waarnemend huisarts heeft ermee ingestemd om patiënte niet naar het ziekenhuis te vervoeren en heeft geadviseerd om de volgende dag de eigen huisarts van patiënte te consulteren. De volgende dag is patiënte naar de IC overgebracht alwaar zij is overleden. Verweerster was in opleiding tot ambulance-verpleegkundige. Volgens klagers is patiënte ten onrechte niet ingestuurd met de ambulance naar het ziekenhuis voor specialistische hulp. Klagers verwijten verweerster dat zij: 1. niet mocht vasthouden aan de eerder door de huisarts en de SEH-arts gestelde diagnose ‘mogelijke gastritis’, gelet op de toestand van patiënte en het feit dat zij eerder gecollabeerd was; 2. het ECG verkeerd heeft afgelezen; 3. onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gezondheidstoestand van patiënte, waaronder onvoldoende vragen aan de dochter van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2019:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.509
- Datum publicatie: 24-01-2019
- Datum uitspraak: 24-01-2019
- ECLI:NL:TGZCTG:2019:23
Klacht tegen een operationeel leidinggevende verpleegkundige. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de verpleegkundige verweten gedragingen vallen onder de tweede tuchtnorm en verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht omdat het aan de verpleegkundige verweten handelen onvoldoende weerslag heeft gehad op de individuele gezondheidszorg. Het incidenteel beroep slaagt en aan een inhoudelijke beoordeling wordt niet toegekomen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2019:7 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.546
- Datum publicatie: 15-01-2019
- Datum uitspraak: 15-01-2019
- ECLI:NL:TGZCTG:2019:7
Klaagster beschuldigt een ambulant team van een organisatie voor geestelijke gezondheidszorg en een manager van een ambulant team ervan opdracht te hebben gegeven tot het intimideren en aanranden van klaagster. Het vragen om hulp door klaagster is volgens haar ten onrechte uitgelegd als stalking en bedreiging. Zij stelt voorts dat haar als hulpbehoevende medische zorg wordt onthouden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, nu niet is gebleken dat de mentor van klaagster haar klacht steunt kan klaagster niet als klachtgerechtigd worden aangemerkt en artikel 453 lid 1 BW. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep nu het beroepschrift niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet en klaagster dit verzuim niet binnen de haar daartoe gestelde termijn hersteld heeft. Ten overvloede overweegt het Centraal Tuchtcollege dat het Regionaal Tuchtcollege klaagster ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat niet is gebleken dat de mentor van klaagster haar klacht steunt.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2019:9 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.551
- Datum publicatie: 15-01-2019
- Datum uitspraak: 15-01-2019
- ECLI:NL:TGZCTG:2019:9
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2019:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/340
- Datum publicatie: 09-01-2019
- Datum uitspraak: 07-01-2019
- ECLI:NL:TGZRAMS:2019:1
Klacht tegen verpleegkundig specialist door patient (klager) die via rechterlijke machtiging was opgenomen. Klager is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en psychotisch toestandsbeeld met grootheidswanen. De psychiater is tijdens zijn opname met nieuwe medicatie (depakine) gestart om zijn manische episode te stabiliseren. Klager kreeg al een antipsychotisch middel. Klager verwijt verweerster dat zij de depakine tegen zijn zin heeft voortgezet. Klacht ongegrond. Klager is akkoord gegaan met start depakine. Verweerster had niet (eerder) kunnen afleiden dat klager enkel akkoord ging met de depakine onder druk van de rechterlijke machtigig. Zodra verweerster vernam dat klager bezwaar had tegen de depakine, is deze afgebouwd. Ongegrond
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2018:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 086/2018
- Datum publicatie: 21-12-2018
- Datum uitspraak: 21-12-2018
- ECLI:NL:TGZRZWO:2018:191
Klaagster is bekend met osteogenesis imperfecta (O.I.) Klacht tegen verpleegkundig specialist, coördinator O.I. centrum. De klacht betreft de (coordinatie van de) zorg voor klaagster en de verslaglegging. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2018:332 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.318
- Datum publicatie: 20-12-2018
- Datum uitspraak: 20-12-2018
- ECLI:NL:TGZCTG:2018:332
Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster is sinds 2011 in behandeling bij het Gender team in het ziekenhuis. In 2015 heeft klaagster een vaginaplastiek gekregen waarna zich complicaties hebben voorgedaan. In 2016 kreeg klaagster een secundaire verdiepingsplastiek en in verband daarmee is zij van 1 t/m 8 maart 2016 opgenomen geweest. Klaagster verwijt de verpleegkundige : a. dat er door de verpleging na de operatie in 2015 niet adequaat is gereageerd op pijnen en klachten die klaagster had, waardoor niets is gedaan tot het al te laat was; b. dat klaagster over de (voorbereiding op de) operatie in 2016 slecht is geïnformeerd, tegen haar wil is geplaatst op een kamer waar een asociale patiënte lag, waar niemand naast wilde liggen, en verkeerde medicatie heeft gekregen (alleen morfine werkte tegen de pijn, maar de verpleging weigerde dit steeds te geven); c. dat hij klaagster op een racistische manier heeft bejegend; d. dat hij samen met de zaalarts de zorg voor klaagster heeft verwaarloosd; e. dat hij niet wist hoe hij het antibiotica infuus moest instellen, waardoor het infuus niet werkte; f. dat hij weigerde zorg te verlenen omdat hij de wond van klaagster vies vond; g. dat hij andere patiënten meer prioriteit gaf; h. dat hij weigerde klaagster met mevrouw aan te spreken en in het bijzijn van anderen steeds meneer zei, en dat hij klaagster heeft uitgescholden voor kutwijf en andere racistische benamingen heeft gebruikt; i. dat zijn aandringen samen met de zaalarts om inwendig te spoelen, tegen de wens van klaagster in, ervoor heeft gezorgd dat de hechtingen los lieten, waardoor wonden zijn ontstaan en nog een hersteloperatie nodig is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2018:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17253g
- Datum publicatie: 19-12-2018
- Datum uitspraak: 19-12-2018
- ECLI:NL:TGZREIN:2018:93
Klaagster, echtgenote van overleden patiënt, verwijt de verpleegkundige dat hij de totaalklachten van patiënt had moeten beoordelen, het universitair medisch centrum had moeten consulteren, dan wel had moeten zorgdragen voor een doorverwijzing van patiënt naar dit universitair medisch centrum voor nader onderzoek. Het college is van oordeel dat de uitslagen van de door verweerder uitgevoerde onderzoeken geen reden gaven voor ongerustheid of het consulteren van een arts. Verweerder heeft naar het oordeel van het college gehandeld zoals van een redelijk handelend verpleegkundige mag worden verwacht. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2018:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17253c
- Datum publicatie: 19-12-2018
- Datum uitspraak: 19-12-2018
- ECLI:NL:TGZREIN:2018:94
Klaagster, echtgenote van overleden patiënt, verwijt de verpleegkundige dat zij niet de juiste zorg heeft verleend tijdens haar nachtdienst door niet de juiste stappen te nemen die noodzakelijk waren gelet op het verslechterende gezondheidsbeeld van de patiënt. Het college is van oordeel dat de verpleegkundige alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang heeft beoordeeld en heeft kunnen komen tot de conclusie dat er geen reden was om contact op te nemen met een arts of met het ziekenhuis. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRGRO:2018:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2018/15
- Datum publicatie: 11-12-2018
- Datum uitspraak: 11-12-2018
- ECLI:NL:TGZRGRO:2018:73
Klacht tegen verpleegkundige. Verweerster is werkzaam als ondersteuner Jeugd en Gezin in een huisartsenpraktijk. Zij realiseert met toestemming van de ouders een doorverwijzing van hun zoon naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. De aan deze doorverwijzing ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn echter onvoldoende besproken met klager, te weten de vader. Klager is aldus onvoldoende in de gelegenheid gesteld zijn visie te geven op de verwijzing en de noodzakelijke hulp. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen verklaart de klacht in zoverre gegrond en waarschuwt verweerster.