ECLI:NL:TGZCTG:2025:179 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2797
| ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:179 |
|---|---|
| Datum uitspraak: | 03-11-2025 |
| Datum publicatie: | 03-11-2025 |
| Zaaknummer(s): | C2025/2797 |
| Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
| Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
| Inhoudsindicatie: | Ongegrond klacht tegen een verzekeringsarts. De klacht gaat over het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek naar aanleiding van een aanvraag van de gemeente om een advies medische urenbeperking. Klager had één spreekuurcontact met de verzekeringsarts. De verzekeringsarts maakte naar aanleiding van dit contact een verzekeringsgeneeskundige rapportage waarin hij concludeerde dat er geen reden was om een medische urenbeperking bij klager aan te nemen. Klager is het daar niet mee eens. Hij verwijt de verzekeringsarts onder andere dat hij niet tot die conclusie had mogen komen en geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2025/2797 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., verzekeringsarts, destijds werkzaam in D., verweerder in beide instanties, hierna:
de verzekeringsarts, gemachtigde:
mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De klacht gaat over het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek naar
aanleiding van een aanvraag van gemeente B. (nu gemeente E.) om een advies medische
urenbeperking. Klager had op 7 juni 2017 een spreekuurcontact met de verzekeringsarts.
De verzekeringsarts maakte op 12 juni 2017 een verzekeringsgeneeskundige rapportage
waarin hij concludeerde dat er geen reden was om een medische urenbeperking bij klager
aan te nemen. Klager is het daar niet mee eens. Hij verwijt de verzekeringsarts onder
andere dat hij niet tot die conclusie had mogen komen en geen zorgvuldig onderzoek
heeft gedaan.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en zal het beroep van klager
verwerpen.
2. Verloop van de procedure in beroep
2.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing in raadkamer van het Regionaal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Zwolle van 28 februari 2025 met nummer Z2024/7439
(ECLI:NL:TGZRZWO:2025:24). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze
beslissing. De verzekeringsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.2 De zaak is op de zitting van 1 oktober 2025 behandeld. Klager, de verzekeringsarts
en de gemachtigde van de verzekeringsarts waren daar aanwezig.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van
de volgende feiten.
3.1 De verzekeringsarts is door het UWV verzocht een beperkt verzekeringsgeneeskundig
onderzoek te doen bij klager naar aanleiding van een aanvraag van de gemeente B..
De voorgelegde vraagstelling was: is er een reden om vanwege ziekte een medische urenbeperking
aan te nemen?
3.2 De verzekeringsarts heeft klager gezien op het spreekuur van 7 juni 2017.
De verzekeringsarts heeft na dit spreekuurcontact een verzekeringsgeneeskundige rapportage
opgemaakt. In deze rapportage van 12 juni 2017 heeft de verzekeringsarts geadviseerd
om geen medische urenbeperking aan te nemen.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over?
4.1 Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij:
a) bij het opstellen van de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 12 juni
2017 geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht door:
- geen anamnese af te nemen;
- geen medisch dossier bij te houden;
- zich onprofessioneel te gedragen en in strijd met artikel 7.1 van de multidisciplinaire
richtlijn.
b) een onderzoek heeft gestart, terwijl de aanvrager (gemeente B.) geen belanghebbende
is en verweerder ten onrechte niet heeft herkend dat er meerdere onbeëindigde dienstbetrekkingen
zijn.
4.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk
ongegrond verklaard. Klager is het niet eens met deze beslissing. Hij verzoekt het
Centraal Tuchtcollege om de klacht alsnog gegrond te verklaren. Klager heeft vier
beroepsgronden aangevoerd:
1. De arts handelde zonder bevoegdheid – geen rechtsgeldige opdracht;
2. Er is geen correcte weging gemaakt van de medische voorgeschiedenis;
3. De beoordeling is in strijd met professionele zorgvuldigheid;
4. Schending van dwingendrechtelijke internationale normen.
4.3 De verzekeringsarts heeft verweer gevoerd. De verzekeringsarts verzoekt het
Centraal Tuchtcollege om klager niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van beroepsgrond
4 en het beroep van klager voor het overige te verwerpen.
Toetsingskader
4.4 De vraag is of verzekeringsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend verzekeringsarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de verzekeringsarts geldende
beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders
had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
4.5 Bij de beoordeling van de vraag of een rapport van een arts voldoet aan de
daaraan te stellen eisen dienen volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege
de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de
voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op
welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de
gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek door de verzekeringsarts uit het oogpunt
van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. De conclusie
van het rapport toetst het college terughoudend, dat wil zeggen dat beoordeeld wordt
of de verzekeringsarts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.
Inhoudelijk oordeel
4.6 Het Centraal Tuchtcollege is - anders dan de verzekeringsarts - van oordeel
dat het verwijt dat de verzekeringsarts dwingendrechtelijke internationale normen
heeft geschonden geen nieuwe klacht is, maar een nadere onderbouwing van klachtonderdeel
a. Klager is ontvankelijk in dat onderdeel van zijn klacht (beroepsgrond 4).
4.7 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de behandeling van de zaak in beroep
geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal
Tuchtcollege en neemt wat het Regionaal Tuchtcollege in overweging 4.4 heeft overwogen
hier over. Het rapport is summier, maar voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het
Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de verzekeringsarts
niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.8 Klager stelt dat de beoordeling door verzekeringsarts dwingendrechtelijke
internationale normen schendt en miskent. Klager heeft niet feitelijk onderbouwd in
hoeverre de verzekeringsarts met de gestelde schending niet binnen het toetsingskader
uit overweging 4.4 is gebleven. Het college gaat daarom aan dit verwijt voorbij.
Conclusie
4.9 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege
de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager
wordt verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door R.C.A.M. Philippart, voorzitter, L. van Dijk en S.M.
Evers, leden-juristen, en J.H.M. de Brouwer en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door
K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.