ECLI:NL:TDIVBC:2023:4 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2022/07

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2023:4
Datum uitspraak: 10-03-2023
Datum publicatie: 15-03-2023
Zaaknummer(s): VB 2022/07
Onderwerp: Honden, subonderwerp: -
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Hond. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat de dierenarts geen overbodige of niet-geïndiceerde onderzoeken heeft uitgevoerd. De dierenarts heeft voldoende beargumenteerd waarom zij tot de diverse onderzoeken is overgegaan. Verder heeft het Veterinair Tuchtcollege terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat de dierenarts onderzoeken in rekening heeft gebracht die niet bij de hond van appellante zijn uitgevoerd. Ook is niet gebleken dat de dierenarts over de uitgevoerde onderzoeken onvoldoende met appellante heeft overlegd. Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt.

Zaaknummer:                                                                                              Datum uitspraak:
VB 2022/07                                                                                                 10 maart 2023


Uitspraak op het beroep van:

      X, wonend te A, gemeente B, appellante,

tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 31 mei 2022 in zaak nr. 2021/57 in het geding tussen:

appellante

en

      Y, dierenarts te C (hierna: de dierenarts)
 


Procesverloop

Bij uitspraak van 31 mei 2022 (ECLl:NL:TDIVTC:2022:23) heeft het Veterinair Tuchtcollege de klacht van appellante tegen de dierenarts ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 19 juli 2022 beroep ingesteld.

De dierenarts heeft bij brief van 3 september 2022 een verweerschrift ingediend.

Het Veterinair Beroepscollege heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2022, waar de dierenarts, vergezeld van Z, is verschenen. Van appellante is een bericht van verhindering ontvangen.

Overwegingen

Voorgeschiedenis

1.    Deze zaak gaat over de hond van appellante, een Shar-Pei reu met de naam Malisch Cyn, geboren 14-11-2019.

2.    De hond van appellante kampte al enige tijd met verlies van urine en ontlasting. Op 8 juni 2020 heeft de vaste dierenarts van appellante een urine- en ontlastingsonderzoek verricht. In de patiëntenkaart is vermeld dat op 17 juni 2020 echografisch onderzoek is verricht naar de blaas van de hond. Diezelfde dag zijn met röntgenologisch onderzoek van de rug beginnende vergroeiingen van de staartwervels vastgesteld. Na ruggespraak met een specialist is op 25 juni 2020 aan appellante geadviseerd om bij een gespecialiseerde kliniek een CT-scan van de rug te laten maken. Appellante is verwezen naar een dierenziekenhuis in Arnhem, dat haar zou hebben geadviseerd om met betrekking tot het urine- en ontlastingsverlies een afspraak te maken bij een hondenpsychiater.

3.    Op 23 maart 2021 is appellante naar de balie van de praktijk van haar vaste dierenarts gegaan, omdat haar hond bloederige urine plaste. In de patiëntenkaart is vermeld dat urineonderzoek is verricht waaruit is gebleken dat de hond een blaasontsteking had, waarna antibiotica zijn verstrekt. Op 29 maart 2021 heeft appellante aan de dierenartspraktijk laten weten, althans volgens de patiëntenkaart, dat de hond sinds twee dagen geen bloed meer plaste, maar dat de hond die dag steentjes had uitgeplast. Daarop is voor de dag erna, 30 maart, een afspraak bij de dierenarts gemaakt, waarbij door een paraveterinair een echo en een röntgenfoto zijn ingepland.

4.    Op 30 maart 2021 heeft de dierenarts appellante met haar hond op consult gehad. In de patiëntenkaart is vermeld dat de dierenarts de hond eerst klinisch heeft onderzocht en heeft geconstateerd dat de temperatuur van de hond 39,4 ºC was, er ten aanzien van hart en longen geen bijzonderheden waren, de slijmvliezen licht van kleur waren en de buik bij de blaas hard aanvoelde en gevoelig was. In de patiëntenkaart is verder vermeld dat tijdens dat consult bloed bij de hond is afgenomen voor bloedonderzoek, een blaaspunctie is verricht voor bacteriologisch onderzoek, de hond is gekatheteriseerd en in twee richtingen een röntgenfoto is genomen. De dierenarts heeft voorts het middel Finidiar voorgeschreven.

5.    Op 31 maart 2021 is appellante met haar hond bij de vaste dierenarts op consult geweest om de katheter te verwijderen. De hond had normale ontlasting zonder bloed gehad, maar wel een keer gebraakt. De katheter bevatte erg bloederige urine en na het verwijderen van de katheter waren er nog enkele steentjes daarin te zien. Er is in de patiëntenkaart vermeld dat de volgende dag met antibiotica zou worden gestart, maar dat eerst het antibiogram zou worden afgewacht.

6.    Op 1 april 2021 zijn de resultaten van het bacteriologisch onderzoek naar aanleiding van de blaaspunctie door de dierenarts ontvangen. De hond bleek een bacteriële infectie ofwel een blaasontsteking te hebben. Op basis van het antibiogram is door de dierenarts een antibioticumkuur met Kesium (amoxicilline/clavulaanzuur) voorgeschreven. De dierenarts heeft geadviseerd om na veertien dagen weer een echo te laten maken om de blaas te controleren en te zien of de ontsteking helemaal rustig zou zijn, waarna doorverwijzing in verband met de incontinentie aangewezen was.

7.    Op 2 april 2021 heeft een collega van de dierenarts de uitkomsten van de analyse van de urinestenen aan appellante doorgegeven. De analyse toonde struviet aan en op basis daarvan is geadviseerd om te starten met speciale dieetvoeding.

8.    Op 8 april 2021 heeft appellante naar aanleiding van de door haar ontvangen nota contact gezocht met de dierenarts, omdat zij vraagtekens had over de daarop vermelde onderzoeken. Zij heeft in dit telefoongesprek navraag gedaan naar het op de nota vermelde 'geriatrisch profiel' bij het bloedonderzoek, aangezien haar hond nog jong - een jaar en vijf maanden - was. Zij vroeg zich af of het onderzoek niet was uitgevoerd bij een andere, oudere Shar-Pei die op 30 maart ook in de praktijk voor een consult aanwezig was. Verder zag zij geen echo op de nota staan, terwijl dat de reden van haar bezoek aan de dierenartspraktijk was en zij daarvoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. Op de nota stonden wel röntgenfoto's vermeld, maar daarvoor had zij naar haar zeggen geen toestemming gegeven. Zij heeft verzocht om het patiëntendossier, inclusief de röntgenfoto's, de echobeelden en de uitslagen van het bloed- en bacteriologisch onderzoek, aan haar te verstrekken. De dierenartspraktijk heeft de verzochte gegevens aan appellante verstrekt, met uitzondering van de echobeelden. Aan appellante is medegedeeld dat de echobeelden niet zijn opgeslagen en daardoor niet meer beschikbaar zijn. Appellante heeft vervolgens een klacht ingediend bij de manager van de dierenartspraktijk.

9.    Op 20 april 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de dierenarts en appellante om de klacht te bespreken. Bij (een deel van) dit gesprek was ook een andere dierenarts aanwezig. Deze collega-dierenarts heeft volgens de dierenarts de echobeelden mee beoordeeld, de hond gekatheteriseerd en bloed van de hond afgenomen voor onderzoek. De dierenarts heeft de bij appellante gerezen twijfels over de gang van zaken tijdens het consult bij de dierenarts niet kunnen wegnemen. Omdat er geen echobeelden aanwezig waren, is aan appellante aangeboden om de volgende dag - al dan niet opnieuw - een echo van de hond te laten maken door de vaste dierenarts. Dat echografisch onderzoek heeft op 21 april 2021 ook daadwerkelijk plaatsgevonden en daaruit kwam naar voren dat de blaas nog steeds vergroot was, zodat een neurologisch probleem werd vermoed.

10.    Omdat de bij appellante gerezen twijfel over het handelen van de dierenarts tijdens het consult van 30 maart 2021 niet was weggenomen, heeft zij een klacht bij het Veterinair Tuchtcollege ingediend.

Beslissing van het Veterinair Tuchtcollege

11.    Het Veterinair Tuchtcollege heeft geoordeeld dat niet kan worden geconcludeerd dat de dierenarts onderzoeken in rekening heeft gebracht die niet bij de hond van appellante zijn uitgevoerd tijdens het consult van 30 maart 2021. Verder heeft het Tuchtcollege geoordeeld dat de dierenarts voldoende heeft onderbouwd waarom zij de diverse onderzoeken heeft (laten) verrichten. Naar het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege zijn geen overbodige of niet geïndiceerde onderzoeken uitgevoerd en zijn de onderzoeksresultaten in voldoende mate in de verslaglegging terug te vinden. Wat betreft de vraag of de dierenarts overleg met appellante heeft gehad over de diverse onderzoeken die zijn verricht, heeft het Tuchtcollege geoordeeld dat de klacht niet gegrond kan worden bevonden, omdat partijen elkaar tegenspreken en op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan.

Beroepsgronden

12.    Appellante is het oneens met de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege. Appellante voert aan dat zij de dierenarts meerdere keren heeft gevraagd om haar hond door te verwijzen naar een dierenziekenhuis in Arnhem. Het dierenziekenhuis heeft van de dierenarts echter nooit een dossier van haar hond ontvangen, aldus appellante. Bovendien heeft de dierenarts nagelaten om opnieuw contact met het dierenziekenhuis op nemen en aan te geven dat een CT-scan noodzakelijk was en geen afspraak met een hondenpsychiater.
       Daarnaast voert appellante aan dat het Veterinair Tuchtcollege een aantal feiten onjuist in de uitspraak heeft vermeld. Zo wijst zij er onder meer op dat zij niet op 23 maart 2022 bij de dierenkliniek is geweest, maar op 23 maart 2021. Verder heeft haar hond niet op 29 maart 2021, maar op 23 maart 2021 urinestenen uitgeplast, die zij ook diezelfde dag aan de balie van de dierenartspraktijk heeft afgegeven. Het voedingsadvies heeft zij niet op 29 maart 2021, maar op 1 april gekregen. Het voorgaande duidt er volgens appellante op dat het Tuchtcollege de zaak niet serieus heeft genomen.
       Ten aanzien van het consult op 30 maart 2021 betwist appellante dat de lichaamstemperatuur van de hond toen is gemeten. Ook betwist zij de bevindingen van het klinisch onderzoek door de dierenarts zoals deze in de patiëntenkaart zijn vermeld. Bovendien heeft het Veterinair Tuchtcollege volgens appellante ten onrechte geoordeeld dat de dierenarts geen onderzoeken in rekening heeft gebracht die niet zijn verricht. Van de gestelde echografie zijn geen beelden opgeslagen. De blaaspunctie is niet uitgevoerd en de gemaakte röntgenfoto's zijn niet van haar hond. Dat de foto's niet van haar hond zijn, blijkt volgens appellante uit het feit dat de staart van haar hond krom is en op de foto's een rechte staart te zien is. Het bloedonderzoek is ook niet verricht, aangezien haar hond niet is geschoren en er zijn geen puntjes te zien waar bloed is geprikt. Dat haar hond niet is onderzocht leidt appellante ook af uit het gegeven dat haar hond tweeënhalf uur heeft geblaft, terwijl hij normaal gesproken niet blaft als er iemand aanwezig is. Appellante verwijt het Veterinair Tuchtcollege dat het onvoldoende inspanningen heeft verricht om de waarheid te achterhalen. Zo heeft het Tuchtcollege geen camerabeelden opgevraagd van de gesprekken van appellante en de dierenarts in de dierenartspraktijk of contact gezocht met het laboratorium om na te gaan of er daadwerkelijk bloedonderzoek voor haar hond is uitgevoerd.

Beoordeling van de beroepsgronden

12.1.    Het belangrijkste verwijt van appellante is dat de dierenarts naar aanleiding van het consult op 30 maart 2021 onderzoeken in rekening heeft gebracht die niet zijn uitgevoerd. Als deze onderzoeken al zouden zijn uitgevoerd, dan is zij daarover niet geïnformeerd en heeft zij daar niet mee ingestemd. Zij is enkel voor een echo naar de dierenarts gegaan.

12.2.    Uit de patiëntenkaart blijkt dat appellante op 29 maart 2021 spontaan uitgeplaste urinestenen van haar hond aan de balie van de dierenartsenpraktijk heeft afgegeven. Deze urinestenen en de recente behandeling van de hond voor een blaasontsteking waren terecht aanleiding om op korte termijn een afspraak bij een dierenarts in te plannen. Om die reden is voor de dag erna een afspraak bij de dierenarts, en niet bij de vaste dierenarts, ingepland om echografisch onderzoek te verrichten. De dierenartspraktijk heeft voldoende uitgelegd waarom aan appellante het advies is gegeven om de hond voorafgaand aan het echografisch onderzoek nuchter te houden. Dit advies wordt standaard gegeven om de gehele regio van de lever, maag en pancreas beter in beeld te kunnen brengen. Daarnaast kunnen bij bloedonderzoek, als dit noodzakelijk blijkt, de meest betrouwbare bloedwaarden worden verkregen als de hond nuchter is. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat de dierenarts hiermee voldoende heeft onderbouwd waarom dit standaardadvies aan appellante is gegeven.

12.3.    Het Veterinair Beroepscollege volgt appellante niet in haar betoog dat het echografisch onderzoek niet is uitgevoerd. Uit de omstandigheid dat de beelden van het echografisch onderzoek niet zijn opgeslagen kan niet de conclusie worden getrokken dat het onderzoek niet is verricht. Dat echobeelden niet worden bewaard is niet ongebruikelijk in de veterinaire praktijk en die opslag is op zichzelf ook niet noodzakelijk zolang van het onderzoek en de bevindingen zorgvuldig verslag wordt gelegd. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht overwogen dat de dierenarts van het onderzoek notitie heeft gemaakt op de patiëntenkaart en er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het onderzoek niet heeft plaatsgevonden of de bevindingen niet juist in de verslaglegging zijn beschreven. Appellante heeft ook in beroep geen enkel aanknopingspunt geboden of begin van bewijs geleverd dat het onderzoek niet is uitgevoerd of onjuist op de patiëntenkaart is genoteerd. Uit de omstandigheid dat de dierenartspraktijk na het indienen van de klacht uit coulance en kosteloos nogmaals een echografisch onderzoek heeft uitgevoerd kan niet worden afgeleid, zoals appellante heeft betoogd, dat het eerste echografisch onderzoek niet is verricht.

12.4.    De dierenarts heeft ter zitting toegelicht dat op de echobeelden een rommelig beeld te zien was. De blaas van de hond was groot en er was veel sludge op het echobeeld zichtbaar. De dierenarts vreesde een - al dan niet gedeeltelijke - verstopping van de plasbuis met urinestenen. Om een duidelijker beeld te krijgen van de plasbuis heeft de dierenarts röntgenologisch onderzoek verricht. Het Veterinair Tuchtcollege heeft hierover terecht geoordeeld de beweegredenen van de dierenarts om tot röntgenologisch onderzoek over te gaan te kunnen volgen.

12.5.    Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege staat voorts vast dat de dierenarts met een blaaspunctie steriele urine heeft afgenomen om een bacteriologische infectie uit te sluiten. De uitslag van dit onderzoek is namelijk in het dossier vermeld. De hond had een bacteriologische infectie en die infectie is op basis van een antibiogram behandeld met een antibioticumkuur.

12.6.    Zoals het Veterinair Tuchtcollege verder terecht heeft geoordeeld, heeft de dierenarts voldoende onderbouwd waarom zij heeft besloten om bloedonderzoek te laten verrichten. De dierenarts heeft haar beslissing gebaseerd op de algehele gezondheidstoestand van de hond, die bij het klinisch onderzoek ontlasting en een druppel bruinkleurige urine op de onderzoekstafel had verloren, een lichaamstemperatuur van 39,4 ºC en iets te lichte slijmvliezen had. Om de nier- en leverfunctie alsook het ontstekingsbeeld te kunnen beoordelen, heeft zij zekerheidshalve ook een bloedonderzoek laten uitvoeren.
         Naar aanleiding van de stelling van appellante dat de dierenarts bepaalde onderzoeken niet heeft uitgevoerd en haar betwisting van de conclusies over de algehele gezondheidstoestand van de hond oordeelt het Veterinair Beroepscollege als volgt. De bevindingen van het onderzoek, zoals de temperatuur van de hond, zijn op de patiëntenkaart vermeld. Appellante heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het onderzoek niet is uitgevoerd. Dat de hond niet is geschoren en er geen puntjes te zien zijn waar de hond is geprikt, leidt niet tot een andere conclusie omdat, zoals het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft overwogen, bij bloedafname niet altijd noodzakelijk is dat de huid wordt geschoren en dat bloed soms ook uit de hals wordt afgenomen. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek heeft plaatsgevonden. De enkele betwisting van feitelijke constateringen door de dierenarts, zoals de constatering dat de slijmvliezen iets te licht van kleur waren, is onvoldoende voor het oordeel dat de bevindingen onjuist zijn, nu de dierenarts bij uitstek veterinair deskundig mag worden geacht op het gebied van klinisch onderzoek en haar bevindingen ook uitgebreid nader heeft toegelicht, zowel schriftelijk in haar verweerschriften in beroep en in hoger beroep als mondeling tijdens de zitting van het Veterinair Beroepscollege.
         De dierenarts heeft tot slot voldoende onderbouwd waarom voor de hond van appellante een bloedonderzoek is aangevraagd met een geriatrisch profiel. Dit profiel bevat twintig parameters en is goedkoper dan een beknopt onderzoek met achttien parameters. De keuze van dit profiel is dus gemaakt omdat dit zowel uit financieel als uit diagnostisch oogpunt gunstiger was voor appellante. Uit de keuze voor dit profiel kan, anders dan appellante heeft gedaan, niet worden afgeleid dat het bloedonderzoek is uitgevoerd bij een andere Shar-Pei die ook in de dierenartsenpraktijk aanwezig was.

12.7.    De dierenarts heeft voor de duur van 24 uur een katheter bij de hond ingebracht om de erg grote blaas te legen. De katheter diende ook om te controleren of de plasbuis goed doorliep en er geen urinestenen waren die voor obstructie zorgden en tot een verstopping zouden kunnen leiden. Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat de dierenarts op goede gronden heeft besloten om een katheter in te brengen.

12.8.    Het betoog dat het Veterinair Tuchtcollege onvoldoende inspanningen heeft verricht om de waarheid te achterhalen, wordt evenmin gevolgd. Het is niet aan het Veterinair Tuchtcollege om uit eigen beweging bewakingsbeelden bij de dierenartspraktijk op te vragen om bewijs te leveren voor stellingen van appellante. Daarbij komt dat de dierenarts ter zitting bij het Veterinair Tuchtcollege heeft toegelicht dat enkel bewakingscamera's aanwezig zijn bij de ingang en de balie. Appellante heeft volgens de dierenarts de sensoren voor het alarmsysteem in de wachtruimte waarschijnlijk aangezien voor beveiligingscamera's.

12.9.    Over het betoog van appellante dat zij alleen voor een echografisch onderzoek toestemming heeft verleend, overweegt het Veterinair Beroepscollege als volgt. De dierenarts heeft gesteld dat zij na de anamnese met appellante heeft gesproken over echografisch onderzoek, een blaaspunctie voor bacteriologisch onderzoek van de urine, röntgenologisch onderzoek en bloedonderzoek. Volgens de dierenarts wenste appellante alle onderzoeken voor haar hond. Appellante heeft daarentegen gesteld dat alleen over het echografisch onderzoek met haar is gesproken.
         Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat volgens vaste tuchtrechtspraak een klacht niet gegrond kan worden verklaard als partijen elkaar tegenspreken en op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan. Dit berust niet op de opvatting dat aan het woord van appellante minder waarde wordt gehecht dan aan dat van de dierenarts, maar op het uitgangspunt dat het oordeel over de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover wordt geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Dit is met betrekking tot het verwijt dat er zonder overleg onderzoeken hebben plaatsgevonden niet het geval.

12.10.    Ten aanzien van het betoog van appellante dat het dierenziekenhuis in Arnhem nooit een dossier heeft ontvangen, wordt overwogen dat de dierenarts bij haar verweerschrift in beroep een e-mailbericht heeft overgelegd waaruit blijkt dat de dierenartsenpraktijk op 1 juli 2020 het medisch dossier van de hond van appellante aan het dierenziekenhuis heeft gezonden. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het dierenziekenhuis dit dossier niet heeft ontvangen.

Slotsom

13.    Het Veterinair Tuchtcollege heeft terecht geoordeeld dat de dierenarts geen overbodige of niet-geïndiceerde onderzoeken heeft uitgevoerd. De dierenarts heeft voldoende beargumenteerd waarom zij tot de diverse onderzoeken is overgegaan. Verder heeft het Veterinair Tuchtcollege terecht geoordeeld dat geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat de dierenarts onderzoeken in rekening heeft gebracht die niet bij de hond van appellante zijn uitgevoerd. Ook is niet gebleken dat de dierenarts over de uitgevoerde onderzoeken onvoldoende met appellante heeft overlegd. Dit betekent dat appellante geen gelijk krijgt.

14.    Het beroep is ongegrond.
 


Beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:

verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, mr. J.C.W. Rang en mr. J.D. Streefkerk, jurist­ leden, drs. M.l. de Nijs en drs. M.A. van Zuijlen, dierenarts-leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. M. Rijsdijk als secretaris.

 
w.g. Minderhoud                                                                                       w.g. Rijsdijk
voorzitter                                                                                                 plaatsvervangend secretaris
 

Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2023


Voor eensluidend afschrift,
mr. drs. M. Rijsdijk,
plaatsvervangend secretaris