ECLI:NL:TAHVD:2021:42 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200203D
Dekenbezwaar. Verweerder zou in strijd met het tuchtrecht hebben gedeclareerd door
facturen op naam van een vennootschap te zetten, terwijl de gefactureerde werkzaamheden
geen betrekking hadden op voor deze vennootschap verrichte werkzaamheden, maar op
werkzaamheden verricht voor een derde. Het hof overweegt dat uitgangspunt is dat een
declaratie op naam wordt gesteld van de cliënt/opdrachtgever ten behoeve van wie de
werkzaamheden zijn verricht. Wanneer de cliënt en een derde een advocaat verzoeken
om de declaratie te richten aan de derde, dan dient de declaratie nog steeds op naam
van de cliënt gesteld te worden. Desgewenst kan deze wel “ter attentie” of “per adres”
van de derde aan de derde verzonden worden. Een juiste inrichting van de declaratie
brengt mee dat de declaratie op naam van de cliënt/opdrachtgever moet staan, ook al
wordt deze voldaan door een derde. Voor zover dat niet het geval is moet uit de inrichting
van de declaratie blijken wie de cliënt is, welke werkzaamheden voor die cliënt zijn
verricht en op welke grond de declaratie aan de derde is gericht. Verweerder heeft
zijn declaraties niet op de juiste wijze ingericht. Vernietiging beslissing van de
raad, gegrondverklaring dekenbezwaar. Gelet op het principiële karakter van het dekenbezwaar
en het feit dat verweerder erkent dat de declaraties ten onrechte zijn gericht aan
de vennootschap, ziet het hof aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.