ECLI:NL:TADRARL:2022:44 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-183/AL/MN
Verweerder heeft in kort geding opgetreden voor een vennoot en voor de vof in een
geschil met de medevennoot, terwijl die medevennoot daarvoor vooraf geen toestemming
heeft gegeven. Naar het oordeel van de raad was verweerder op grond van de tussen
partijen gemaakte afspraken in hun managementovereenkomst niet bevoegd om ook namens
de vof in rechte op te treden. Dat de civiele rechter de vertegenwoordigingsbevoegdheid
van verweerder van de vof toelaatbaar heeft geoordeeld, ontsloeg verweerder niet van
zijn verplichting om onderzoek te doen naar de tuchtrechtelijke toelaatbaarheid van
zijn optreden namens de vof tegen een medevennoot. Door op verzoek van de ene vennoot
op te treden namens die vennoot en namens de vof tegen de andere vennoot heeft verweerder
in elk geval de schijn gewekt dat hij zich meer voor de belangen van de ene vennoot
zou inspannen dan ook voor de belangen van klaagster, de andere vennoot. Dit terwijl
verweerder volledig bekend was met het feit dat het een geschil tussen de twee vennoten
betrof. Verweerder heeft zich in één kamp laten trekken. Dat had hij niet had moeten
laten gebeuren, temeer er nog voldoende alternatieven waren. VErweerder heeft gehandeld
zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Waarschuwing.