Zoekresultaten 15321-15330 van de 20358 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:99 Raad van Discipline Arnhem 13-113

    Verwijt dat verweerder zijn macht als advocaat heeft misbruikt en klager daarmee heeft belemmerd in zijn werkzaamheden en schade heeft berokkend, door bij de verhuurder van klager te klagen over diverse vormen van overlast, ongegrond. Klager is in zijn klacht dat verweerder in 2005 na het opzeggen van de relatie met klager niet heeft zorg gedragen voor een zorgvuldige overdracht van het dossier aan klager niet ontvankelijk wegens een te lang tijdsverloop tussen gebeurtenis en klacht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:106 Raad van Discipline Arnhem 13-41

    Een advocaat die met een (voormalig) cliënt privé in een investeringsproject zit. Belangenverstrengeling, omdat verweerder tegelijkertijd advocaat was van klaagster, van het bedrijf waarin hij privé investeerde en van de aandeelhouder van dat bedrijf, een en ander naast zijn privébelang in de onderneming. Klacht gegrond.  

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:100 Raad van Discipline Arnhem 13-109

    Verweerder had de voortgang – van de tot standkoming van een regeling van de gevolgen van een echtscheiding – beter moeten bewaken en toen bleek dat de advocaat van de wederpartij dat niet deed zelf een concept-convenant moeten opstellen. In zoverre is hij tekort geschoten in de zorg die hij jegens klaagster diende te betrachten. Enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:107 Raad van Discipline Arnhem 13-42

    Dekenbezwaar in verband met belangenverstrengeling van twee advocaten die privé hebben geïnvesteerd in een vennootschap, waar zij ook advocaat van waren. Verschillende rollen van advocaat en privé investeerder zijn vervaagd en er is voor verschillende tegenstrijdige belangen opgetreden. Bezwaar gegrond.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:101 Raad van Discipline Arnhem 13-102

    Verzet niet ontvankelijk, één dag te laat.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:108 Raad van Discipline Arnhem 13-71

    Verzetszaak over de kwaliteit van een bepaling in een echtscheidingsconvenant uit 1992. Het moet klager in september 2009 duidelijk zijn geweest dat zijn veronderstelling over de inhoud van de bepaling onjuist was. De klacht is in april 2012 ingediend. Verweerder kan niet meer beschikken over het dossier uit 1992 en de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is vanwege het grote verloop van tijd wordt door de raad bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:83 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB241-2013

    Ondanks een eerder door de deken in deze kwestie ingenomen standpunt en ondanks een begrotingsbeslissing van de raad van toezicht weigert verweerder een bedrag van € 4.552,65 aan klaagster terug te betalen. Nu verweerder het kennelijk niet eens is met de begrotingsbeslissing en klaagster verweerder deswege heeft gedagvaard, staat het verweerder vrij daarover het oordeel van de rechter af te wachten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:77 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L60-2013

    Verweerder heeft in een procedure bij het Gerechtshof, ondanks verzoek van klager, geen pleidooi gevraagd, heeft een rapport van een partij-deskundige niet in het geding gebracht, een meineedkwestie niet aangekaart en geen verweer gevoerd tegen een in hoger beroep gevorderde vermeerdering van eis. Verweerder is daardoor ernstig tekort geschoten in de zorg voor de belangen van klager. Klacht gegrond. Schorsing van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:84 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch X40-2013

    Uit het dossier valt op geen enkele wijze op te maken dat verweerder zou zijn tekort geschoten in zijn dienstverlening aan klager. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:78 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H219-2012

    Beslissing van 21 oktober 2013 in de zaak H 219 - 2012 naar aanleiding van het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffende een klacht van:   A             klager   tegen: B                                             verweerder     1                Verloop van de procedure 1.1         Bij brief van 1 september 2012, door de raad ontvangen op 4 september 2012, heeft klager tijdig verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 23 augustus 2012, verzonden op 27 augustus 2012. De raad heeft voorts kennis genomen van: -      de brief van verweerder van 28 februari 2013; -      de brief van klager van 3 maart 2013; -      de brief van klager van 17 maart 2013; -      de brief van klager van 22 juni 2013; -      de brief van verweerder van 13 augustus 2013. 1.2         Klager heeft de raad bij brief van 22 juni 2013 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Verweerder heeft de raad bij brief van 13 augustus 2013 bericht eveneens niet aanwezig te zullen zijn. Het verzet is derhalve niet ter openbare zitting behandeld.     2                FEITEN De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.   3                klacht 3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk           verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: 3.2     Verweerder in zijn brief van 21 november 2007 aan klager in strijd met de waarheid heeft geschreven dat er voor klager c.q. zijn dochter geen toevoeging is aangevraagd in verband met de subsidieregeling medisch haalbaarheidsonderzoek. 3.3     Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht: De medisch adviseur van klager schreef bij brief van 5 oktober 2011 aan het tuchtcollege dat hij zijn werkzaamheden had uitgevoerd met subsidie van de Raad voor Rechtsbijstand. Deze verklaring staat lijnrecht tegenover de brief van verweerder. Verweerder heeft klager dus in strijd met de waarheid geïnformeerd. Verweerder had dit kunnen en moeten weten.   4.       BESLISSING VAN DE VOORZITTER           De voorzitter heeft overwogen dat voor zover is komen vast te staan dat de medisch adviseur destijds een vergoeding van € 200,00 heeft ontvangen dit nog niet betekent dat verweerder klager in zijn brief van 21 november 2007 bewust onjuist heeft geïnformeerd. Niet is komen vast te staan dat verweerder in november 2007 op de hoogte was van de subsidieaanvraag door de medisch adviseur. De voorzitter overweegt voorts dat het voor klager van geen enkel belang was of de medisch adviseur al dan niet een –geringe- subsidievergoeding ontving, dan wel zijn werkzaamheden geheel kosteloos verrichtte. Nu niet valt in te zien welk belang klager heeft bij de klacht, heeft de voorzitter de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen.   5.       HET VERZET           De raad verstaat het verzet aldus dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter.           Klager heeft het verzet, samengevat, als volgt toegelicht:           De voorzitter stelt ten onrechte dat niet is komen vast te staan dat verweerder in november 2007 op de hoogte was van de subsidieaanvraag door de medisch adviseur. Gelet op het feit dat de ID-gegevens van de dochter van klager verzonden zijn naar verweerder en verweerder deze vervolgens naar de Raad voor Rechtsbijstand heeft opgestuurd voor een toevoeging, moest verweerder ook toestemming en informatie aan de Raad voor Rechtsbijstand verstrekken alvorens de medisch adviseur toestemming verkrijgt van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder moet derhalve hebben geweten dat de medisch adviseur een subsidieaanvraag zou hebben ingediend.   6.        BEOORDELING VAN HET VERZET             Het onderzoek van de raad in verzet heeft niet geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond worden afgewezen.   BESLISSING De raad van discipline: wijst het verzet als ongegrond af.   Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, A. Groenewoud, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2013.                          griffier                                                                         voorzitter                                            Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2013   per aangetekende brief verzonden aan:                      -            klager -            verweerder -            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB -            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.   Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.