Zoekresultaten 15301-15310 van de 20334 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:101 Raad van Discipline Arnhem 13-102

    Verzet niet ontvankelijk, één dag te laat.

  • ECLI:NL:TADRARN:2013:108 Raad van Discipline Arnhem 13-71

    Verzetszaak over de kwaliteit van een bepaling in een echtscheidingsconvenant uit 1992. Het moet klager in september 2009 duidelijk zijn geweest dat zijn veronderstelling over de inhoud van de bepaling onjuist was. De klacht is in april 2012 ingediend. Verweerder kan niet meer beschikken over het dossier uit 1992 en de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is vanwege het grote verloop van tijd wordt door de raad bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:83 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB241-2013

    Ondanks een eerder door de deken in deze kwestie ingenomen standpunt en ondanks een begrotingsbeslissing van de raad van toezicht weigert verweerder een bedrag van € 4.552,65 aan klaagster terug te betalen. Nu verweerder het kennelijk niet eens is met de begrotingsbeslissing en klaagster verweerder deswege heeft gedagvaard, staat het verweerder vrij daarover het oordeel van de rechter af te wachten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:77 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L60-2013

    Verweerder heeft in een procedure bij het Gerechtshof, ondanks verzoek van klager, geen pleidooi gevraagd, heeft een rapport van een partij-deskundige niet in het geding gebracht, een meineedkwestie niet aangekaart en geen verweer gevoerd tegen een in hoger beroep gevorderde vermeerdering van eis. Verweerder is daardoor ernstig tekort geschoten in de zorg voor de belangen van klager. Klacht gegrond. Schorsing van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:84 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch X40-2013

    Uit het dossier valt op geen enkele wijze op te maken dat verweerder zou zijn tekort geschoten in zijn dienstverlening aan klager. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:78 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H219-2012

    Beslissing van 21 oktober 2013 in de zaak H 219 - 2012 naar aanleiding van het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffende een klacht van:   A             klager   tegen: B                                             verweerder     1                Verloop van de procedure 1.1         Bij brief van 1 september 2012, door de raad ontvangen op 4 september 2012, heeft klager tijdig verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 23 augustus 2012, verzonden op 27 augustus 2012. De raad heeft voorts kennis genomen van: -      de brief van verweerder van 28 februari 2013; -      de brief van klager van 3 maart 2013; -      de brief van klager van 17 maart 2013; -      de brief van klager van 22 juni 2013; -      de brief van verweerder van 13 augustus 2013. 1.2         Klager heeft de raad bij brief van 22 juni 2013 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Verweerder heeft de raad bij brief van 13 augustus 2013 bericht eveneens niet aanwezig te zullen zijn. Het verzet is derhalve niet ter openbare zitting behandeld.     2                FEITEN De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.   3                klacht 3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk           verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: 3.2     Verweerder in zijn brief van 21 november 2007 aan klager in strijd met de waarheid heeft geschreven dat er voor klager c.q. zijn dochter geen toevoeging is aangevraagd in verband met de subsidieregeling medisch haalbaarheidsonderzoek. 3.3     Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht: De medisch adviseur van klager schreef bij brief van 5 oktober 2011 aan het tuchtcollege dat hij zijn werkzaamheden had uitgevoerd met subsidie van de Raad voor Rechtsbijstand. Deze verklaring staat lijnrecht tegenover de brief van verweerder. Verweerder heeft klager dus in strijd met de waarheid geïnformeerd. Verweerder had dit kunnen en moeten weten.   4.       BESLISSING VAN DE VOORZITTER           De voorzitter heeft overwogen dat voor zover is komen vast te staan dat de medisch adviseur destijds een vergoeding van € 200,00 heeft ontvangen dit nog niet betekent dat verweerder klager in zijn brief van 21 november 2007 bewust onjuist heeft geïnformeerd. Niet is komen vast te staan dat verweerder in november 2007 op de hoogte was van de subsidieaanvraag door de medisch adviseur. De voorzitter overweegt voorts dat het voor klager van geen enkel belang was of de medisch adviseur al dan niet een –geringe- subsidievergoeding ontving, dan wel zijn werkzaamheden geheel kosteloos verrichtte. Nu niet valt in te zien welk belang klager heeft bij de klacht, heeft de voorzitter de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen.   5.       HET VERZET           De raad verstaat het verzet aldus dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter.           Klager heeft het verzet, samengevat, als volgt toegelicht:           De voorzitter stelt ten onrechte dat niet is komen vast te staan dat verweerder in november 2007 op de hoogte was van de subsidieaanvraag door de medisch adviseur. Gelet op het feit dat de ID-gegevens van de dochter van klager verzonden zijn naar verweerder en verweerder deze vervolgens naar de Raad voor Rechtsbijstand heeft opgestuurd voor een toevoeging, moest verweerder ook toestemming en informatie aan de Raad voor Rechtsbijstand verstrekken alvorens de medisch adviseur toestemming verkrijgt van de Raad voor Rechtsbijstand. Verweerder moet derhalve hebben geweten dat de medisch adviseur een subsidieaanvraag zou hebben ingediend.   6.        BEOORDELING VAN HET VERZET             Het onderzoek van de raad in verzet heeft niet geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond worden afgewezen.   BESLISSING De raad van discipline: wijst het verzet als ongegrond af.   Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, A. Groenewoud, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2013.                          griffier                                                                         voorzitter                                            Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2013   per aangetekende brief verzonden aan:                      -            klager -            verweerder -            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB -            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.   Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:72 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 58-2013

    De op een advocaat rustende verplichting om zijn wederpartij kennis te gevenvan zijn voornemen over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen, ligt anders ten aanzien van het treffen van conservatoire maatregelen. In verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag voldoende uiteen gezet waarom geen voorafgaande sommatiebrief is verzonden. Het onder die omstandigheden met verlof van de president leggen van conservatoir beslag valt een advocaat tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:79 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L248-2013

    Irritatie in een andere zaak ontslaat een advocaat niet van de verplichting om te reageren op verzoeken van de deken om informatie op tegen die advocaat ingediende klachten. Door zulks na te laten heeft de betreffende advocaat zich schuldig gemaakt aan een gedraging zoals bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet binnen de door de raad in een eerdere klachtzaak vastgestelde proeftijd die aanving op 2 augustus 2013. TUL voorwaardelijke schorsing van 1 maand.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:73 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB8-2013

    In geval van het overlijden van klager nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, dient de behandeling van de klacht te worden gestaakt, tenzij de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleent, moet worden voortgezet. In het onderhavige geval geen sprake van dergelijke redenen aan het algemeen belang ontleend. Behandeling van de klacht gestaakt.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2013:80 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch L247-2013

    Advocaat belemmert de deken in diens toezichthoudende taak door bij herhaling niet te reageren op verzoeken van de deken om hem nader te informeren over tegen hem ingediende klachten. Irritatie in een andere zaak ontslaat een advocaat niet van die verplichting. Bezwaar gegrond; berisping