Zoekresultaten 12331-12340 van de 42842 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:256 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.060

    Verweerder, fysiotherapeut, is eigenaar van een fysiotherapiepraktijk met drie vestigingen. Klaagster werd door een andere in de praktijk werkzame fysiotherapeut behandeld met de methode genaamd ‘Muscle activation’. Deze andere fysiotherapeut heeft op enig moment de arbeidsovereenkomst met verweerder opgezegd. Onderdeel van die arbeidsovereenkomst was een concurrentie- en relatiebeding voor de periode van twee ja na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld, door vast te houden aan het concurrentiebeding met zijn voormalige werknemer. Zij stelt dat de vrije keuze van zorgverlener voor haar in het geding is gekomen nu zij niet meer behandeld kan worden door de voormalige werknemer van verweerder. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht afgewezen. Klaagster heeft voorts geklaagd over het feit dat verweerder eventuele hervatting van de behandeling afhankelijk heeft gesteld van het intrekken van de tuchtklacht. Ook dat klachtonderdeel is door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De fysiotherapeut heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover klaagster ontvankelijk is verklaard in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het incidenteel beroep en verklaart de klacht van klaagster met betrekking tot het vasthouden aan het concurrentie- en relatiebeding alsnog gegrond, maar legt aan de fysiotherapeut op dat punt geen maatregel op. Een niet door het Regionaal Tuchtcollege behandeld klachtonderdeel inzake een tussen partijen gevoerd telefoongesprek wordt door het Centraal Tuchtcollege afgewezen. Het klachtonderdeel betreffende het afhankelijk stellen van verdere behandeling van het intrekken van de tuchtklacht wordt gegrond verklaard. Ter zake wordt aan verweerder een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1990

    Klacht van echtgenote van overleden patiënt tegen huisarts betreft (avond)visite vanuit huisartsenpost. Het college acht aannemelijk dat in aanwezigheid verweerder de gemeten temperatuur 30.2 graden Celsius is geweest. Alleen al daarom, maar zeker in combinatie met het (afwijkend) klinisch beeld, had verweerder patiënt naar ziekenhuis moeten insturen. Mede gelet op wisseling van dienst op huisartsenpost kort na de visite van verweerder is ook het noteren van een onjuiste temperatuur (36 graden) in het medisch dossier onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft zich niet toetsbaar opgesteld. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:257 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.072

    Klacht tegen huisarts. De kinderen van klager zijn op enig moment onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Klager verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest met betrekking tot het weghalen van de kinderen van klager en geen aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte en van het feit dat kinderen van klager door derden zijn misbruikt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:156 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-577

    Verzet is ongegrond. Of verweerder een betalingstoezegging heeft gedaan, is een civiel geschil; geen tuchtrechtelijke procedure.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:25 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/51

    Dierenarts wordt verweten verwijtbaar te hebben gehandeld ten aanzien van de invulling en afgifte van een dierenpaspoort. Gegrond. Mede gelet op eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, volgt geldboete van € 500,= waarvan de helft voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:26 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/77

    Dierenarts wordt verweten dat hij bij de keuring van een paard een OCD-fragment ter hoogte van het kogelgewricht rechtsvoor, alsook artrose en een oogaandoening niet heeft opgemerkt c.q. niet heeft gemeld en het paard ten onrechte klinisch en röntgenologisch geschikt heeft bevonden voor de (dressuur)sport, zonder enige bemerking in het keuringsrapport. Deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:27 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/16

    Vijf bij dezelfde kliniek werkzame dierenartsen wordt verweten dat zij veterinair nalatig hebben gehandeld doordat met betrekking tot de kreupelheidsklachten van een hond een onjuiste (waarschijnlijkheids)diagnose is gesteld en tot een onjuiste behandeling is geadviseerd. Ten aanzien van twee van de vijf dierenartsen gegrond. Volgt berisping en waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/58

    Klacht van BFT in verband met schending informatieplicht, niet helder offreren, onvolledige urenadministratie, onzorgvuldig handelen bij de beoordeling van wilsbekwaamheid, onvoldoende dossiervorming en onvoldoende voortvarend handelen. Klacht gegrond. Mede in verband met het tuchtrechtelijk verleden van de notaris legt de kamer een geldboete op van € 7.500,- met openbaarmaking van de opgelegde maatregel en veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-049

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Het rapport voldoet aan de criteria. Er zijn geen aanknopingspunten dat beklaagde haar status als BIG-geregistreerde verzekeringsarts zou gebruiken voor een commerciële positie als arbeidsdeskundige en dat haar doel zou zijn geweest om de uitkomst voor de verzekeraar gunstiger te maken. Klacht ongegrond verklaard.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-065

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts is erg onzorgvuldig met het euthanasieverzoek van patiënt omgegaan, door eerst toe te zeggen dat hij bereid was de euthanasie op korte termijn te verlenen en hier vervolgens een aantal dagen later telefonisch op terug te komen. Door de concreet uitgesproken wens van de patiënt en de onvoorwaardelijke toezegging van de huisarts was het euthanasieproces zoals genoemd in ‘Stappenplan euthanasie’ duidelijk in gang gezet. Een overdracht van het euthanasieverzoek aan de verpleeghuisarts is niet aan de orde geweest. De kennelijke overbelasting van de huisarts in aanmerking genomen, is een lichte maatregel gepast. Klacht gegrond verklaard, waarschuwing.