Zoekresultaten 20171-20180 van de 42364 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-043

      Ongegronde klacht tegen arts in het  verpleeghuis. Arts kan alleen tuchtrechtelijk worden aangesproken over de periode dat hij persoonlijk betrokken was bij de behandeling van patiënte. Bij klager is (mede door toedoen van de arts) het beeld ontstaan dat verdere behandeling van patiënte nog mogelijk was. Patiënte was in wezen uitbehandeld waardoor het niet actief behandelen van de somatische klachten de arts niet is te verwijten. Dat de arts aan patiënte bewust pijn-en hartmedicatie heeft onthouden waardoor onnodig lijden in de laatste levensfase is veroorzaakt  is niet vast komen te staan. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:213 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-917/DH/DH

    Verzoeker heeft bij de raad een verzoek ex artikel 60ab lid 6 Aw  ingediend, strekkende tot opheffing van de bij beslissing van de raad van 3 oktober 2016 aan hem opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor onbepaalde tijd ex artikel 60ab Aw. De raad wijst het verzoek af en overweegt daartoe als volgt. Voor opheffing van een schorsing ingevolge het bepaalde in artikel 60ab lid 6 Aw moet aannemelijk zijn dat de gronden die hebben geleid tot de schorsing, niet meer aanwezig zijn. Die situatie doet zich naar het oordeel van de raad niet voor. Door de beëindiging van zijn advocatenpraktijk zijn mogelijk enkele bezwaren van de deken thans niet meer van toepassing, maar dat geldt in elk geval niet voor hetgeen de raad in de schorsingsbeslissing heeft overwogen op het punt van de verantwoordelijkheid en financiële integriteit. Verzoeker heeft niet gesteld dat de situatie wat dat betreft is gewijzigd. Ook anderszins is niet gebleken dat deze gronden niet meer aanwezig zijn. Nu verzoeker blijkens zijn uitlatingen ter zitting de wens heeft zich op enig moment opnieuw als advocaat te laten inschrijven, is het derhalve van belang dat – indien de inschrijving zal worden toegestaan – de schorsing op dat moment van kracht wordt.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-050b

      Ongegronde klacht tegen huisarts. De arts hoefde aan de hand van de door patiënte verstrekte informatie geen noodzaak te zien om een spoedvisite af te leggen. Er is overleg geweest met collega-huisarts over zijn visite aan patiënte, waarbij de deur niet open gedaan. In overleg is besloten dat de arts later die dag nog een huisbezoek zou afleggen. Toen patiënte op dat moment ook de deur niet open deed, heeft de arts de politie gebeld en de deur open laten breken, waarmee ze adequaat heeft gehandeld. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-084

      Gegronde klacht van voormalig werkgeefster tegen verpleegkundige wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens een jonge patiënte waarvan hij destijds persoonlijk begeleider was. Verpleegkundige had zich, gezien zijn leeftijd en ervaring,  extra bewust moeten zijn van het feit dat de jonge patiënte met een incestverleden zeer kwetsbaar was. De verpleegkundige heeft vertrouwen van patiënte beschaamd en gehandeld uit eigenbelang door geen melding te maken van het grensoverschrijdende gedrag terwijl hij wel inzag dat zijn gedrag niet geoorloofd was. Grond voor doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Aangezien de verpleegkundige zich reeds heeft laten uitschrijven uit het BIG-register: ontzegging recht verpleegkundige wederom in het BIG-register te worden ingeschreven.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-050a

      Ongegronde klacht tegen huisarts die op verzoek van collega-huisarts bij patiënte, die leed aan COPD (Gold IV), een huisbezoek heeft afgelegd. Op basis van de door hem verkregen informatie van de collega en assistente, waaruit niet naar voren kwam dat er sprake was van directe alarmsymptomen, is het de arts niet te verwijten dat hij geen spoedvisite heeft afgelegd. Tevens niet gebleken dat arts te weinig actie heeft ondernomen toen patiënte bij het huisbezoek de deur niet opende. Niet vast komen te staan dat arts partner van patiënte dag na overlijden onheus zou hebben bejegend of onvoldoende informatie zou hebben verstrekt. Klacht afgewezen.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2016:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-001

      Deels gegronde klacht tegen gezondheidszorgpsycholoog die een verklaring heeft opgemaakt op verzoek van de advocaat van ex-partner van klager(moeder van zijn kinderen) ten behoeve van kort geding  ter zake van omgangsregeling zonder met klager of de kinderen te spreken. Afgeven van verklaring over anderen dan eigen cliënt  ten behoeve van een juridische procedure is  af te raden en niet conform richtlijnen van het NIP en de geldende Beroepscode. Dat de GZ-psycholoog tijdens de klachtbehandeling bij het NIP zou zijn voortgegaan ex-partner te adviseren over opvoeding  niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Berisping.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2016:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/039

      Verweerder heeft klaagster geopereerd in verband met een dreigend cauda equina syndroom bij de grote HNP L2-L3. Klaagster kampt na de operatie met verlammingsverschijnselen. Klaagster verwijt verweerder dat hij tijdens de operatie een fout heeft gemaakt. Hij heeft een zenuw beschadigd als gevolg waarvan zij nu aanzienlijk minder valide is. Verweerder betwist een fout te hebben gemaakt en voert aan dat sprake is van een complicatie. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:114 Accountantskamer Zwolle 16/753 Wtra AK

      Verklaring over realiseren deel premieplichtige loonsom van klant betrokkene, toegevoegd aan verzoek van die klant om toestemming voor ontslaan klager, niet onjuist. De brief opgesteld door betrokkene en toegevoegd aan verzoek van diezelfde klant om toestemming voor ontslaan andere medewerkers niet aannemelijk geworden. In beide stukken staan wel omissies maar niet zodanig ernstig dat betrokkene daarvan een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:54 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/303801 KL RK 16-55

     Levering en lening en kwijtschelding van de schenking van 1992 zijn schriftelijk vastgelegd met de akte van 18 december 1992. Het moge zo zijn dat het resterende deel in 1993 is kwijtgescholden maar van een schriftelijke vastlegging daarvan of enig ander bewijs van die schenking is niet gebleken. Nu niet is komen vast te staan dat de schenking is geëffectueerd voor het resterende gedeelte, kon de notaris daar dan ook niet vanuit gaan.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:55 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/306012 KL RK 16/86

      De octrooirechten waren reeds vervallen op het moment waarop deze door de notaris werden geveild. Naar het oordeel van de kamer had het op de weg van de notaris gelegen om vlak voor het veilen, tenminste op de dag voorafgaande aan de veiling, na te gaan of de octrooien bestonden. Hoe en waar de notaris dat nagaat of tot de slotsom komt dat hij bestaande zaken veilt, behoort tot de verantwoordelijkheid van de notaris. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld met het veilen van niet meer bestaande octrooirechten.   De notaris is met de opdracht om te veilen geen beheerder van de te veilen zaken, in dit geval de octrooirechten, geworden. Ook is niet gesteld of gebleken dat hij op andere wijze de taak of de plicht had om te inventariseren welke verplichtingen of aandachtspunten het beheer van octrooirechten met zich bracht.