Zoekresultaten 35921-35930 van de 42309 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2401 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3864/11.267

    Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat de opdracht van klager heeft aanvaard.  Het feit dat de advocaat een afspraak met klagers meerderjarige dochter niet heeft laten doorgaan, maar die heeft afgezegd, is onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij was het niet aan klager maar aan zijn (meerderjarige) dochter om te bepalen of zij door de advocaat wenste te worden bijgestaan. Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Het verwijt dat de advocaat vier weken verloren heeft laten gaan, is niet nader door klager onderbouwd. Bovendien wordt de dochter van klager sinds februari 2011 bijgestaan door mr. H., zodat zij in de betreffende periode voorzien was van rechtsbijstand.   De klacht is als kennelijk ongegrond afgewezen.    

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2396 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3625/11.27

    Verweerder behandelde voor klaagster een geschil op basis van een toevoeging. Wegens verschil van inzicht wordt op zeker moment de opdracht beëindigd. Verweerder heeft op dat moment 25 uur besteed aan de rechtsbijstand. Klacht dat klaagster wordt belemmerd in het vinden van een opvolgend advocaat doordat verweerder ten onrechte teveel tijd heeft geregistreerd. Verweerder heeft de uren daadwerkelijk besteed. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2402 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3863/11.266

    Klager heeft als vader van zijn (meerderjarige) dochter geen recht te klagen over het handelen van de advocaat van zijn dochter. Dit recht is voorbehouden aan de dochter van klager.   Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2428 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3877/12.11

    Geen sprake van door klager gestelde valsheid in geschrifte. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2403 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3559/10.189

    De advocaat heeft de leden van de wrakingskamer die het verzoek tot wraking van mr. F.,  mrs. G., H., I. en mr. J.,  zouden behandelen, gewraakt. Hierdoor ontstaat een situatie die zich laat omschrijven als een verzoek tot wraking van de wrakingskamer die het initiële verzoek tot wraking dient te behandelen. Deze wrakingskamer houdt het ervoor dat een dergelijke gang van zaken evident in strijd komt met de goede tuchtprocesorde en dat verzoeker misbruik van het middel wraking maakt. Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat de andere klachtzaak waar verzoeker op doelt niet verknocht is aan de onderliggende klachtzaak.   De behandeling van het verzoek tot wraking van de mrs. F., G., H., I. en mr. J. wordt aangehouden. 

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2397 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3515/10.145

    Klager behartigt als gemachtigde de belangen van een cliënt in een arbeidsgeschil. Verweerder behartigt de belangen van de werkgever. Verweerder heeft een brief aan klager, waarin hij het standpunt van klagers cliënte bestreed, aan klager gezonden met rechtstreekse verzending van een kopie aan klagers cliënte. Klacht dat verweerder in de brief grievende uitspraken jegens klager heeft gedaan en dat hij aan klagers cliënte een kopie van die brief heeft gestuurd; voorts dat verweerder in de brief op onrechtmatige wijze heeft getracht klagers cliënte te manipuleren en op het verkeerde been te zetten. Verweerder heeft klager zijn excuus gemaakt over een bepaalde opmerking in de brief. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2398 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3849/11.251

    De feiten waarover klager klaagt hebben zich voorgedaan in 2006. Dat betekent dat er inmiddels vijf jaar is verstreken. Klager heeft niet gemotiveerd waarom hij zijn klacht niet eerder heeft ingediend, terwijl niet is gebleken van omstandigheden die meebrengen dat klager desondanks in zijn klachten zou moeten worden ontvangen. Het klachtenonderdeel is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.   De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter. Dit klachtenonderdeel is derhalve eveneens kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2430 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3876/12.10

    In de behandeling van een zaak geniet de advocaat een grote mate van vrijheid. Uit de feiten blijkt niet dat de advocaat in de belangenbehartiging van klaagster te kort is geschoten. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2399 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3866/11.269

    Feitelijk beschuldigt klager de advocaat van valsheid in geschrifte. Van een klager mag verwacht worden van een dergelijke stelling deugdelijk bewijs bij te brengen. Dat ontbreekt. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de advocaat jegens klager tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtenonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.   Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake - door hem gestelde grievende uitlatingen jegens een andere advocaat - rechtstreeks in zijn belang is getroffen, zodat dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk is.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2393 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3731/11.133

    Klagers zijn erfgenamen van mevrouw V. Over het vermogen van mevrouw V was een bewind ingesteld, waarbij stichting C als bewindvoerder was aangesteld. Verweerder heeft de belangen behartigd van een derde, die een vordering op de nalatenschap van mevrouw V pretendeerde. Algemeen gevolmachtigde van mevrouw V was mevrouw H. De cliënt van verweerder had een boedelvolmacht van mevrouw H overgelegd, waarop een niet gelegaliseerde handtekening staat en waarbij een legitimatiebewijs van mevrouw H ontbreekt. Verweerder heeft, nadat hem bekend was gemaakt dat namens mevrouw H de boedelvolmacht werd ingetrokken, aan de stichting C, onder verwijzing naar de boedelvolmacht, verzocht een aanzienlijk bedrag over te maken op de derdenrekening van verweerders kantoor. Tegelijkertijd verzocht verweerder aan mevrouw H om te bevestigen dat de boedelvolmacht niet zou zijn ingetrokken. De klacht behelst dat verweerder aan zijn cliënt een onjuiste boedelvolmacht heeft verstrekt met de instructie daarvan gebruik te maken bij twee banken; dat verweerder onder gebruikmaking van een onjuiste boedelvolmacht heeft getracht de stichting C te bewegen om een aanzienlijk bedrag op zijn derdenrekening te laten storten; en dat verweerder zich in een belangenverstrengeling heeft begeven, daar het notariaat van zijn kantoor de (ingetrokken) boedelvolmacht had opgemaakt. Eerste klachtonderdeel ongegrond. Tweede en derde klachtonderdeel gegrond. Verweerder heeft zijn brief aan de stichting C gebaseerd op niet-geverifieerde en onjuiste informatie en op een gebrekkige volmacht waarvan hij op dat moment de informatie had dat die was ingetrokken. Verweerder diende voorts rekening te houden met een mogelijk tegenstrijdig belang tussen zijn cliënt, die een beroep op de boedelvolmacht wenste te doen en mevrouw H, namens wie was meegedeeld dat de boedelvolmacht, opgemaakt door het notariaat van verweerders kantoor, werd ingetrokken. Schorsing voor de duur van één maand, met een bijzondere bepaling ten aanzien van het tijdstip van ingang daarvan.