Zoekresultaten 21301-21310 van de 42611 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 206/2015

      Klacht tegen huisarts ongegrond. Gelet op hulpvraag aan de triagiste heeft verweerder de beslissing tot het voorschrijven van een aantal zetpillen Primperan mogen  fiatteren. Van alarmsymptomen, waardoor verweerder een visite had moeten (laten) verrichten is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 220/2015

      Één van vijf klachtzaken tegen een arts in opleiding tot bedrijfsarts. Klagers werken in een onderneming waarin wordt gewerkt met chemische stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van mensen.  Verweerster wordt in de kern verweten dat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de werksituatie en de klachten van de werknemers, niet heeft ingegrepen terwijl werknemers werden blootgesteld aan schadelijke stoffen en zich onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld ten opzichte van de werkgever. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2016:78 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 230 t/m 234/2015

      Klacht van vijf klagers tegen bedrijfsarts. Klacht hangt samen met vijf klachtzaken tegen een arts in opleiding tot bedrijfsarts. Klagers werken in een onderneming waarin wordt gewerkt met chemische stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van mensen.  De arts in opleiding wordt in de kern verweten dat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de werksituatie en de klachten van de werknemers, niet heeft ingegrepen terwijl werknemers werden blootgesteld aan schadelijke stoffen en zich onvoldoende onafhankelijk heeft opgesteld ten opzichte van de werkgever. Verweerster wordt hetzelfde verweten omdat de verantwoordelijkheid geheel of ten dele op haar als opleidster rustte. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:159 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-601/DH/RO

    Verwijt dat verweerder toegezegde werkzaamheden niet heeft verricht en desondanks weigert het voor deze werkzaamheden betaalde voorschot terug te betalen. Klager heeft gemotiveerd aangevoerd dat verweerder de toegezegde werkzaamheden niet heeft verricht. Verweerder beschikt niet (meer) over een opdrachtbevestiging in de zaak waarin hij klager bijstond. De raad is van oordeel dat, nu een opdrachtbevestiging ontbreekt, niet kan worden vastgesteld welke werkzaamheden verweerder voor klager zou verrichten alsmede tegen welk uurtarief. Het ontbreken van de vereiste schriftelijke vastlegging komt voor rekening en risico van verweerder. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing van twee maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat verweerder het tweede door klager aan hem betaalde voorschot ad EUR 500,- aan klager dient terug te betalen. Kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:58 Accountantskamer Zwolle 16/534 Wtra PE

    PE-zaak: waarschuwing + boete.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/147

      De kamer is van oordeel dat het - door de notaris erkende - feit dat zij heeft nagelaten de bankgarantie onmiddellijk na ontvangst te controleren, en de onjuistheid daarvan tijdig bij klaagster te signaleren, de notaris tuchtrechtelijk te verwijten valt. De omstandigheden dat de afspraken over de bankgarantie deels al gemaakt werden voordat de notaris bij de zaak betrokken raakte en dat klaagster voor wat betreft de levering strikt genomen geen opdrachtgeefster was nemen immers niet weg dat - toen de notaris eenmaal ingegaan was op het verzoek om de levering te verzorgen - het op de weg van de notaris lag de bankgarantie na ontvangst te controleren. Juist vanwege het feit dat klaagster in haar e-mail de notaris nog om extra aandacht heeft gevraagd voor de kwaliteit van de bankgarantie maakte dat op dit punt voor de notaris extra zorgvuldigheid geboden was. (…) De notaris heeft geen - althans geen zichtbare of overtuigende - stappen ondernomen om tot een afstemming te komen op het voorstel de koper te veranderen. De akten van non-comparitie zijn opgesteld zonder voorafgaande instemming van en/of toezending van een concept aan klaagster en kunnen daarom ook niet als zodanig worden aangemerkt. Door in die akten feiten te noemen waarmee klaagster niet heeft ingestemd kan onduidelijkheid in het rechtsverkeer ontstaan, hetgeen de notaris te verwijten valt. (…) De kamer overweegt dat niet aanstonds als vaststaand aangenomen kan worden dat de  bankgarantie hier onder de geheimhoudingsplicht van de notaris valt. Daarbij is het naar het oordeel van de kamer van belang dat het verzoek om inzage wordt gedaan niet door een willekeurige derde, maar door klaagster als rechtstreeks belanghebbende bij de ten behoeve van haar verstrekte bankgarantie en dat die derde afhankelijk blijft van de notaris voor controle op de nakoming van door de wederpartij van klaagster aangegane verplichtingen wanneer de notaris haar geen inzage geeft.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/41

      Uit de stukken volgt dat de notaris eerst vanaf december 2014 op de hier bedoelde vragen van klager gereageerd heeft. Een gegronde reden voor dit trage reageren heeft de notaris niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken. Daarbij komt dat het, mocht het de notaris niet duidelijk zijn geweest welke informatie klager wenste, op de weg van de notaris had gelegen, daar navraag naar te doen. Ook daarvan is niet gebleken. De informatieverstrekking aan klager was daardoor niet alleen traag, maar aanvankelijk ook onvolledig. Dit klachtonderdeel wordt daarom gegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/143

      De kamer is van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris haar vragen niet, althans onvoldoende heeft beantwoord. De vragen van klaagster waren bovendien relevant voor de afwikkeling van de zaak. Het niet althans onvoldoende beantwoorden daarvan, althans niet adequaat reageren daarop is daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar. (…) De notaris heeft geen helder antwoord gegeven op de vraag of zij, toen haar duidelijk werd dat de lijfrente daadwerkelijk in rechte opgeëist zou gaan worden, klaagster (en haar broer) hiervan in kennis heeft gesteld en/of overleg met hen heeft gevoerd over een nadere standpuntbepaling op dit punt. De kamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat klaagster zich terecht op het standpunt stelt dat de notaris heeft nagelaten haar te informeren over relevante feiten en omstandigheden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2015:48 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/48 en 49

      Over het klachtonderdeel, dat er een verklaring van erfrecht is opgesteld zonder medeweten van klagers, overweegt de kamer als volgt. In de opgestelde verklaring van erfrecht wordt geconstateerd dat door erflater een (ouderlijke boedel)verdeling is gemaakt en dat, ingevolge die verdeling, aan de weduwe van erflater de aanwezige goederen zijn toegedeeld onder de verplichting alle schulden voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen en aan de andere erfgenamen schuldig te erkennen een bedrag in contanten gelijk aan ieders aandeel in de nalatenschap. Met deze verklaring van erfrecht wordt te kennen gegeven dat er sprake is van een verdeling tussen de erfgenamen. Voorwaarde voor zo’n verdeling is echter wel, dat van te voren zekerheid wordt verkregen dat de langstlevende en - in dit geval - ten minste één kind van erflater de nalatenschap ook hebben aanvaard. De notarissen hebben klagers evenwel niet benaderd om dit te verifiëren. De verklaring van erfrecht is geheel buiten klagers om opgesteld. Daarmee hebben de notarissen onzorgvuldig gehandeld. Het klachtonderdeel is dus gegrond. (…)  Verder stellen klagers de vraag aan de orde of de notarissen verplicht waren klagers te informeren dat de notaris zich in het boedelregister heeft laten inschrijven als een bij de nalatenschap betrokken notaris. De kamer beantwoordt die vraag, met de notarissen, ontkennend. Er bestaat daartoe noch een wettelijke verplichting, noch een betamelijkheidsverplichting.

  • ECLI:NL:TNORARL:2016:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden AL/2015/98

      Het niet kunnen beschikken over de erfdelen is geen gevolg van de beslaglegging op de onverdeeld nalatenschap maar van het feit dat de omvang van de erfdelen niet op een bepaald bedrag kan worden vastgesteld omdat de erfgenamen het niet eens zijn. Een en ander brengt de kamer tot de conclusie dat de notaris in redelijkheid geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt van de omstandigheid dat het beslag vooralsnog op de onverdeelde nalatenschap rust en derhalve evenmin van het feit dat klagers vooralsnog niet de beschikking hebben verkregen over hun aandeel in de nalatenschap. De klacht wordt daarom op dit punt ongegrond verklaard.