Zoekresultaten 931-940 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:8 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/329961 / KL RK 17-198

      Met betrekking tot het verwijt dat de notaris klager niet heeft laten weten dat het bedrag van de makelaarskosten niet was uitbetaald, heeft de notaris gewezen op de volmacht die klager aan de SNS Bank had gegeven. Deze volmacht betrof niet alleen de eigendomsoverdracht zelf, maar ook de algehele financiële afwikkeling daarvan. De kamer is van oordeel dat het gelet op deze volmacht op de weg van de SNS Bank had gelegen om klager ervan in kennis te stellen dat vanwege een executoriaal derdenbeslag het bedrag van de makelaarskosten bij de notaris in depot werd gehouden. Dit betekent dat het de notaris niet tuchtrechtelijk verweten kan worden dat hij hierover geen contact heeft gezocht met klager.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/12 en 13

    Wraking. Verzoek afgewezen en bepaald dat volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2018:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2017/81 en 82

    Klacht van BFT tegen notaris (N) en kandidaat-notaris (KN) n.a.v. berichtgeving over Panama Papers. Overdracht van aandelen in Nederlandse B.V. aan partij in Panama in april 2015 in verband met (schijn)transactie van onroerend goed in Ecuador. KN heeft informatie over de beoogde transactie, vervat in e-mailstring en in bijlage bij e-mail, gemist. KN en N (die heeft vertrouwd op de handelwijze van de ervaren KN) hebben verklaard dat zij zeker anders zouden hebben gehandeld als zij ten tijde van de voorgenomen transactie kennis zouden hebben genomen van die informatie en dat deze voor hen destijds zonder meer aanleiding zou hebben gevormd om nader onderzoek te verrichten. N heeft erkend dat het kantoorbeleid destijds niet afdoende was sinds op 1 januari 2013 de reikwijdte van de WWFT voor (kandidaat-) notarissen was uitgebreid. KN en N in gelijke mate verantwoordelijk voor gang van zaken. Van een KN mag een hoge mate van zorgvuldigheid worden verwacht. Kamer acht het verwijtbaar dat cruciale informatie is gemist, als gevolg waarvan de N een akte van aandelenoverdracht heeft gepasseerd zonder dat daaraan voorafgaand voldoende onderzoek is verricht en zonder dat (voldoende) stil is gestaan bij de vraag of uit hoofde van de WWFT een verscherpt cliëntenonderzoek had moeten worden verricht, of melding had moeten worden gemaakt van een ongebruikelijke transactie en of er aanleiding was om diensten te weigeren of op te schorten in afwachting van de uitkomst van nader onderzoek. Gelet op de belangrijke positie van de notaris in het rechtsverkeer, waaronder de rol van “poortwachter”, rekent de kamer het de KN en de N ernstig aan dat zij de relevante informatie hebben gemist. KN en N betreuren hun handelwijze zeer. Gegrond, maatregel van berisping met besluit tot openbaarheid van deze maatregel voor KN en N.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2017:40 Kamer voor het notariaat Amsterdam C/13/629256/NT 17-48 (B)

    De door klager aangevoerde feiten en omstandigheden brengen niet automatisch met zich dat erflater wilsonbekwaam was tot het opmaken van zijn uiterste wilsbeschikking. Echter de wetenschap van de dementie van erflater, de reden tot wijziging van het testament (die in het eerste gesprek anders bleek te zijn dan de notaris aanvankelijk was medegedeeld), de verklaring van erflater zelf in de aangifte dat hij niet goed meer wist wat er destijds was gebeurd, de omstandigheid dat [D] (overigens niet uit eigen wetenschap) volgens het proces-verbaal van aangifte heeft verklaard wat er gebeurd zou zijn, gecombineerd met het feit dat de instructie tot het testament afkomstig was van [C], de hoge leeftijd van erflater en het feit dat het nieuwe testament ingrijpend afweek van het vorige (dat minder dan een jaar oud was), hadden naar het oordeel van de kamer tot extra zorgvuldigheid van de notaris moeten leiden.  Niet alleen had de meegenomen aangifte - waarin de verbalisant woordelijk opmerkt “[erflater] is dementerend, daarom heeft [erflater] zijn schoonzus [D] en buurman [C] meegenomen voor het doen van aangifte”- dan ook een duidelijk signaal voor de notaris moeten zijn, maar ook de mededeling dat notaris [Y] had geweigerd een testament op te stellen zonder een verklaring van een onafhankelijke arts, aangesloten bij de Vereniging van Indicerende en Adviserende artsen (hierna: VIA-arts), had voor extra alertheid bij de notaris moeten zorgen. Onder deze omstandigheden had de notaris naar het oordeel van de kamer gerede twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater behoren te hebben en had het voor de hand gelegen dat hij - gelijk het Stappenplan adviseert – zich bij zijn besluitvorming ter zake had laten bijstaan door medewerkers van zijn kantoor en hen als getuigen had laten optreden bij het (eventueel) passeren van het testament. Minst genomen had hij evenwel, alvorens een eigen oordeel over de wilsbekwaamheid van erflater te vormen, informatie moeten inwinnen bij een VIA-arts, of zich anderszins moeten laten voorlichten over de geestesgesteldheid van erflater. De notaris kan tuchtrechtelijk worden verweten dat hij dat heeft nagelaten. De klacht is dan ook gegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:9 Kamer voor het notariaat Amsterdam 637837 /NT 17-73

    Klager heeft ter zitting bevestigd dat hij tegen de notaris heeft verklaard dat de tekening aan de koopovereenkomst leidend is voor het antwoord op de vraag welk perceelsgedeelte klager destijds heeft gekocht. Vast staat voorts dat het perceelsgedeelte ten noord oosten (rechts) van de toen al bestaande sloot dat na de inschrijving van de akte van levering op naam van klager is gesteld ook na de transactie tussen partijen in het bezit van de verkoper is gebleven en door deze is gebruikt. Hieruit volgt dat dit perceelsgedeelte geen deel uitmaakte van de transactie tussen partijen. Nu voorts in de destijds door partijen getekende koopovereenkomst geen oppervlakte van het verkochte is vermeld, en daarin voor de aanduiding van het verkochte wordt verwezen naar de “aangehechte schets”, heeft de notaris met recht tot de conclusie kunnen komen dat de leveringsakte, waarin het verkochte is omschreven als de Noord-Hollandse stolpwoning c.a. “ter grootte van ongeveer negenenveertig are (..), uitmakende een (..) resterend gedeelte van het terrein aldaar, (..) no. 1390”, een kennelijke verschrijving bevat. Het verwijt van klager dat de notaris niet had mogen overgaan tot het opmaken van een proces-verbaal tot verbetering van de leveringsakte, acht de kamer dan ook ongegrond. Weliswaar was het beter geweest als de notaris partijen van tevoren had laten weten voornemens te zijn een proces-verbaal van verbetering op te maken, maar tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat niet.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam C/13/632925/NT 17-58

    De kamer is van oordeel dat de notaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat  voor hem op geen enkel moment aanleiding heeft bestaan om aan de wilsbekwaamheid van erflater te  twijfelen. Klager heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat erflater niet meer in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen, laat staat dat dat voor de notaris kenbaar moet zijn geweest. Het enkele feit dat erflater terminaal ziek was en dat hij kort voor zijn (naderende) dood opdracht heeft gegeven voor het opmaken van een (nieuw) testament brengt nog niet met zich dat de notaris het Stappenplan had behoren toe te passen. Tussen het eerste gesprek met erflater en het passeren van het testament is een periode van acht dagen verstreken. Het concept is tijdig - nog op de dag van de eerste bespreking op 22 september 2015 - aan erflater toegezonden, zodat aangenomen kan worden dat erflater dat goed heeft kunnen bekijken. Hoewel erflater volgens de notaris er ten tijde van het passeren van de akte fysiek minder goed aan toe was, betekende dat nog niet dat de notaris aan zijn wilsbekwaamheid behoorde te twijfelen. Hetgeen door klager is aangevoerd leidt ook niet tot het oordeel dat aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de notaris moet worden getwijfeld. De kamer acht dit eerste klachtonderdeel dan ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2018:8 Kamer voor het notariaat Amsterdam 637834 / NT 17-72

    Ten aanzien van het eerste en tweede verwijt van klagers overweegt de kamer het volgende. De notaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hij er vanuit mocht gaan dat klagers van het beslag op hun woning op de hoogte waren. In de eerste plaats omdat het beslag aan klager sub 1 in persoon is betekend en voorts ook omdat van de beslaglegging uit de kadastrale recherche door de makelaar had moeten blijken. Dat het beslagexploot nooit op de juiste wijze aan klager sub 1 is betekend – zoals klagers ter zitting hebben gesteld, is – ook indien juist – een omstandigheid die de notaris niet kan worden aangerekend. Gelet op het feit dat klagers krachtens de koopovereenkomst verplicht waren om de woning zonder beslag te leveren, behoorde het tot de taak van de notaris om bij de beslaglegger na te gaan onder welke voorwaarden zij bereid was tot doorhaling van het beslag. Alleen al hierom wordt het betoog van klagers dat de notaris hierover eerst met hen in overleg had moeten treden verworpen. Het handelen van de notaris vloeide immers noodzakelijkerwijs voort uit de aan het notariskantoor verstrekte opdracht en er bestaat geen voorschrift op grond waarvan de notaris verplicht zou zijn eerst contact op te nemen met de beslagene (klager sub 1). Een en ander neemt niet weg dat het in dit geval, nu het beslag al in 2009 was gelegd, uit oogpunt van dienstverlening beter was geweest als de notaris zich eerst met klagers zou hebben verstaan, maar dat hij dit niet heeft gedaan is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij begin januari 2017 bericht van de beslaglegger heeft ontvangen over de voorwaarden waaronder het beslag kon worden doorgehaald en dat hij daarna klagers op 11 januari 2017 per e-mail daarover heeft geïnformeerd. De notaris heeft daarmee binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aflosnota van de beslaglegger klagers daarvan in kennis gesteld. De eerste twee klachtonderdelen zullen dan ook ongegrond worden verklaard.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:7 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/327807 KL RK 17-157

    Moeder was indirect partij bij een aandelentransactie in 2004. Klager en de echtgenoot van de zus waren eveneens bij die aandelentransactie betrokken. Als gevolg van die transactie is er bij de afwikkeling van de nalatenschap van vader een conflict ontstaan tussen klager en de zus. De notaris heeft de zus bijgestaan bij dit conflict. Dit heeft geresulteerd in een concept-vaststellingsovereenkomst, waarbij klager, moeder en de zus als partijen betrokken waren. In de concept-vaststellingsovereenkomst stond dat moeder in haar testament haar woning zou legateren aan de zus. Gelet op artikel 22 Vbg had de notaris het testament van moeder niet mogen passeren. De omstandigheid dat de eerste bespreking met moeder heeft plaats gevonden met een kandidaat-notaris van het kantoor, maakt dit niet anders aangezien artikel 22 Vbg ook geldt voor de kantoorgenoten van de notaris.   Omdat de notaris eerder als partijadviseur van de zus betrokken is geweest bij de concept-vaststellingsovereenkomst, heeft de notaris niet meer objectief kunnen beoordelen of moeders wil tot uiting kwam in haar testament. Ter zitting heeft de notaris blijk gegeven dat hij zich dit tegenstrijdig belang gerealiseerd heeft. Gelet op dit tegenstrijdig belang had de notaris moeten doorverwijzen naar een andere notaris, niet verbonden aan zijn kantoor. Nu hij dit heeft nagelaten, heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De kamer acht de klacht daarom gegrond.   Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van schorsing uit het ambt voor de duur van één week passend en geboden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:5 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/327876/KL RK 17-159

      De kamer stelt voorop dat het tot de zorgplicht van de notaris behoort om enig onderzoek te doen naar de juistheid van de mededeling van verkoper dat er sprake is van een schuld waarmee (een deel van) de koopsom wordt verrekend, zeker gezien de bekendheid van de notaris met de destijds op handen zijnde echtscheiding tussen klaagster en verkoper. Indien de schuld waarmee de koopsom is verrekend niet zou bestaan, zou klaagster immers worden benadeeld doordat de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap zou verminderen. Uit hetgeen de notaris als verweer heeft aangevoerd valt niet af te leiden dat hij voorafgaand aan het passeren van de akte enig onderzoek heeft ingesteld naar het bestaan van de schulden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:6 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/326021/KL RK 17 -125

      De notaris heeft naar het oordeel van de kamer voldoende en zorgvuldig de wilsbekwaamheid van vader onderzocht. De notaris heeft twee gesprekken met vader gevoerd buiten aanwezigheid van andere personen die hem zouden hebben kunnen beïnvloeden. Er zat geruime tijd tussen de gesprekken en de kandidaat-notaris heeft ook nog met vader gesproken. Niet is komen vast te staan dat er ten tijde van het opstellen van het levenstestament aanwijzingen waren op grond waarvan de notaris had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van vader, waardoor hij nader onderzoek had moeten verrichten.