Zoekresultaten 701-710 van de 2789 resultaten

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351399 KL RK 19-44 C/05/351400 KL RK 19-45

    Waarnemend kandidaat-notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Klacht jegens de notaris daarom ongegrond. De kandidaat-notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akte in 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagster heeft haar stelling dat erflater in 2009 (eveneens) een testament heeft laten opmaken onvoldoende onderbouwd.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353114 / KL RK 19-67

    Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer als volgt. Klager stelt zich op het standpunt dat artikel 14 van de akte zodanig dient te worden uitgelegd dat onder ‘pensioenaanspraken’ mede wordt begrepen het nabestaandenpensioen. Desgevraagd heeft de notaris daarentegen ter zitting verklaard dat tijdens het opmaken van de akte huwelijkse voorwaarden de verevening van de opgebouwde pensioenaanspraken in de zin van de Wvps wel is besproken maar de aanspraken op het nabestaandenpensioen niet. Ingevolge vaste rechtspraak is het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet genoeg om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken, maar komt het voor de beantwoording van die vraag aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kamer dient thans te beoordelen wat de notaris destijds met betrekking tot de partijbedoelingen in zijn dossier heeft vastgelegd en in hoeverre hem kan worden verweten dat hij niet (de uitsluiting van) de aanspraken op het nabestaandenpensioen in de akte heeft opgenomen. Dat het ten tijde van het opmaken van de akte de bedoeling van klager en zijn ex-echtgenote  was om de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen eveneens uit te sluiten is, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door de notaris ter zitting, onvoldoende onderbouwd door klager. Immers, het had dan voor de hand gelegen ten aanzien van artikel 14 van de akte een aanvullende tekst met uitdrukkelijk de bewoordingen ‘nabestaandenpensioen’ op te nemen, waar dat in artikel 14 van onderhavige akte niet het geval is. Dat klager stelt dat hij destijds de notaris uitdrukkelijk had meegedeeld dat zijn ex-echtgenote bij scheiding voor geen enkele verdeling van pensioenrechten in aanmerking mocht komen, doet daaraan niet af. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat klager de notaris de opdracht heeft gegeven om naast de verevening van het opgebouwde ouderdomspensioen ook de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen uit te sluiten. Derhalve acht de kamer het eerste klachtonderdeel ongegrond.   H et tweede klachtonderdeel oordeelt de kamer gegrond. Wat ook zij van de innerlijke overwegingen van de notaris om het dossier niet (verder) te behandelen, uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de notaris een toezegging heeft gedaan die hij niet is nagekomen en dat hij ook overigens verre van voortvarend heeft gehandeld in de afhandeling van het verzoek van klager. Op de vele verzoeken daarna van klager om geïnformeerd te worden over de voortgang van zaken, heeft hij niet gereageerd. Ook heeft de notaris, nadat klager een klacht tegen hem bij de KNB had ingediend, daarop niet  gereageerd. Klager heeft zich dan ook genoodzaakt gevoeld een klacht in te dienen. Ook daarop heeft de notaris in eerste instantie niet gereageerd. Hij heeft geen verweerschrift ingediend. Eerst op de zitting heeft de notaris voor het eerst gereageerd op de klacht. De kamer acht dit gedrag van de notaris ernstig nalatig. De notaris had zijn afspraken moeten nakomen en adequaat moeten reageren op de verzoeken van klager om contact op te nemen. Desgevraagd kon de notaris ter zitting geen verklaring voor zijn gedrag geven anders dan ‘dat het zo gelopen was en dat hij het niet meer kon veranderen’. Van een notaris wordt professioneel handelen verwacht. De notaris had moeten inzien dat het noodzakelijk was om, als hij daartoe zelf niet in staat was, een ander met de afwikkeling van het dossier te belasten, of het dossier aan een ander over te dragen, en in ieder geval om over het gebrek aan voortgang te communiceren met klager, zeker waar klager bij herhaling om informatie heeft verzocht. Dat hij dat inzicht op dit punt niet heeft, baart de kamer zorgen waar het de praktijkvoering van het notariskantoor betreft.  

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353437 KL RK 19-70

    Voor beantwoording van de vraag of klagers wel een afgeleid belang bij de onderhavige klacht hebben, wordt door de kamer het volgende in aanmerking genomen. Klagers hebben ter zitting verklaard de onderhavige klacht mede in te dienen omdat zij aandacht willen vragen voor een sluitende controle van de wilsbekwaamheid bij het opmaken van testamenten door het notariaat in het algemeen en de rol die notarissen daarbij kunnen vervullen, ter voorkoming van mogelijk leed bij nabestaanden. Hoewel het hiervoor genoemde begrip ‘belanghebbende’ ruim moet worden uitgelegd, overweegt de kamer dat de kring van belanghebbenden niet zo wijd is dat een ieder in het kader van het algemeen belang van bescherming van de rechtszekerheid en het vertrouwen in het notariaat een klacht kan indienen. De enkele omstandigheid dat klagers hebben aangevoerd aandacht te vragen voor de wijze waarop het notariaat de wil(sbekwaamheid) van partijen beoordeelt bij het voorbereiden en passeren van notariële akten, en dat zij mogelijk leed bij de nabestaanden willen voorkomen, maakt naar het oordeel van de kamer nog niet dat daarmee een afgeleid belang voor klagers is gecreëerd. Het feit dat een ouder van een (volwassen) kind zich emotioneel verbonden voelt, is - hoe belangrijk en invoelbaar ook - onvoldoende om een rechtstreeks of afgeleid belang vast te kunnen stellen. Een andere directe of indirecte betrokkenheid van klager(s) die aangemerkt zou kunnen worden als een belang van klagers in de zin van artikel 99 lid 1 Wna is naar het oordeel van de kamer niet c.q. onvoldoende aangetoond. De kamer is derhalve van oordeel dat klagers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van voornoemd wetsartikel en acht klagers dus niet ontvankelijk in het eerste klachtonderdeel.  

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/15 en SHE/2018/35

    Kern van de klacht is dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende te onderzoeken of de zus wilsbekwaam was toen hij zijn notariële werkzaamheden voor haar verrichtte in de periode van 2007 tot en met 2013. Een redelijke uitleg van artikel 99 lid 21 Wna brengt met zich dat de vervaltermijn pas begint te lopen, zodra van dat nalaten op enige wijze aan klaagster blijkt. Uit de brief van de advocaat van klaagster aan de oud-notaris van 27 februari 2015 kan naar het oordeel van de kamer slechts worden afgeleid dat klaagster uiterlijk op 27 februari 2015 kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de door de oud-notaris verrichte werkzaamheden voor de zus. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat klaagster op 27 februari 2015 ook kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het vermeende nalaten van de oud-notaris met betrekking tot het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van de zus. Niet valt uit te sluiten dat klaagster pas door kennisneming van het medisch dossier van de zus op 14 augustus 2015 bekend is geraakt met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. In de toen verkregen informatie - over de volgens klaagster zeer gebrekkige gezondheidstoestand van de zus - ziet klaagster grond voor haar stelling dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van de zus. Ter zitting is niet gebleken dat klaagster eerder dan op 14 augustus 2015 bekend is geworden met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de klachttermijn eerder is aangevangen dan op 14 augustus 2015. Dit betekent dat de klacht, die op 28 februari 2018 bij de kamer is binnengekomen, tijdig is ingediend. Klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht. De klacht wordt vervolgens ongegrond verklaard, omdat: - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer kon en mocht concluderen dat de zus wilsbekwaam was om de in de periode van september 2007 tot en met oktober 2013 gepasseerde aktes te ondertekenen; - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op zijn geheimhoudingsplicht te beroepen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/58

    Klacht van BFT in verband met schending informatieplicht, niet helder offreren, onvolledige urenadministratie, onzorgvuldig handelen bij de beoordeling van wilsbekwaamheid, onvoldoende dossiervorming en onvoldoende voortvarend handelen. Klacht gegrond. Mede in verband met het tuchtrechtelijk verleden van de notaris legt de kamer een geldboete op van € 7.500,- met openbaarmaking van de opgelegde maatregel en veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/20

    Klagers verwijten de oud-notaris dat hij onzorgvuldig, onnauwkeurig en ondeskundig heeft gehandeld, met als gevolg dat hij in 2005 een onjuiste akte vaststelling van visrechten heeft gepasseerd en een onjuist proces-verbaal van verbeteringen heeft opgemaakt, welke akte en welk proces-verbaal inbreuk maken op de rechten van klagers. De kamer is van oordeel dat de oud-notaris de vermeende oud vaderlandse visrechten van een derde op eenzijdige wijze heeft vastgesteld en dat het door de oud-notaris verrichte onderzoek de noodzakelijke verificatie mist. Verder oordeelt de kamer dat de oud-notaris in de uitoefening van zijn ambt, bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van 5 juli 2005, zich onvoldoende zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten heeft vergewist ten aanzien van het bestaan en de omvang van de door een derde gestelde oud vaderlandse visrechten op de nu aan een aantal klagers in eigendom toebehorende percelen. Bovendien concludeert de kamer dat de oud-notaris de akte vaststelling van visrechten niet op de voet van artikel 45 lid 2 Wna had mogen verbeteren omdat geen sprake is van een kennelijke fout. Ook hier geldt dat de oud-notaris de kadastrale aanduidingen niet in de akte had mogen opnemen zonder de belanghebbende eigenaren daarover te hebben geraadpleegd. Daarmee is een eerder gebrekkig onderzoek op dezelfde wijze voortgezet en verergerd. De klacht van klagers wordt voor een belangrijk deel gegrond verklaard. Aangezien sprake is van het schenden van kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht en zorgplicht, ziet de kamer aanleiding om een maatregel op te leggen. Gelet op de aard en de ernst van de onzorgvuldigheid enerzijds en het feit dat de oud-notaris al in 2007 is gedefungeerd en ook geen notariële werkzaamheden meer verricht als kandidaat-notaris anderzijds, wordt aan de oud-notaris een geldboete van € 1.000,- opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/8

    De door klaagster ingediende vier klachtonderdelen zien alle in de kern op de akte huwelijkse voorwaarden, die de notaris op 22 juli 2013 heeft verleden. De kamer is van oordeel dat op deze klachtonderdelen de vervaltermijn van artikel 99 lid 21 Wna van toepassing is. Vaststaat dat klaagster op 22 juli 2013 de akte huwelijkse voorwaarden op het kantoor van de notaris heeft ondertekend. In beginsel mag op grond van de slotbepalingen van deze akte worden aangenomen dat klaagster met de inhoud van de akte en de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden bekend was toen zij de akte tekende. Daar komt bij dat vaststaat dat de notaris op 22 juli 2013 een brief aan klaagster en [X] heeft gezonden. Uit die brief volgt dat er een afschrift van de huwelijkse voorwaarden en afschriften van de testamenten van klaagster en [X] zijn bijgevoegd. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat bij genoemde brief niet een afschrift van de huwelijkse voorwaarden was gevoegd, zoals klaagster stelt, dan had het op haar weg gelegen om de notaris daarvan op de hoogte te brengen en te vragen om haar alsnog een afschrift van de huwelijkse voorwaarden toe te zenden. De omstandigheid dat klaagster dat niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening en risico. Op grond van het vorenstaande is de kamer van oordeel dat eerder genoemde vervaltermijn in ieder geval is gaan lopen kort na 22 juli 2013, de dag waarop de akte huwelijkse voorwaarden door klaagster is getekend en de notaris de akte per post aan klaagster en [X] heeft toegezonden. Voor klaagster bestond in ieder geval vanaf dat tijdstip de mogelijkheid om kennis te nemen van de feiten ter zake waarvan zij de notaris verwijten maakt. De klacht is op 28 december 2018 ingediend, dus ruim na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren. De kamer verklaart klaagster daarom niet-ontvankelijk in haar klacht en komt daarmee niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door klaagster aan het adres van de notaris gemaakte verwijten.

  • ECLI:NL:TNORARL:2018:64 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/323500 KL RK 17-96

    Tussen beslissing. De vervaltermijn van drie jaar is vanwege de feiten en omstandigheden in deze zaak niet eerder gaan lopen dan vanaf het moment waarop het onderzoek van klager op 3 december 2015 is gestart. Klager ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:19 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/19

    Klagers verwijten de notaris dat zij onzorgvuldig, onnauwkeurig en ondeskundig heeft gehandeld, met als gevolg dat zij in 2013 een onjuiste akte van levering en in 2017 een onjuiste akte van verjaring heeft gepasseerd, welke akten inbreuk maken op de rechten van klagers. De kamer is van oordeel dat de notaris in de uitoefening van haar ambt, bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van levering in 2013, zich onvoldoende zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten heeft vergewist ten aanzien van het bestaan en de omvang van de door verkoper gestelde oud vaderlandse visrechten op de (destijds en) nu aan een aantal klagers in eigendom toebehorende percelen. Bovendien heeft de notaris niet voldaan aan haar informatieplicht jegens deze klagers. Anders dan de notaris, is de kamer van oordeel dat er naar aanleiding van de door de oud-notaris in 2005 gepasseerde akte vaststelling visrechten en het in hetzelfde jaar opgemaakte proces-verbaal van verbeteringen wel degelijk aanleiding bestond om in het kader van de voorbereiding van de levering in 2013 nader (titel)onderzoek te verrichten. De kamer constateert dat niet is gebleken dat de notaris bedoelde fouten bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van verjaring in 2017 heeft goedgemaakt door zich alsnog zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten te vergewissen. Door het eerder door haar verrichte gebrekkige (titel)onderzoek op dezelfde wijze voort te zetten, heeft de notaris de kwestie verergerd. Aangezien de klacht van klagers voor een belangrijk deel gegrond wordt verklaard en sprake is van het schenden van kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht, zorgplicht en informatieplicht, wordt aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/54

    De klacht tegen de notaris ziet enerzijds op het schenden van de zorgvuldigheidsnorm (in de akte van levering staan onjuiste data vermeld en de netto-verkoopopbrengst van de woning is niet conform de gemaakte afspraak voor de helft overgemaakt aan klager) en anderzijds op de non-communicatie. De kamer verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Met betrekking tot deze sanctie weegt de kamer ten nadele van de notaris zijn proceshouding mee (zo heeft hij niet schriftelijk op de klacht gereageerd).