Zoekresultaten 281-290 van de 1382 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:78 Accountantskamer Zwolle 19/1024 Wtra AK

    Betrokkene heeft de uittredende vennoot van een VOF geadviseerd, onder meer over de waarde van het bedrijf. Klaagsters zijn de VOF en de andere vennoot. Zij verwijten betrokkene dat hij zich partijdig en niet objectief heeft opgesteld. Betrokkene is echter steeds duidelijk geweest over het feit dat de uittredende vennoot zijn opdrachtgever was, en dat hij een partijbelang diende en niet dat van de VOF. Klaagsters hebben betrokkene verder verweten dat zijn voorstellen niet waren gebaseerd op onderzoek en dat hij hun wel onderbouwde voorstellen zonder onderbouwing heeft afgewezen. Betrokkene heeft erkend dat hij bij de onderhandelingen hoog heeft ingezet; hij wilde voor zijn opdrachtgever een zo goed mogelijk resultaat behalen. Later heeft hij de voorstellen naar beneden bijgesteld. Niet is gebleken dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel. De klacht is ongegrond.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:75 Accountantskamer Zwolle 19/1267 Wtra AK

    Klager en zijn medeaandeelhouder/bestuurder hadden na het opzeggen van de aandeelhoudersovereenkomst een geschil over de waarde van de goodwill. Deze medebestuurder heeft via de telefonische helpdesk vragen hierover gesteld aan betrokkene. Deze heeft hierop geantwoord, in de wetenschap dat het ging om een geschil tussen twee bestuurders die allebei klant van het kantoor van betrokkene waren. Betrokkene heeft de mogelijke bedreiging voor het naleven van het fundamentele beginsel van objectiviteit niet onderkend. In strijd met artikel 21 van de VGBA, hetgeen ook strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid oplevert. Maatregel: waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:74 Accountantskamer Zwolle 19/329 Wtra AK

    Klacht met betrekking tot de objectiviteit. Twee heren dienen. Een accountant verricht voor zowel BV1 als BV2 werkzaamheden. De accountant wordt betrokken bij het opstellen van de tekst van de koopovereenkomst van de aandelen van BV2 door BV1. Na de totstandkoming van de overeenkomst van aandelenoverdracht was hij belast met het samenstellen van de jaarrekening van de BV2, over 2014. De inhoud hiervan kon van invloed zijn op de hoogte van de door BV1 te betalen koopsom. Daarom is er een bedreiging van de objectiviteit van de accountant. In de koopovereenkomst is bepaald dat de verkoper de jaarrekening over 2014 mag laten beoordelen door derden. De accountant heeft de bedreiging dus onderkend. De Accountantskamer is van oordeel dat slechts het opnemen van deze bepaling in de koopovereenkomst onvoldoende was om de objectiviteit van de accountant bij het opstellen van de jaarrekening over 2014 te waarborgen. Klacht gegrond. Waarschuwing. 

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:73 Accountantskamer Zwolle 19/1740 Wtra AK

    Wraking door accountant van alle behandelende rechters. Een grond voor de wraking is te laat aangevoerd en wordt daarom niet besproken. De overige gronden worden afgewezen. Het stellen van vragen ter zitting waaruit kan worden afgeleid hoe de rechter over een als verweer aangedragen standpunt oordeelt kan geen grond voor wraking zijn omdat daarmee oordeel wordt gegeven dat alleen toekomt aan de rechter in hoger beroep.   Procesbeslissingen (behandeling verzoek klaagster om de deuren te sluiten/niet schorsen van de zitting/beslissingen over verzoeken met betrekking tot door klaagster ingezonden stukken) kunnen nooit grond voor wraking vormen. De (ontbrekende) motivering voor deze beslissingen kan gelet op de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven bezien niet worden verstaan als blijk van vooringenomenheid van de rechters. Scherpe wijzen van ondervragen op de zitting is (hoewel sommige woorden ongelukkig gekozen waren) geen bijzondere omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor vooringenomenheid.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:72 Accountantskamer Zwolle 19/508 Wtra AK

    Klager stelt dat betrokkene de post “contant uitbetaald” niet correct heeft verwerkt, waardoor, de (door een andere accountant opgestelde) jaarrekening niet klopt. Betrokkene heeft klager duidelijke instructies gegeven over de wijze waarop de kasoverzichten moesten worden ingericht. Desalniettemin bleven kasverschillen bestaan die, ondanks vragen daarover van betrokkene, niet door klager konden worden verklaard. Betrokkene heeft de posten waarover onduidelijkheden bestonden tijdelijk onder “overige algemene kosten” geboekt, met de bedoeling daar verder onderzoek naar te doen. Daar is betrokkene echter niet meer aan toegekomen, omdat klager betrokkene heeft laten weten geen gebruik van zijn diensten meer te willen maken. Als gevolg van de beslissing van klager is betrokkene aan het uitzoeken van de vraagposten en het vervolgens correct boeken daarvan ten behoeve van het opstellen van de jaarrekening niet meer toegekomen. Dit leidt tot het oordeel dat de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:71 Accountantskamer Zwolle 19/252 en 19/253 Wtra AK

    Betrokkene heeft op 31 januari 2012 bij een jaarrekening 2010 een controleverklaring, inhoudende een oordeelsonthouding, afgegeven, omdat hij niet in staat is geweest om voldoende controle-informatie te verkrijgen. Verder heeft betrokkene om dezelfde reden op 30 januari 2013 bij de jaarrekening 2011 een beoordelingsverklaring inhoudende een onthouding van conclusie afgegeven. De klacht met betrekking tot de jaarrekening 2010 is vanwege de overschrijding van de zesjaarstermijn niet-ontvankelijk. De klachten met betrekking tot de jaarrekening 2011 zijn feitelijk onjuist dan wel onvoldoende toegelicht of onderbouwd en daarom ongegrond. Ter zitting wordt door klagers met betrekking tot een klachtonderdeel een uitgebreide nadere onderbouwing gegeven die veel elementen bevat die niet in het klaagschrift waren opgenomen en die ook geen duidelijke reactie vormen op het verweerschrift. Niet valt in te zien waarom deze nadere onderbouwing niet eerder had kunnen worden gegeven. Betrokkenen zijn daardoor in hun verdedigingsbelang geschaad, zodat sprake is van strijd met een goede procesorde. De nadere onderbouwing wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:70 Accountantskamer Zwolle 19/167 Wtra AK

    Klaagster verwijt aan betrokkene dat hij heeft toegestaan dat zijn opdrachtgever zijn rapport zonder zijn toestemming in een gerechtelijke procedure heeft ingebracht en heeft nagelaten passende maatregelen te nemen, dat dit rapport een deugdelijke grondslag ontbeert en dat hij met zijn rapport zekerheid heeft verschaft terwijl hij stelt te hebben gewerkt volgens Standaard 4400N van de NV COS. Deze klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:69 Accountantskamer Zwolle 18/2163 Wtra AK

    Betrokkene heeft in de periode van 2004 tot en met 2013 de jaarrekeningen van een vennootschap samengesteld. De eerste klacht is dat de jaarrekening over 2008 niet juist is samengesteld met als gevolg dat derden leningen aan de vennootschap hebben verstrekt die ze anders niet verstrekt zouden hebben. De tweede klacht is dat in de vennootschap een pensioenvoorziening in eigen beheer was opgenomen die niet verzekerd was en niet kon worden uitbetaald. Klagers hebben gesteld dat pas in juli 2018 is gebleken dat betrokkene fouten heeft gemaakt. De klacht is niet ontvankelijk wegens overschrijding van de drie- en zesjaarstermijn.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:67 Accountantskamer Zwolle 18/2055 Wtra AK

    Betrokkene heeft, in verband met een suppletiebijdrage door klaagster aan een filmproducent, bij een financiële eindafrekening een goedkeurende controleverklaring afgegeven. Klaagster stelt dat de goedkeurende verklaring ten onrechte is afgegeven. Door betrokkene is niet betwist dat van een bedrag van circa € 200.000,-- aan opgevoerde productiekosten de relatie tot de filmproductie, dan wel de noodzakelijke onderbouwing daarvoor, ontbreekt. Het gaat daarbij om meer dan 11% van het totale budget voor de productie van de film. Verder is door betrokkene niet betwist dat, volgens het van toepassing zijnde Handboek van klaagster, onder die omstandigheden een afkeurende verklaring afgegeven had moeten worden. Op zitting is bovendien gebleken dat betrokkene een aantal werkzaamheden die van hem verwacht hadden mogen worden op grond van het op zijn opdracht van toepassing zijnde controleprotocol van klaagster, niet heeft verricht. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en aan hem wordt de maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving in de registers voor de duur van één maand.  

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:68 Accountantskamer Zwolle 18/2250 Wtra AK

    Betrokkene heeft de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekeningen 2011 en 2012 van een holdingvennootschap gecontroleerd en daarbij een goedkeurende verklaring afgegeven. Ook heeft hij een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2011 van de grootaandeelhouder van deze vennootschap.  Aan betrokkene wordt onder meer verweten dat zijn controlewerkzaamheden ten aanzien van verschillende jaarrekeningen tekort schoten op het punt van de waardering van activa. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft ten aanzien van in een van de jaarrekeningen verwerkte activa vastgesteld dat sprake was van twee indicaties voor een bijzondere waardevermindering. Gelet op RJ 121.202 had hij daarom van het management moeten verlangen dat het de realiseerbare waarde hiervan zou bepalen in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf RJ 121.3. Niet gebleken is dat betrokkene dit heeft gedaan. Daarnaast heeft betrokkene de goedkeurende controleverklaring bij diezelfde jaarrekening ondertekend voordat hij alle relevante stukken had ontvangen en daarmee in strijd met paragraaf 41 van Standaard 700 van de NV COS gehandeld. De holdingvennootschap heeft een lening verstrekt aan haar grootaandeelhouder die de lening op haar beurt heeft geïnvesteerd in twee vennootschappen in een risicovolle branche. Betrokkene is bij zijn onderzoek naar de waarde van deze investeringen voornamelijk afgegaan op de informatie die het management van de holdingvennootschap hem verstrekte. Gezien zijn constatering dat investeringen in de branche risicovol waren, het feit dat de lening aan de grootaandeelhouder niet schriftelijk was vastgelegd, van materiële omvang was en bovendien uit dividenduitkeringen zou moeten worden afgelost, had hij diepgravend onderzoek moeten doen naar de liquiditeit en solvabiliteit van de bedrijven waarin door de grootaandeelhouder werd geïnvesteerd. Omdat sprake was van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de holdingvennootschap als de grootaandeelhouder, had betrokkene van het respectieve management moeten verlangen een schatting te maken van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa en op basis daarvan de waardering in de respectieve jaarrekeningen te beoordelen. Dit heeft hij niet gedaan. Schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid (art. 100.4 onder c VGC). Maatregel: berisping