Zoekresultaten 10901-10910 van de 42312 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:21 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.063

    Klacht tegen een medisch adviseur. Klaagster verwijt de arts a) dat hij kennis heeft genomen van medische informatie met betrekking tot klaagster terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij niet gerechtigd was tot kennisneming van deze informatie b) dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier zonder achterhouding van kopieën terug te zenden c) dat ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover klachtonderdeel b. als ongegrond is afgewezen; verklaart klachtonderdeel b. gegrond; verstaat dat geen maatregel wordt opgelegd en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:23 Kamer voor het notariaat Amsterdam 665626 /NT 19-23

    De kamer stelt voorop dat artikel 4:3 lid 1, aanhef en onder a. (en b.) BW naar zijn duidelijke tekst voor onwaardigheid om te erven eist dat sprake moet zijn van een onherroepelijke (strafrechtelijke) veroordeling. Vast staat tevens, en stond ook op 5 september 2017 toen de onderhavige verklaring van erfrecht werd afgegeven, dat klager niet strafrechtelijk is veroordeeld, maar ontslagen is van alle rechtsvervolging. Op grond van de wetstekst is dus geen sprake van onwaardigheid. Daar komt bij, dat de jurisprudentie waarop klager zich beroept een bestendiging is van de reeds onder het oude recht ingezette lijn sinds het arrest van het Hof Amsterdam van 13 mei 1976, NJ 1977, 213, waarvan in ieder geval bij de invoering van het huidige erfrecht in 2003 kennelijk geen afwijking werd beoogd en waarbij nadien ook geen sprake is van eenduidige jurisprudentie waarin het vereiste van onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling opzij is gezet. De notaris mocht er dus niet van uitgaan, dat sprake was van onwaardigheid, laat staan dit in een akte op te nemen waar derden op af plegen te gaan. Een van de kernwaarden van het notariaat is immers het dienen van de rechtszekerheid.   N.B. 5.7 en 5.10 van deze beslissing is bij herstelbeslissing (665626/NT 19-23) van 31 december 2019 gewijzigd ten aanzien van de kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:22 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.050

    Klaagsters zijn de zorgmoeder en gezaghebbende moeder van hun minderjarige zoon. Verweerder, gz-psycholoog, is de hoofdbehandelaar van de man die is veroordeeld tot onder andere een tbs-maatregel vanwege het seksueel misbruiken van de zoon. Verweerder heeft, in het kader van het bespreken van een locatieverbod tijdens verlof, de woonplaats van de zoon aan de tbs-gestelde bekend gemaakt. Klaagsters stellen dat verweerder aldus zijn beroepsgeheim en de privacy van de zoon heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagsters ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18190

        Klaagster verwijt verweerder, chirurg, dat hij onzorgvuldig is omgegaan met de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster door een foutieve operatie uit te voeren, waardoor er veel hersteloperaties nodig waren en dat er niet duidelijk met echtgenoot en klaagster is gecommuniceerd. Het college is van oordeel dat verweerder als hoofdbehandelaar de juiste indicatie tot operatie en de juiste operatie heeft uitgevoerd. De complicatie die hierbij optrad leidde tot de overige operaties, maar dat is geen feit dat tot een tuchtrechtelijk verwijt bij verweerder kan leiden. Verweerder heeft voor en na elke operatie uitgebreid met echtgenoot en klaagster gesproken en heeft het dossier zorgvuldig bijgehouden. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:23 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.049

    Klacht tegen een medisch adviseur. Klaagster verwijt de arts a) dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat de medische gegevens van klaagster in overeenstemming met het medisch beroepsgeheim en in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens zijn behandeld b) dat hij er geen zorg voor heeft gedragen dat op een eerste verzoek van klaagster het medisch dossier werd teruggezonden c) dat hij ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1901

    Klaagster verwijt verweerder, orthopedisch chirurg dat zij te lang heeft moeten wachten op haar operatie, dat de operatie door verweerder niet goed is uitgevoerd omdat haar knie instabiel was en dat verweerder na de operatie onvoldoende nazorg heeft gegeven. Het college is van oordeel dat logistieke problemen rondom een operatie geen persoonlijk verwijt aan verweerder opleveren en dat niet is gebleken dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld tijdens de operatie van klaagster. Ook van onvoldoende nazorg is niet gebleken. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:24 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.033

      Klacht tegen oogarts.  Klager heeft zich met visusklachten gewend tot de oogkliniek waaraan verweerder als directeur/oogarts verbonden is. Daar heeft een collega van verweerder (na een OCT-scan) maculadegeneratie vastgesteld. Klager is hiervoor met injecties behandeld. Na elke serie van drie injecties werd een nieuwe scan gemaakt. Verweerder heeft negen van de vijftien injecties gegeven en alleen de laatste scan, na de vijfde serie van drie injecties, gemaakt/beoordeeld. Besloten werd toen dat klager weer drie injecties zou krijgen. Vervolgens heeft een andere oogarts vastgesteld dat geen sprake was van maculadegeneratie. De klacht houdt in dat bij klager een onjuiste diagnose is gesteld en dat verweerder in de periode waarin klager met injecties werd behandeld, een eigen verantwoordelijkheid had met betrekking tot het al dan niet volgen van de door zijn collega gestelde diagnose maculadegeneratie. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat bij de vijfde scan voor verweerder voldoende aanleiding bestond om de diagnose te heroverwegen. Dat college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt aan verweerder een waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt naar aanleiding van het beroep van klager dat verweer eerder al aanleiding had moeten zien voor een eigen afweging over de noodzaak van het continueren van de behandeling. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover een onderdeel van de klacht gedeeltelijk is afgewezen, verklaart dat onderdeel van de klacht gegrond en legt een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-194

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet kan worden gezegd dat beklaagde zich zonder dossierkennis, dan wel inzage in het dossier een mening heeft gevormd en een verwijsbrief heeft opgesteld. Uit de aantekeningen van het spreekuurcontact op 31 juli 2019 blijkt dat beklaagde naar klaagster heeft geluisterd en haar klachten serieus heeft genomen. Beklaagde had bij het opstellen van de verwijsbrief nog beter rekening moeten houden met het verzoek van klaagster, dat zij niet wilde dat (kijken naar) het tweede spoor werd benoemd. Nu klaagster niet nader heeft onderbouwd welke belangrijke informatie zij op 13 augustus 2019 nog wilde bespreken en beklaagde klaagsters stelling heeft betwist, kan daarover geen oordeel worden gegeven. Gebleken is dat klaagster zelf de wens heeft geuit om zichzelf en haar gezin in te schrijven bij een andere praktijk. Klacht kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-155a

    Ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. De door beklaagde gemaakte keuze om niet eerder actie te ondernemen die zou leiden tot een eerdere geboorte van het kind, is te billijken. De door beklaagde gemaakte afwegingen daartoe zijn navolgbaar en begrijpelijk. Er waren onvoldoende indicaties om eerder actie te ondernemen. Beklaagde heeft haar diagnoses, conclusies en overwegingen omtrent haar beslissingen voldoende vastgelegd. Daaruit blijkt ook dat zij rekening heeft gehouden met de klachten en verlangens van klaagster en haar beslissingen steeds met klaagster heeft besproken. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/294

    Verweerster mocht de hoedanigheid van klager (wel of niet optredende als gemachtigde van patiente) in twijfel trekken bij zijn verzoek tot afgifte/inzage van het patientendossier. De twijfelachtigde hoedanigheid van klager maakt tevens dat hij niet ontvankelijk is in zijn klacht hierover. Niet ontvankelijk