Zoekresultaten 20211-20220 van de 45138 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:301 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.073

    Klager is gediagnosticeerd met een chronische schizofrene stoornis, waarvoor hij onder meer medicamenteus (soms gedwongen) wordt behandeld. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij hem arrogant en vervelend noemt, zonder dit te onderbouwen. Het Regionaal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Zij heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:201 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170287

    Op grond van artikel 56 lid 3 van de Advocatenwet dient het hoger beroepschrift voorzien te zijn van gronden. In het beroepschrift staat in de eerste alinea vermeld dat het beroep betrekking heeft op de beslissingen van de raad d.d. 21 september 2017, kenmerken 17-540 en 17-541, maar in het kenmerk van het beroepschrift wordt alleen gerefereerd aan een hoger beroep in de zaak met nummer 17-540, wordt in de tweede alinea melding gemaakt van één beslissing waartegen beroep wordt ingesteld en wordt als “productie 1: bestreden beslissing d.d. 21-9-2017” alleen een kopie van de uitspraak in de zaak met nummer 17-540 overgelegd. Voorts wordt in het lichaam van het beroepschrift noch elders in de gedingstukken uiteengezet op welke gronden de beslissing van de raad in de zaak met nummer 17-541 onjuist zou zijn en een andere beslissing moet volgen. Dit alles afwegend is de voorzitter van oordeel dat de door verweerder aangevoerde beroepsgronden enkel betrekking hebben op de beslissing in de zaak met nummer 17-540 en niet op de beslissing in de zaak met nummer 17-541, zodat het beroep in de zaak 17-541 kennelijk niet-ontvankelijk is en dient te worden afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:207 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-638/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij in huurgeschil, onder meer omdat verweerder bij de raad voor rechtsbijstand bezwaar heeft ingediend tegen een aan klager verleende toevoeging

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:208 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170235

    Artikel 13 Advocatenwet-beklag Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. De door klager overgelegde stukken bieden geen enkel aanknopingspunt voor aansprakelijkheid van de tandarts. Weliswaar beroept klager zich op een verklaring van een andere tandarts, maar die verklaring is niet overgelegd. De door klager gewenste procedure moet dus als kansloos worden beoordeeld. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 281/2016

    Klager is boos over zijn behandeling gedurende een opname in het ziekenhuis aan het einde waarvan men hem heeft verzocht te vertrekken. Klager is daarna nog jaren onder behandeling gebleven op de polikliniek van het ziekenhuis. Verweerder was de supervisor gedurende de opname door een arts assistent op de afdeling reumatologie. Klacht als ongegrond afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat verweerder een verwijt valt te maken op het punt van de aan klager verstrekte zorg en of informatieverstrekking en of dossiervoering en voorts niet gebleken is dat klager onterecht of op onheuse wijze is gevraagd te vertrekken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:302 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.071

    Klager is gediagnosticeerd met een chronische schizofrene stoornis, waarvoor hij onder meer medicamenteus (soms gedwongen) wordt behandeld. Klager verwijt de verpleegkundige dat hij klager niet serieus heeft genomen in zijn angstklachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen, omdat zij van oordeel is dat op geen enkele manier is gebleken dat de verpleegkundige de klachten van klager niet serieus heeft genomen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:202 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170249

    Art. 13 Advocatenwet-beklag Klager beroept zich op de derde grond van artikel 13 lid 1, slotzin Advocatenwet. Aan deze aanwijzingsverplichting ligt ten grondslag het geval dat de Raad voor Rechtsbijstand zelf geen advocaat heeft aangewezen. Dit geval doet zich hier niet voor. Volgens klager is mr. O aangewezen als advocaat. Voor de deken bestaat dan geen aanwijzingsbevoegdheid meer. Naar het oordeel van het hof doet de slottekst van lid 1 niet af aan het bepaalde in lid 2: de deken kan het verzoek steeds wegens gegronde redenen afwijzen. In dit geval had de deken een gegronde reden om het verzoek af te wijzen. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:209 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170223

    Art. 13 Advocatenwet-beklag Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. De deken heeft immers een advocaat aangewezen om klager bij te staan. Klager heeft geen enkele steekhoudende grond aangevoerd waarom hij van de diensten van deze advocaat geen gebruik zou kunnen maken. Bovendien werpt klager bij voorbaat en eveneens ongegrond bezwaren op tegen alle advocaten in Noord-Nederland. Deze beide omstandigheden leveren gegronde redenen op om het verzoek van klager af te wijzen. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 282/2016

    Klager is boos over zijn behandeling gedurende een opname in het ziekenhuis aan het einde waarvan men hem heeft verzocht te vertrekken. Klager is daarna nog jaren onder behandeling gebleven op de polikliniek van het ziekenhuis. Verweerster was arts assistent ten tijde van de opname op de afdeling reumatologie. Klacht als ongegrond afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat verweerster een verwijt valt te maken op het punt van de aan klager verstrekte zorg en of informatieverstrekking en of dossiervoering en voorts niet gebleken is dat klager onterecht of op onheuse wijze is gevraagd te vertrekken.

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:197 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 170200

    Nu verweerder zijn hoger beroep tegen de beslissing van de raad heeft ingetrokken is de beslissing van de raad onherroepelijk geworden en dient het hof op grond van artikel 56 lid 5 Advocatenwet de ingangsdatum van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde schorsing te bepalen. Daarbij is van belang dat verweerder van 26 juni 2017 tot en met 9 september 2017 geschorst is geweest ingevolge de beslissingen van de raad van 12 juni 2017 met nummers 17-133/DB/ZBW en 17-272/DB/ZWB en dat hij aansluitend op grond van de beslissing van de raad van 4 september 2017 (zaaknr. 17-590/DB/L/d) ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk is geschorst sedert 10 september 2017. Ook deze laatste beslissing is inmiddels onherroepelijk geworden. Het hof bepaalt de volgorde van de door de raad bij de onderhavige beslissing en bij beslissingen met nummers 17-019/DB/ZWB en 17-060/DB/ZWB van gelijke datum opgelegde onvoorwaardelijke schorsingen.