Zoekresultaten 19811-19820 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:241 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-625/DH/RO

    Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. De gangbare praktijk is dat een curator zich met betrekking tot juridische kwesties wendt tot de advocaat van de failliet althans diens bestuurder en dat hij wanneer het praktische aangelegenheden betreft, rechtstreeks met de failliet althans diens bestuurder communiceert. Zo is het ook in het onderhavige geval gegaan. Als klaagster en haar gemachtigde zouden hebben gewild dat verweerder zich over alle aangelegenheden tot de gemachtigde van klaagster zou wenden, dan zouden zij hem dat hebben moeten berichten. Hij was daartoe op grond van de gedragsregels en artikel 11.1 van de praktijkregels voor curatoren die binnen INSOLAD zijn opgesteld, echter niet gehouden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2017:13 Raad van Discipline Amsterdam 16-621/A/A

    Klacht over eigen advocaat. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van haar aanpak van de zaak en de vertraging die (mogelijkerwijs) in het dossier is opgetreden. Verweerster mocht erop vertrouwen dat het confraterneel overleg met de advocaat van de wederpartij vertrouwelijk zou blijven. Klacht ongegrond.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-777/DH/DH

    Klaagster en verweerder zijn voormalig kantoorgenoten. De raad acht voldoende aannemelijk dat verweerder zich tegenover derden negatief en onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2017:1 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/1

    Overdracht perceel grond. Klaagster verwijt notaris dat hij in 2015 akte van levering heeft gepasseerd, terwijl hij wist dat er ten tijde van de voorafgaande levering van het perceel in 1992 geen akte van berusting was. Ouderlijke boedelverdeling. In beginsel mag een notaris afgaan op de juistheid van de titel van aankomst en mag hij voortbouwen op het werk van andere notarissen. Enkel indien er concrete indicaties zijn dat de eerdere notaris zijn werk niet goed heeft verricht, mag nader onderzoek van de volgende notaris worden verwacht. Kamer oordeelt dat het ten tijde van het openvallen van de nalatenschap van de moeder van klaagster in 1991 gangbare praktijk was dat de langstlevende over registergoederen kon beschikken zonder dat de kinderen een verklaring van berusting of eerbiediging testament hadden ondertekend. Dit betekent dat destijds ook zónder berusting door de legitimarissen een rechtsgeldige levering kon plaatsvinden. Nu niet is gesteld of gebleken dat klaagster de toedeling van de nalatenschap aan vader ten tijde van de overdracht van het perceel landbouwgrond had betwist, dan wel dat klaagster bezwaar had gemaakt tegen de overdracht van tot de nalatenschap behorende registergoederen zolang de door haar in de verklaring van berusting gestelde voorwaarde niet was voldaan, is de kamer van oordeel dat aangenomen mag worden dat vader ten tijde van de levering daarvan op 25 februari 1992 beschikkingsbevoegd was. Bij gebrek aan andersluidende gegevens, die niet zijn gesteld of gebleken, bestond er naar het oordeel van de kamer voor de notaris in 2015 dan ook geen indicatie om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of de legitimarissen in 1992 hadden berust in de bepalingen van het testament van moeder. Dat hij dergelijk nader onderzoek ruim 23 jaar later niet heeft verricht en dat hij, zoals te doen gebruikelijk, heeft voortgebouwd op de eerdere titel van aankomst, acht de kamer daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2017:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2016/74

    Klacht over o.a. onduidelijke formulering erfstelling. Op de notaris rust een zwaarwegende zorgplicht om al datgene te verrichten wat nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de rechtshandeling. De wensen van een testateur dienen te worden geïnventariseerd en overeenkomstig de bedoeling dient een uiterste wilsbeschikking te worden geredigeerd. Mede gelet op het vertrouwen dat de deelnemers aan het rechtsverkeer moeten kunnen stellen in een notariële akte, geldt de bedoelde verplichting jegens alle belanghebbenden - waaronder klaagster - en niet slechts jegens de partijen bij de in de notariële akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zwaarwegende zorgplicht brengt mee dat de bewoordingen van een uiterste wilsbeschikking duidelijk dienen te zijn. Naar het oordeel van de kamer zijn de bewoordingen van de in het onderhavige testament opgenomen erfstelling niet duidelijk genoeg en niet ondubbelzinnig; de formulering in kwestie kan in redelijkheid ook anders gelezen worden dan zij blijkbaar bedoelt uit te drukken. Klacht is op dit punt gegrond. Maatregel van waarschuwing. Voor het overige is klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2017:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 16151

      De rapporten van de psychotherapeut in het kader van een gezinsplan rondom een kind dat uit huis geplaatst is, voldoen op essentiële onderdelen niet aan de vereiste criteria. Verweerster had zeer kritisch moeten zijn op de uitkomsten van de onderzoeken en in haar beantwoording van de onderzoeksvragen meer terughoudendheid en voorzichtigheid aan de dag moeten leggen. Er kon niet volstaan worden met het gebruik van de psychologische vragenlijst MMPI. Ook was een ouder/kind observatie noodzakelijk. Grote discrepantie tussen de levensloop van de moeder en de uitkomsten van de vragenlijsten. Verweerster had zich ervan bewust moeten zijn dat de ouders de rapportage in een procedure rondom de uithuisplaatsing van hun kind zouden gaan gebruiken. Berisping met publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-941/DH/RO

    Klacht van voogdij-instelling tegen advocaat van minderjarige. Verweerder heeft als raadsman van de minderjarige opgetreden in een procedure met betrekking tot een verzoek om een civiele machtiging gesloten jeugdhulp. De raad overweegt dat verweerders optreden er onevenredig op was gericht om - middels deze individuele zaak - aan te tonen dat sprake is van misstanden in het huidige onderwijssysteem en aandacht te krijgen voor een in de ogen van verweerder tekortschietende jeugdzorg in het algemeen. Verweerder heeft zich onvoldoende gericht op het concrete belang van zijn cliënt in deze individuele zaak en de ter zake dienende juridisch relevante criteria. Hij heeft de zaak van zijn minderjarige cliënt gebruikt om aandacht te vragen voor een - zijns inziens - hoger doel, te weten het aan de kaak stellen van misstanden binnen de jeugdzorg, het onderwijssysteem en de gerechtelijke procedure, ten koste van de behartiging van het individuele belang van zijn minderjarige cliënt. De raad acht de klacht deels gegrond en legt aan verweerder een berisping op. Tevens kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:5 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-591/DH/RO b

    Beslissing op verzet. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2017:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-147

      Gegronde klacht van klaagster, mentor, tegen arts werkzaam op locatie voor begeleid wonen waar klaagsters dochter met complexe problematiek verbleef. De arts heeft patiënte veel te laat onderzocht en geen indicatie en diagnose gesteld, dwz geen beleid van suïcidale zorg ontwikkeld, en geen overleg gepleegd met de moeder, terwijl dat geboden was. Toen overleg met huisarts geen duidelijkheid over het te volgen beleid opleverde, had de arts al dan niet in overleg met de huisarts de crisisdienst voor advies moeten inschakelen dan wel een psychiater moeten consulteren. Arts heeft zich ter zitting toetsbaar opgesteld. Arts was verantwoordelijk voor zeer grote groep patiënten en werd niet begeleid door een meer ervaren collega. Waarschuwing.  

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:6 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-591/DH/RO c

    Beslissing op verzet. De raad sluit zich aan bij het oordeel van de voorzitter. Het gaat in casu om een gecompliceerd geschil waarbij veel partijen betrokken zijn. Voor zover klager meent dat de voorzitter dan wel de raad gehouden is in feite het gehele geschil en de daarin genomen beslissingen opnieuw te beoordelen, miskent klager het karakter van de klachtprocedure. Verzet ongegrond.