Zoekresultaten 19711-19720 van de 42634 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:60 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.443

     

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:73 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.293

    Klager is gehuwd geweest met de verpleegkundige. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. De verpleegkundige heeft in een kortgedingprocedure over de omgang tussen klager en de kinderen een emailbericht in het geding gebracht. In dit bericht heeft de zus van klager aan de verpleegkundige geschreven dat zij van haar moeder heeft gehoord dat klager tegen haar moeder heeft gezegd dat hij de kinderen meeneemt en nooit meer terugkomt en dat een arts tegen haar heeft gezegd dat haar moeder dit niet heeft kunnen bedenken. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij met deze handelwijze het vertrouwen in de beroepsgroep in ernstig diskrediet heeft gebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege is het handelen van de verpleegkundige niet verweven met haar hoedanigheid van verpleegkundige. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dit oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:67 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.134

      Klaagster klaagt over haar behandeling door de arts (psychiater). Klaagster heeft zowel tegen verweerder als tegen een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (C2016.135) een klacht ingediend.   Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft twee klachtonderdelen gegrond geoordeeld. De arts heeft als hoofdbehandelaar de behandelingsovereenkomst eenzijdig beëindigd en daarbij de zorgvuldigheidseisen niet in acht genomen en hij heeft geen eigen diagnostiek bedreven. Het tuchtcollege heeft de maatregel van berisping opgelegd. De arts is in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:250 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-1028/DH/DH

    Wrakingsbeslissing. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden of dat de voorzitter en de leden een vooringenomenheid jegens verzoekster koesteren, noch dat de vrees van verzoekster voor een vooringenomenheid van de voorzitter en de leden objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek is derhalve ongegrond. Gelet op de aard van de diverse door verzoekster ingediende wrakingsverzoeken bestaat de gerede kans dat verzoekster de raad opnieuw op lichtvaardige gronden zal wraken. De wrakingskamer bestempelt het onderhavige wrakingsverzoek als misbruik van recht en zal daarom op grond van het bepaalde in artikel 47 lid 2 Aw en artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:244 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-578/DH/DH

    Voorzittersbeslissing; klacht deels te laat en kennelijk niet-ontvankelijk; klacht deels onvoldoende feitelijk onderbouwd en kennelijk ongegrond; klacht deels herhaling van eerdere klacht en kennelijk niet-ontvankelijk ex artikel 47b Aw

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:24 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-626/DH/RO b

    Klager heeft, als wederpartij van een cliënt van het kantoor van verweerster, bij dat kantoor een klacht ingediend over het handelen van een advocaat die werkzaam is op het kantoor van verweerster. Klager verwijt verweerster dat zij deze klacht niet volgens de kantoorklachtenregeling heeft behandeld. De raad overweegt dat uit de tekst van artikel 6.28 van de Verordening op de Advocatuur volgt dat de in dat artikel bedoelde kantoorklachtenregeling van toepassing is op klachten van eigen cliënten. Aangezien niet klager, maar zijn wederpartij dient te worden aangemerkt als cliënt van het kantoor van verweerster, is de kantoorklachtenregeling niet van toepassing op door klager ingediende klachten. Aldus bestond er voor verweerster geen enkele verplichting om te reageren op de door klager ingediende klacht. Dat verweerster de klacht desondanks heeft onderzocht, getuigt van welwillendheid. Naar het oordeel van de raad had zij er echter beter aan gedaan om niet inhoudelijk op de klacht te reageren – daartoe was zij immers niet verplicht – en klager direct te verwijzen naar de deken. Dit teneinde iedere mogelijke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:61 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.113

    Patiënte (de moeder van klager) woonde sinds maart 2014 in het verzorgingshuis waar de arts werkzaam is. Patiënte leed onder andere aan dementie, type Alzheimer. Op 23 oktober 2014 heeft de arts bij patiënte een pneumonie (longontsteking) geconstateerd, waarvoor hij Augmentin aan haar heeft voorgeschreven. Op 25 oktober 2014 is de toestand van patiënte fors achteruit gegaan. De arts had toen geen dienst. Op aandringen van klager is patiënte die dag opgenomen in het ziekenhuis, waar zij op 27 oktober 2014 is overleden. Klager verwijt de arts – verkort weergegeven – dat patiënte onnodig is overleden door een gebrek aan goed zorg, verwaarlozing, geestelijke en lichamelijke mishandeling en handelen dat opzettelijk was gericht op de dood. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:68 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.135

      Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Klaagster klaagt over de behandeling door verweerster (sociaal psychiatrisch verpleegkundige). Het Regionaal Tuchtcollege oordeelde dat de verpleegkundige onvoldoende actief invulling heeft gegeven aan haar rol als casemanager en dat zij niet de structuur aan klaagster heeft geboden die van haar mocht worden verwacht. Daarmee heeft zij een situatie laten voortbestaan waarin er geen of onvoldoende steun geboden kon worden. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel  van het Regionaal Tuchtcollege dat er daardoor te weinig continuïteit is geweest in de zorgverlening aan klaagster en haar gezin. Ten aanzien van de opgelegde maatregel van berisping is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat gelet op omstandigheden van het geval met een lichtere maatregel: -een waarschuwing- kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:251 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-629/DH/DH

    voorzittersbeslissing; klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:245 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-591/DH/Ro b

    voorzittersbeslissing; voor inhoudsindicatie; zie 16-591DH/RO c