Zoekresultaten 19701-19710 van de 42634 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:59 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.442

     

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:242 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-245/DH/DH-a

    voorzittersbeslissing; klacht over kwaliteit van dienstverlening kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:255 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-485/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. De raad stelt voorop dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij gemaakte afspraken schriftelijk vastlegt in een opdrachtbevestiging of een ander schriftelijk stuk, juist om discussies achteraf over de inhoud van de opdracht en de nadien gevolgde strategie te voorkomen. Nu verweerder hiervoor niet heeft zorggedragen, kan de raad niet vaststellen welke afspraken zijn gemaakt omtrent de te volgen strategie. Klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-132/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat hij haar niet van alle correspondentie met derden en processtukken een afschrift heeft gezonden. Verweerders stelling dat hij met klaagster was overeengekomen dat hij haar niet alle processtukken en correspondentie in afschrift hoefde toe te zenden, is door klaagster ter zitting van de raad uitdrukkelijk betwist. Het bewijsrisico van een niet vastgelegde afspraak berust bij de advocaat. De raad moet het er daarom voor houden dat verweerder, zonder de ondubbelzinnige instemming van klaagster en zelfs tegen de wens van klaagster in, klaagster niet in alle zaken die hij voor haar heeft behartigd in alle gevallen een afschrift van processtukken dan wel correspondentie heeft toegezonden. Verweerder heeft in zoverre tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:249 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-607/dh/ro

    voorzittersbeslissing; kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:72 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.292

      De klacht heeft betrekking op de behandeling van de broer van klager, hierna patiënt, overleden in 2012. Verweerster, destijds uroloog in opleiding, is betrokken geweest bij de behandeling van patiënt. Klager verwijt verweerster kort gezegd dat zij: 1) medisch nalatig heeft gehandeld doordat zij geen preventief onderzoek heeft ingesteld om de diagnose kanker uit te sluiten, 2) ten onrechte heeft verklaard dat zij de behandelopties en de daaraan verbonden risico’s heeft besproken met patiënt, en 3) de juiste weergave van het poliklinisch consult dat plaatsvond op 9 maart 2012 ontkent. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:66 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.133

      Klacht tegen GZ-psycholoog over behandeling minderjarige zoon van klaagster. Klaagster heeft een veelheid aan klachtonderdelen tegen verweerster (gz-psycholoog) ingediend. Klaagsters maakt verweerster de volgende verwijten:1. dat er nooit een behandelplan werd opgesteld of bijgewerkt door verweerster, dat de ingezette lijn uit het behandelplan van een collega van verweerster niet werd vervolgd en dat het advies met betrekking tot gezinsdiagnostisch onderzoek van een collega van verweerster niet werd opgevolgd; 2. dat verweerster onterecht heeft ingezet op een systeemaanpak in de vorm van mediatietherapie met als gevolg dat de zoon daardoor niet de individuele behandeling kreeg die hij nodig had; 3.  dat er door verweerster als hoofdbehandelaar van de zoon geen contact werd opgenomen na terugkeer van haar verlof over dringende nog niet beantwoorde hulpvragen; 4. dat verweerster zich niet verdiepte in de aanleiding tot het schrijven van het afscheidsbriefje van de zoon en er onvoldoende opvolging aan gaf; 5. dat verweerster zich niet of nauwelijks verdiepte in, en anticipeerde op de individuele problematiek en behandeling van de zoon, specifiek dat zij niet reageerde op de herhaalde en dringende hulpvraag met betrekking tot de ernstige overprikkeling, bloedfobie, vastlopen in het regulier onderwijs en toename van agressie; 6. dat verweerster onvoldoende anticipeerde op de schoolproblematiek van de zoon naar aanleiding van de handleiding en het gesprek. Het RTG is van oordeel dat verweerster als hoofdbehandelaar  geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en de behandeling van de zoon voldoende heeft gecoördineerd, gevolgd en waar nodig in gang gezet. Klacht is op alle onderdelen ongegrond verklaard en  afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster en gelast/verzoekt de publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:243 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-245/DH/DH-b

    voorzittersbeslissing; klaagster is geen belanghebbende, klacht kennelijk niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:256 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-582/DH/RO

    Verweerder heeft niet integer en onzuiver gehandeld door als vereffenaar van een v.o.f. te handelen zonder daarover afspraken te maken met klager, een van beide vennoten en door in opdracht van zijn cliënt, de andere vennoot, en zonder overleg met klager betalingen te doen van de gelden van de v.o.f. die op zijn derdenrekening werden overgemaakt. Klacht gegrond. Schorsing van één maand.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:23 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-707/DH/DH

    Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door onvoldoende voortvarendheid te betrachten naar aanleiding van het verzoek van klager om een klacht in te dienen over het optreden van de politie, alsmede door na het verzenden van zijn eerste concept-klacht niet te verifiëren of klager dit concept daadwerkelijk had ontvangen en niet te rappelleren toen een reactie van klager uitbleef. De klacht is in zoverre gegrond. Verweerder heeft zowel in de klachtprocedure bij de deken als ter zitting van de raad erkend dat hij meer voortvarend had moeten handelen en zich bereid verklaard om namens klager alsnog een klacht over het optreden van de politie in te dienen. Gelet op de houding van verweerder, alsmede op de omstandigheid dat verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft, legt de raad geen maatregel op.