Zoekresultaten 19681-19690 van de 42842 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.270

    Klacht tegen huisarts. Klager, zijn ex-partner en hun kinderen zijn allen patiënt (geweest) van verweerder. De ex-partner heeft op enig moment haar medisch dossier opgevraagd en ingebracht in de echtscheidingsprocedure. In dat dossier was door verweerder onder de “s” van subjectief aantekening gemaakt van hetgeen de ex-partner met verweerder had besproken. Klager verwijt verweerder dat hij deze aantekeningen heeft gemaakt en voorts dat het dossier met deze aantekeningen in de echtscheidingsprocedure zijn ingebracht. Ook verwijt klager dat verweerder naar aanleiding van hetgeen de ex-partner met hem besprak geen contact met klager heeft opgenomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager en gelast publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:42 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-961/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. In het dossier bevindt zich geen enkele aanwijzing voor de juistheid van de stellingen van klager, zodat de voorzitter de juistheid van de gemaakte verwijten niet kan vaststellen. Dit geldt temeer nu uit het dossier blijkt dat klager meermalen zijn tevredenheid heeft geuit over de door verweerster aan hem verleende rechtsbijstand. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:104 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.360

      Klacht tegen psychiater. Klager is onder behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis. Verweerster is hoofdbehandelaar van klager en derhalve eindverantwoordelijk voor de behandeling. Klager verwijt verweerster: 1. het voorschrijven van een medicijn dat niet meer op de markt is toegelaten en in strijd is met indicatie en gebruik, hetgeen tevens strijdig is met de door het UMCU afgegeven second opinion, alsmede te weigeren de noodzaak van het voorschrift te onderbouwen; 2. ondeugdelijke verslaglegging RTG Amsterdam: Kennelijk ongegrond. Klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.274

      De arts was als vrijgevestigd psychiater werkzaam. Klaagster is bij de arts in behandeling gekomen nadat zij via een andere psychiater is verwezen. Klaagster kampte met paniekaanvallen, depressieklachten en had een eerdere behandeling bij een GGZ- instelling afgebroken. Klaagster verwijt de arts dat zij de grenzen van de behandelrelatie (professionele distantie) met klaagster heeft overschreden, dat zij haar oneerlijk heeft behandeld, bij haar een onjuiste diagnose heeft gesteld en dat zij de behandelrelatie op laakbare wijze heeft verbroken. RTG Amsterdam heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Het CTG verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2017:43 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-1018/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft de belangen van haar cliënt behartigd en is daarbij gebleven binnen de voor haar - als advocaat van de wederpartij - geldende grenzen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:105 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.361

     

  • ECLI:NL:TADRSGR:2016:277 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-938/DH/DH

    voorzittersbeslissing, klacht te laat ingediend en niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.180

     

  • ECLI:NL:TAHVD:2017:40 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160257

    Klacht tegen de eigen advocaat, inhoudende dat zij de belangen van klaagster in de echtscheidingsprocedure onvoldoende zorgvuldig heeft behandeld, is ook in hoger beroep ongegrond. Klaagster heeft ermee ingestemd dat voor de waardering van de bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap aansluiting zou worden gezocht bij de in 2011 verrichte taxatie en dat niet nogmaals taxaties zouden behoeven te worden uitgevoerd. De klacht dat verweerster niet heeft gecontroleerd of de actuele waarde van de woning nog correspondeerde met de waarde vermeld in het taxatierapport, is daarom ongegrond. Verweerster heeft de kwestie van de vrijwaring met klaagster besproken, zodat verweerster niet verweten kan worden dat zij heeft nagelaten haar twijfels over de haalbaarheid van de door de bank te verlenen vrijwaring aan klaagster kenbaar te maken. Bekrachtiging.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2017:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.275

    De klacht heeft betrekking op de (voorgenomen) ooglid correctie van klaagster, uit te voeren door de aangeklaagde huisarts. Tijdens het voorgesprek en uit het door klaagster ingevulde intakeformulier kwam naar voren dat klaagster bloedverdunnende medicijnen gebruikte. Klaagster heeft in overleg met de trombosedienst voorafgaand aan de geplande ingreep haar medicatie afgebouwd en bovendien op voorschrift van haar eigen huisarts drie dagen bètablokkers gebruikt om haar iets verhoogde bloeddruk te verlagen. Op de dag van de ingreep heeft de huisarts tijdens de voorbereiding geconstateerd dat de oogleden van klaagster verdikt waren en uit het met klaagster gevoerde gesprek kwam toen naar voren dat klaagster een pacemaker had waarop de huisarts de voortgang heeft gestaakt en contact op heeft genomen met de cardioloog. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de huisarts de ingreep niet uitgevoerd in verband met het risico van ontregeling van de pacemaker. Klaagster verwijt de huisarts dat hij: 1. De operatie onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid door niet door te vragen naar de redenen van het gebruik van de bloedverdunnende medicatie, hij heeft zich op de dag van de ingreep onvoldoende op de operatie voorbereid en door zijn handelwijze veroorzaakt dat klaagster nodeloos medicatie heeft gebruikt; 2. Onjuist advies heeft gegeven over de hervatting van de antistollingsmedicatie nadat de ingreep zou hebben plaatsgevonden; 3.Klaagster financiële schade heeft berokkend waarvan zij vergoeding wenst; 4. Slecht heeft gecommuniceerd en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn eigen fouten door zich te verschuilen achter andere instanties. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen 1,2 en 4 gegrond en 3 niet-ontvankelijk en legt de arts de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de arts. De berisping blijft gehandhaafd.