Zoekresultaten 19511-19520 van de 43211 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:95 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 298/2016

    Klacht tegen huisarts PI. De klacht: ontkenning epilepsie en afbouw diazepam. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 271/2016

    Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond. Niet aannemelijk dat verweerster klager heeft gediagnosticeerd en die diagnose ook aan anderen heeft gemeld. Verweerster heeft spoedig actie ondernomen toen zij vernam dat haar bewoordingen onjuist door anderen werden gebezigd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/305909 KL RK 16/84

    Het is niet aan de kamer om te oordelen over de zaken aangaande de nalatenschap waarover klager en [ B ] van mening verschillen. De kamer zal zich voor wat betreft de testamenten beperken tot de vraag of de notaris zijn medewerking daaraan mocht verlenen. De kamer stelt voorop dat de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden niet zonder meer het vermoeden rechtvaardigen dat erflaatster in december 2014 niet wilsbekwaam was. Het gaat om de observatie van de notaris en de vraag of en hoe hij zich heeft vergewist van de wilsbekwaamheid en de vrije wil van erflaatster bij het opmaken en verlijden van haar testament en het levenstestament. In dit verband is van belang dat het voeren van een gesprek en de observatie door de notaris in het notariaat gebruikelijke manieren zijn om de wilsbekwaamheid te beoordelen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 037/2016

    Klacht tegen psychotherapeut over behandeling van de minderjarige zoon van klager, in periode dat klager met de moeder in een (v)echtscheiding verwikkeld was. De klacht dat de behandeling zonder toestemming van klager is gestart, terwijl klager samen met de moeder het ouderlijk gezag over de zoon uitoefende, is gegrond. De klachten over de reactie van verweerster op het verzoek om informatie van klager, een zonder zijn betrokkenheid uitgebracht advies over de omgang van de zoon met klager en de behandeling van de zoon - met intensieve contacten met de moeder, zonder enige betrokkenheid van klager - zijn eveneens gegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2017:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/308601 KL RK 16/104

    In casu is sprake van een akte van levering aan meerdere personen die geen gelijke rechten hebben. Het behoort tot de essentiële kernelementen van een notariële akte dat de omvang van de rechten exact wordt beschreven. Alleen al vanwege het door de notaris genoemde overlijden van een aantal van de oorspronkelijke economische eigenaren moet dit ook voor de notaris duidelijk zijn geweest.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 311/2016

    Beroepsgeheim, informatieverschaffing ouders minderjarige cliënt, zorgvuldigheid beëindiging behandelingsovereenkomst

  • ECLI:NL:TACAKN:2017:33 Accountantskamer Zwolle 16/475 Wtra AK

    Controle geconsolideerde jaarrekening van groepsmaatschappij. Daarin verwerkt de cijfers van een Duitse dochter, waarvan de jaarrekening niet door een accountant werd gecontroleerd noch samengesteld; betrokkene had geen opdracht tot controle van de jaarrekening van deze dochter. Betrokkene controleert de geconsolideerde jaarrekening van de groepsmaatschappij over de jaren 2003 tot en met 2013. Medewerkster van de financiële administratie van de Duitse dochter onttrekt (fraude) over de jaren 2003 tot 2013 ongeveer € 427.000 door overboekingen naar haar privérekening of die van haar echtgenoot. De opvolgend accountant ontdekt de fraude bij zijn controle van de geconsolideerde jaarrekening 2014. In het onderhavige geval had betrokkene met een professioneel-kritische instelling uit de kenbare gegevens van de dochter, waaronder dat het een relatief kleine organisatie betrof waarin de betalingen nog handmatig geschiedden (in een tijd waarin elektronisch betalingsverkeer ‑ ook in Duitsland ‑ al lang gebruikelijk was) moeten begrijpen dat hier, juist ook in cumulatief verband bezien, sprake was van een significant risico op een afwijking van materieel belang als gevolg van fraude en reeds daarom, anders dan door betrokkene wel is gesteld, moeten overgaan tot een controle bij klaagster 2) als bedoeld in NVCOS 600 onder 26 en 27. Dit klemt te meer nu bij de dochter, naar betrokkene wist, geen andere accountant aan het samenstellen van de jaarrekening te pas was gekomen maar deze jaarrekening binnen de entiteit zelf was opgesteld. Betrokkene had, ook al was dat in beginsel niet met de cliënt overeengekomen, controlewerkzaamheden als bedoeld in NVCOS 600 onder 26 of 27 (na vaststelling welke van de twee situaties van toepassing was) bij de dochter moeten uitvoeren. Voor beide situaties geldt in dit geval, nu sprake was van een significant risico, hij daar inzicht had moeten verwerven in de IB-maatregelen van de entiteit die op dat risico betrekking hebben en in zijn respons gegevensgerichte controles moeten uitvoeren die specifiek op dat risico inspelen. De wel door betrokkene uitgevoerde werkzaamheden bij de dochter, zoals een beperkte steekproef omtrent inkoopfacturen en betalingen en reisdossiers, voornamelijk gericht op autorisatie, leverden volstrekt onvoldoende controle-informatie op om daadwerkelijk het risico op fraude te mitigeren tot een aanvaardbaar niveau. Omdat bij meergenoemd frauderisico ook het risico van cumulatie boven de materialiteitsgrens aanwezig was, kan niet met recht worden volgehouden dat de klacht ongegrond is, omdat de fraude in dit geval van te geringe betekenis was om van invloed te zijn op de getrouwheid van de geconsolideerde groepsjaarrekening. Evenmin kan een accountant zich in een geval als het onderhavige verschuilen achter de mededeling dat hij geen opdracht tot controle bij de dochter had. Betrokkene heeft ten tijde van de controle met het negeren van meergenoemd frauderisico en het nalaten van het toepassing geven aan het bepaalde in NVCOS 600 onder 26 of 27 onvoldoende blijk gegeven van een professioneel-kritische instelling en daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel ‘deskundigheid (c.q. vakbekwaamheid) en zorgvuldigheid’. De klacht is in zoverre reeds daarom gegrond; betrokkene had immers op basis van deze gebrekkige controle geen (goedkeurend) oordeel mogen afgeven.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2017:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-103/DB/LI

    Klaagster verwijt verweerder niet de nodige welwillendheid tussen advocaten in acht te hebben genomen. Klaagster niet ontvankelijk, aangezien enkel de advocaat van klaagster zich hierop kan beroepen. Klaagster verwijt verweerder dat hij bewust onjuiste informatie in het faillissementsrekest zou hebben gebruikt door te noemen dat er steunvorderingen waren zonder dat daar sprake van was. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Verweerder mocht, gelet op de omstandigheden en de door hem aangehaalde informatie, melden dat sprake was van steunvorderingen. Klaagster verwijt verweerder ook dat hij niet de vereiste zorg jegens de wederpartij in acht heeft genomen door een aanhoudingsverzoek niet gelijktijdig aan de advocaat van klaagster te zenden en daarin onjuistheden op te nemen. Verweerder had niet op het aanhoudingsformulier mogen vermelden dat de advocaat van klaagster met het aanhoudingsverzoek instemde en dat partijen in onderhandeling waren, terwijl er tussen verweerder en de advocaat van klaagster geen contact was geweest en dus geen sprake was van instemming of onderhandelingen. Het niet gelijktijdig verzenden van het aanhoudingsverzoek aan rechtbank en advocaat van klaagster is eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tot slot verwijt klaagster dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster in de klachtprocedure. Daarvan is geen sprake. Klaagster niet ontvankelijk voor wat betreft klachtonderdeel 1. Klacht gegrond voor wat betreft het niet in acht nemen van de vereiste zorg jegens de wederpartij en voor het overige ongegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2017:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 135/2016

    Klacht diabetespatiënt tegen huisarts en verpleegkundige/ praktijkondersteuner. Patiënt is met insulinetherapie gestart, nadat gebleken was dat voortzetting van de bestaande behandeling met orale medicatie geen optie meer was. (Bij klager was al jarenlang sprake van hoge glucosewaarden. Zijn vorige huisarts had hem al eerder geadviseerd te starten met insulinetherapie, maar klager wilde dat eerder niet. In de eerste contacten met de praktijkondersteuner van de huisarts bleek uit de laboratoriumuitslagen van zeer hoge glucosewaarden en nier- en leverfunctiestoornissen. Patiënt heeft toen uiteindelijk met het starten van de insulinetherapie ingestemd.) De huisarts en praktijkondersteuner hebben gekozen voor een voorzichtige opbouw. In zoverre hebben zij gehandeld conform de NHG-standaard diabetes mellitus type 2 (2013). Zij hebben echter geen uitvoering gegeven aan de aanwijzing in hun interne protocol en de NHG-Standaard over verwijzing naar/overleg met de oogarts bij sterk verhoogde bloedglucosewaarden voor eventuele behandeling van retinopathie. De klacht over het starten van de insulinetherapie zonder voorafgaand overleg met de oogarts is dan ook gegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2017:102 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 17-014 DB/LI

    Klager verwijt verweerder dat hij zich onterecht en ontijdig heeft teruggetrokken. Daarnaast verwijt klager verweerder dat hij zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Verweerder had het recht om zich terug te trekken aangezien hij, door de wijziging van het standpunt van klager, een tegenstrijdig belang had doordat verweerder niet alleen voor klager optrad, maar ook voor zijn moeder. Door zich 1 week voor een zitting bij het hof terug te trekken, heeft verweerder de belangen van klager geschaad. Verweerder had zich eerder moeten onttrekken en had klager daar eerder over moeten informeren. Geen sprake van onbehoorlijke taakuitoefening. Onvoldoende onderbouwd door klager. Klacht deels gegrond. Berisping.