Zoekresultaten 13501-13520 van de 44930 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:9 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-210

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Gedragsregel 25 lid 1 is niet geschonden, omdat er toestemming was om klager rechtstreeks te benaderen. Bij het stellen van de vraag is niet gebleken dat klager op enigerlei wijze onder druk is gezet om de vraag te beantwoorden. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:3 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-825

    Verzetbeslissing. Termijnoverschrijding. Hoewel de raad begrip heeft voor de moeilijke omstandigheden waarin klaagster zich destijds bevond, leveren de door klaagster naar voren gebrachte omstandigheden geen bijzondere omstandigheden op om de overschrijding van de driejaarstermijn toe te staan (verschoonbaar te achten). De voorzitter heeft verder de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met de relevante omstandigheden. Het verzet is dan ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.124

    Klacht tegen tandarts. De aangeklaagde tandarts is eigenaar van en werkzaam in een kliniek voor cosmetische zorg. De tandarts wordt op de website gepresenteerd als cosmetisch arts, oraal chirurge en specialist op het gebied van dentofaciale esthetiek (BIG-geregistreerd). Klaagster willde een ooglidcorrectie. Zij heeft bij de kliniek een combinatiebehandeling PlexR Soft Surgery en Botox ondergaan, maar was nadien niet tevreden over de behandeling. De klacht houdt in dat de tandarts 1) ten onrechte doet voorkomen dat zij (cosmetisch) arts is, 2) niet bevoegd is om ooglid- en andere huidcorrecties te verrichten, 3) niet bevoegd is om botoxinjecties te geven, 4) bij klaagster een behandeling heeft verricht die kwalitatief onvoldoende is (onvoldoende voorlichting, werken zonder wachttijd, onjuist uitvoeren van de PlexR Soft Surgery-behandeling, onvoldoende nazorg, geen samenwerkingsafspraken met andere zorgaanbieders, geen interne procedure voor incidenten, geen klachten- en geschillenbehandeling) en 5) klaagster onder druk heeft gezet om haar ongunstige (digitale) beoordeling van de behandeling in te trekken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts voor het gegrond verklaarde deel de maatregel van berisping opgelegd met publicatie ingevolge artikel 71 Wet BIG. Klaagster en de tandarts hebben beide zelfstandig beroep ingesteld tegen deze beslissing. In beide zaken heeft het Centraal Tuchtcollege de beroepen van partijen verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:4 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-900

    Verzetbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Klager heeft niet aangevoerd om welke redenen de voorzittersbeslissing onjuist zou zijn. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:27 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.117

    Klacht tegen tandarts. De aangeklaagde tandarts is eigenaar van en werkzaam in een kliniek voor cosmetische zorg. De tandarts wordt op de website gepresenteerd als cosmetisch arts, oraal chirurge en specialist op het gebied van dentofaciale esthetiek (BIG-geregistreerd). Klaagster willde een ooglidcorrectie. Zij heeft bij de kliniek een combinatiebehandeling PlexR Soft Surgery en Botox ondergaan, maar was nadien niet tevreden over de behandeling. De klacht houdt in dat de tandarts 1) ten onrechte doet voorkomen dat zij (cosmetisch) arts is, 2) niet bevoegd is om ooglid- en andere huidcorrecties te verrichten, 3) niet bevoegd is om botoxinjecties te geven, 4) bij klaagster een behandeling heeft verricht die kwalitatief onvoldoende is (onvoldoende voorlichting, werken zonder wachttijd, onjuist uitvoeren van de PlexR Soft Surgery-behandeling, onvoldoende nazorg, geen samenwerkingsafspraken met andere zorgaanbieders, geen interne procedure voor incidenten, geen klachten- en geschillenbehandeling) en 5) klaagster onder druk heeft gezet om haar ongunstige (digitale) beoordeling van de behandeling in te trekken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts voor het gegrond verklaarde deel de maatregel van berisping opgelegd met publicatie ingevolge artikel 71 Wet BIG. Klaagster en de tandarts hebben ieder voor zich beroep ingesteld tegen deze beslissing. In beide zaken heeft het Centraal Tuchtcollege de beroepen van partijen verworpen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:5 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-665 18-975

    Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. De raad is van oordeel dat verweerster bij haar handelwijze binnen de vrijheid is gebleven die haar als advocaat van de wederpartij is gegeven.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.074

    Klacht tegen huisarts. Klager is in 2001 voor hartklachten gedotterd en bij hem is een stent geplaatst. Op enig moment meldt klager zich bij verweerster met klachten. Er was sprake van een hoge bloeddruk. Verweerster spreekt een vervolgmeting over een week af en stelt in het vooruitzicht dat bij herhaalde hoge bloeddruk gestart wordt met medicatie. Aan dit traject is geen uitvoering gegeven. Eerst circa 1,5 jaar na genoemde meting is verweerster met medicatie gestart. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de verhoogde bloeddruk gedurende lange tijd onbehandeld te laten en legt aan verweerster een berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van verweerster en gelast publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1037

    Klacht tegen eigen advocaat ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:292 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-468

    Bij ontbreken van een eigen belang van klager bij indiening van een aantal klachten jegens verweerder over diens betrokkenheid bij het faillissement van een advocatenkantoor, oordeelt de voorzitter klager daarin kennelijk niet-ontvankelijk. Door het sturen van een reeds gecrediteerde declaratie en sommatie aan klager is sprake geweest van een administratieve onvolkomenheid aan de kant van verweerder, maar dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook overigens geen laakbaar handelen. Overige klachten zijn dan ook kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:7 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-026

    Klacht betreft niet goed voorbereid zijn van de eigen advocaat tijdens een zitting bij de kinderrechter. Klacht gegrond. Als de advocaat niet over het te behandelen verzoek beschikt dient zij dit bij de rechtbank op te vragen, opdat zij kan kennisnemen van de inhoud en een verweer daarop kan voorbereiden. Voorts heeft de advocaat haar cliënte tuchtrechtelijk verwijtbaar “laten zitten” door nadat een eerste gesprek ter voorbereiding van de zitting door verweerster was afgezegd tijdens een bespreking die op de zondag voorafgaand aan de zitting in een restaurant was gepland niet op te komen dagen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:293 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-488

    Voorzittersbeslissing. Verweerder mocht in de civiele procedure als advocaat van de wederpartij van klaagster de partijdige standpunten innemen zoals door hem gedaan. Dat hij daarmee in strijd met de waarheid feiten heeft aangevoerd of anderszins de belangen van klaagster heeft geschaad, is de voorzitter niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:1 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-216

    Dekenbezwaar, mede gebaseerd op de rapportage van de door de voorzitter van de raad benoemde rapporteur ex art. 60c Advocatenwet (19-216). Verweerder heeft in strijd met Regel 28 lid 1 (oud) gehandeld door met zijn cliënt in twee (aanvullende) overeenkomsten van opdracht bepaalde zekerheden van die cliënt te bedingen en ook feitelijk bouwpercelen ter verrekening van een deel van zijn declaraties door die cliënt laten leveren, zonder daarover op enig moment overleg te plegen met de deken. Gezien de inhoud van de opvolgende overeenkomst van opdracht, waarin stond dat verweerder zelf gekozen assets ter verrekening van declaraties van die cliënt kon opeisen, en de specifieke omstandigheden van die cliënt die ten tijde van ondertekening van beide overeenkomsten in steeds ernstiger liquiditeitsproblemen kwam te verkeren, is de raad van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden ook in strijd met de kernwaarde financiële integriteit (artikel 10a lid 1 sub d Advocatenwet) heeft gehandeld. Dat verweerder in strijd met de kernwaarde onafhankelijkheid heeft gehandeld door de redactie van de aanvullende overeenkomst is de raad niet gebleken. Evenmin sprake van schending door verweerder van de administratieplicht ex art. 6.5 Voda. Daarnaast is de raad uit de rapportage gebleken dat verweerder zijn vrijheid bij de uitoefening van het beroep niet in het geding is gekomen, de kantoororganisatie van zijn eenmanskantoor goed op orde is geweest en hij de zaken van zijn cliënt adequaat heeft behandeld. Ook overige dekenbezwaren ongegrond. Verweerder krijgt een berisping opgelegd. Daarbij heeft de raad ook rekening gehouden met de grote gevolgen/ reputatieschade voor verweerder naar aanleiding van een anoniem signaal bij de deken. Vaststelling kosten van de rapportage ten laste van Orde van Advocaten.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1993a

    Klaagster verwijt verweerder, chirurg, dat hij niet duidelijk met haar en de rest van de familie heeft gecommuniceerd over het beloop en de reden van meerdere operaties bij de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster. Tevens verwijt klaagster verweerder dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan voor de operaties, echtgenoot van klaagster zonder toestemming heeft geopereerd, het dossier niet goed heeft bijgehouden en geen nazorg heeft verleend. Het college is van oordeel dat verweerder, die geen hoofdbehandelaar van de echtgenoot van klaagster was, de enige operatie die hij uitgevoerd heeft, correct heeft uitgevoerd en nadien getracht heeft familie te informeren over het beloop hiervan. Toen dit niet lukte heeft verweerder de zorg voor patiënt correct overgedragen aan de hoofdbehandelaar. De overige klachten zien niet op persoonlijk handelen van verweerder zodat hem hier ook geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2020:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-856/DB/OB

    Verweerder wordt met onmiddellijke ingang in de praktijk geschorst ex art. 60ab lid 1 en lid 2 Advocatenwet. Er is sprake van structurele misdragingen in de privé sfeer en ook praktijk gerelateerd. Er is een reële dreiging van nieuwe escalaties. Verweerder bevindt zich voorts in voorlopige hechtenis.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1993b

    Klaagster verwijt verweerder, chirurg, dat hij niet duidelijk met haar en de rest van de familie heeft gecommuniceerd over het beloop en de reden van meerdere operaties bij de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster. Tevens verwijt klaagster verweerder dat hij geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan voor de operaties, echtgenoot van klaagster zonder toestemming heeft geopereerd, het dossier niet goed heeft bijgehouden en geen nazorg heeft verleend. Het college is van oordeel dat verweerder, die geen hoofdbehandelaar van de echtgenoot van klaagster was, de enige operatie die hij uitgevoerd heeft, correct heeft uitgevoerd. Het feit dat een operatie zonder spoed-indicatie uiteindelijk niet door verweerder is uitgevoerd omdat deze uitgesteld is, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. De overige klachten zien niet op persoonlijk handelen van verweerder zodat hem hier ook geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/401

    De IGJ verwijt de verpleegkundige dat zij gedurende een lange periode geldbedragen heeft weggenomen van de instelling waar zij werkzaam was en van cliënten van deze instelling. De verpleegkundige heeft zich onttrokken aan het toezicht van de inspectie door niet te reageren op de oproepen van de inspectie. De verpleegkundige heeft ook niet gereageerd op het verzoek van het college om een verweerschrift in te dienen. De zaak is op een openbare zitting behandeld. Gegrond doorhaling

  • ECLI:NL:TACAKN:2020:2 Accountantskamer Zwolle 18/296 Wtra AK

    De accountant heeft de geconsolideerde jaarrekening 2010 van een holdingvennootschap gecontroleerd die zich (via haar (klein)dochtervennootschappen) met name met projectontwikkeling en de exploitatie van een vakantiepark bezighield. De accountant is onvoldoende professioneel-kritisch geweest ten aanzien van drie posten in de jaarrekening. Zo is hij onvoldoende kritisch geweest over de rubricering en waardering, dat laatste met name waar het gaat om de kans op de realisering van de projecten, en bij de controle daarvan heeft hij genoegen genomen met ontoereikende controle-informatie. Daardoor heeft de accountant gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. Omdat de accountant op andere punten wel deskundig en zorgvuldig heeft gehandeld, o.a. ten aanzien van het verstrekken van inzicht over de continuïteit van de vennootschap, en hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, heeft de Accountantskamer volstaan met de maatregel van berisping.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2020:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1993c

    Klaagster verwijt verweerder, destijds chirurg in opleiding, dat hij onzorgvuldig is omgegaan met de inmiddels overleden echtgenoot van klaagster door een foutieve operatie uit te voeren, waardoor er veel hersteloperaties nodig waren en dat er niet duidelijk met echtgenoot en klaagster is gecommuniceerd. Het college is van oordeel dat verweerder, die geen hoofdbehandelaar was, maar onder supervisie van de hoofdbehandelaar geopereerd heeft zorgvuldig heeft gehandeld en hiervan ook zorgvuldige aantekeningen in het dossier heeft gemaakt. De complicatie die hierbij optrad leidde tot de overige operaties, maar dat is geen feit dat tot een tuchtrechtelijk verwijt bij verweerder kan leiden. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:21 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.063

    Klacht tegen een medisch adviseur. Klaagster verwijt de arts a) dat hij kennis heeft genomen van medische informatie met betrekking tot klaagster terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij niet gerechtigd was tot kennisneming van deze informatie b) dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier zonder achterhouding van kopieën terug te zenden c) dat ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover klachtonderdeel b. als ongegrond is afgewezen; verklaart klachtonderdeel b. gegrond; verstaat dat geen maatregel wordt opgelegd en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:23 Kamer voor het notariaat Amsterdam 665626 /NT 19-23

    De kamer stelt voorop dat artikel 4:3 lid 1, aanhef en onder a. (en b.) BW naar zijn duidelijke tekst voor onwaardigheid om te erven eist dat sprake moet zijn van een onherroepelijke (strafrechtelijke) veroordeling. Vast staat tevens, en stond ook op 5 september 2017 toen de onderhavige verklaring van erfrecht werd afgegeven, dat klager niet strafrechtelijk is veroordeeld, maar ontslagen is van alle rechtsvervolging. Op grond van de wetstekst is dus geen sprake van onwaardigheid. Daar komt bij, dat de jurisprudentie waarop klager zich beroept een bestendiging is van de reeds onder het oude recht ingezette lijn sinds het arrest van het Hof Amsterdam van 13 mei 1976, NJ 1977, 213, waarvan in ieder geval bij de invoering van het huidige erfrecht in 2003 kennelijk geen afwijking werd beoogd en waarbij nadien ook geen sprake is van eenduidige jurisprudentie waarin het vereiste van onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling opzij is gezet. De notaris mocht er dus niet van uitgaan, dat sprake was van onwaardigheid, laat staan dit in een akte op te nemen waar derden op af plegen te gaan. Een van de kernwaarden van het notariaat is immers het dienen van de rechtszekerheid. N.B. 5.7 en 5.10 van deze beslissing is bij herstelbeslissing (665626/NT 19-23) van 31 december 2019 gewijzigd ten aanzien van de kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.