Zoekresultaten 31571-31580 van de 44930 resultaten
-
ECLI:NL:TADRARL:2014:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 151/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 31-01-2014
- ECLI:NL:TADRARL:2014:8
De advocaat van de wederpartij van klager mag klager er op wijzen dat deze moet ophouden zich rechtstreeks tot zijn/haar cliënt te wenden i.p.v. tot de advocaat. Deze advocaat mag ook meedelen dat zijn/haar cliënt zich het recht voorbehoudt voortaan niet meer te reageren op rechtstreeks aan die cliënt gezonden brieven. Verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRLEE:2012:17 Raad van Discipline Leeuwarden 53/11
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 20-02-2012
- ECLI:NL:TADRLEE:2012:17
Een klacht waarop eerder door de raad van discipline is beslist, kan niet weer door de raad worden behandeld. Een advocaat mag zich niet ontijdig aan een zaak onttrekken. Als hij zich tijdig onttrekt, hoeft hij geen verdere actie te ondernemen, zoals het instellen van hoger beroep. Klacht deels kennelijk ongegrond, deels kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 92b/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 11-10-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:6
Verweerder heeft in een brief onjuiste mededelingen gedaan aan de Voorzieningenrechter in een aangehouden kort geding procedure. Klager zou verweerder niet alle producties die hij op voorhand aan de Voorzieningenrechter had toegezonden ook aan verweerder hebben gezonden, aldus zijn brief aan de Voorzieningenrechter. Gebleken is echter dat verweerder in ieder geval op het moment dat hij zijn brief aan de Voorzieningenrechter schreef wel degelijk over alle producties beschikte, deze waren immers al eerder in het kader van een klachtprocedure aan de deken overgelegd en aldus ook in het bezit van verweerder gekomen. Dat het om verschillende procedures gaat doet niet ter zake. De raad oordeelt de klacht gegrond maar legt geen maatregel op omdat klager geen nadeel heeft ondervonden van de handelwijze van verweerder.
-
ECLI:NL:TADRARL:2014:9 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 63a/13 63b/13
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 31-01-2014
- ECLI:NL:TADRARL:2014:9
Klager heeft zijn broer als financieel adviseur bijgestaan in zijn echtscheidingsprocedure. De voormalige echtelieden hadden afgesproken dat de kinderen hun hoofdverblijf zouden hebben bij de vader. Verweerster heeft de vader op een gegeven moment namens haar cliënte, de moeder, verzocht of het mogelijk was om een van de kinderen op het adres van de moeder in te schrijven. Zij zou dan in aanmerking kunnen komen voor de fiscale alleenstaande ouderkorting. De vader heeft daar niet in toegestemd. Klager meent dat er sprake is van fiscale fraude door verweerster hetgeen de integriteit van de advocatuur schaadt. De raad oordeelt dat klager niet-ontvankelijk is. De deken die in dat geval de klacht tot de zijne maakt is wel ontvankelijk. De raad acht de klacht echter ongegrond. Verweerster heeft het verzoek namens haar cliënte gedaan op basis van de van haar verkregen informatie over de mate van zorg voor de kinderen. Zij kon dit verzoek doen omdat zij daarmee bleef binnen de grenzen van de vrijheid die zij heeft om de belangen van haar cliënte te behartigen.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:7 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 93/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 11-10-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:7
Verweerder heeft een kort geding tegen klager en zijn kantoorgenoot gevoerd met als doel afgifte van een aantal dossiers ten behoeve van een cliënt die verweerder van klager had overgenomen. Verweerder verwijt klager dat hij maar één pleitnota aan klager en zijn kantoorgenoot ter beschikking stelde. Ook zou verweerder de producties die hij aan de Voorzieningenrechter op voorhand had toegezonden niet tijdig en volledig aan klager hebben gezonden. Bovendien verweet klager verweerder dat hij zich tijdens het kort geding onnodig grievend en beledigend had uit gelaten over klager. De raad beoordeelt alle klachten als ongegrond. Enerzijds zijn de verwijten niet komen vast te staan terwijl anderzijds sprake is van klachten die niet zien op een tuchtrechtelijk vergrijp.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 190/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 11-10-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:8
Klaagster verwijt verweerder dat hij welbewust medewerking verleent aan de incasso van spooknota’s. Daardoor berokkent hij het bedrijfsleven schade. De raad is van oordeel dat klacht ongegrond is. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom het zenden van één brief aan klaagster, waarop klaagster nooit gereageerd heeft, tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 176/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 01-11-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:14
Een advocaat dient zijn cliënt geregeld te informeren over de stand van zaken en vragen te beantwoorden. Ook als een advocaat niet langer wenst op te treden voor een cliënt, is hij verantwoordelijk voor de gang van zaken tot het moment van beëindiging. Bij overdracht van een zaak aan een andere advocat kan een advocaat niet volstaan met het toesturen van het dossier, maar dient te attenderen op belangrijke stukken, die in verband met het verstrijken van een termijn van belang kunnen zijn.
-
ECLI:NL:TADRARL:2013:9 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 146/12
- Datum publicatie: 17-03-2014
- Datum uitspraak: 23-09-2013
- ECLI:NL:TADRARL:2013:9
De advocaat van de wederpartij mag in beginsel afgaan op de informatie die zijn/haar cliënt hem verstrekt zonder gehouden te zijn deze op de juistheid ervan te controleren. De beklaagde advocaat had in casu wel moeten onderzoeken of verstrekte informatie juist was. Op grond van schriftelijke stukken was er aanleiding tot een dergelijk onderzoek.Verzet gegrond, klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2014:37 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW295.2012
- Datum publicatie: 14-03-2014
- Datum uitspraak: 11-03-2014
- ECLI:NL:TGDKG:2014:37
Tussenbeslissing: De beroepsorganisatie verwijt twee van haar leden buitensporig hoge executiekosten aan schuldenaren te berekenen en buitenproportionele ambtshandelingen te verrichten. De beroepsorganisatie vermoed dat door deze leden een bestendig kantoorbeleid wordt gevoerd dat erop is gericht hoge executiekosten te maken. De Kamer is van oordeel dat gelet op de omstandigheden en stellingen en de ter zitting hierop gegeven nadere toelichting dat een nader onderzoek is aangewezen naar de vraag of het door de beroepsorganisatie geuite vermoeden juist is. Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) wordt met het onderzoek belast. (zie verder: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0924). Eindbeslissing: Uit het door het BFT opgemaakte rapport van bevindingen blijkt dat de gerechtsdeurwaarders in een groot aantal dossiers kosten in rekening hebben gebracht waarvoor de wet geen ruimte biedt. Verder blijkt uit het rapport dat het combineren van overbetekeningen bij de gerechtsdeurwaarders niet gebruikelijk was, althans dat de kosten van de overbetekeningen niet in alle gevallen werden beperkt tot de kosten van één overbetekening. Ook heeft in een groot aantal zaken geen overbetekening plaatsgevonden. De door de gerechtsdeurwaarders daarvoor gegeven verklaring acht de Kamer onvoldoende. Dat er over een langere periode meerdere beslagen worden gelegd is op zich niet laakbaar. Uit de bevindingen van het BFT blijkt echter dat door de gerechtsdeurwaarders in 2010 en 2011 structureel (vrijwel gelijktijdig) beslag is gelegd onder 2 banken tegelijk. Na dit in eerste instantie te hebben ontkend, zijn de gerechtsdeurwaarders ter zitting van 18 december 2012 terug gekomen op het eerder ingenomen standpunt en hebben zij dit erkend. De Kamer is van oordeel dat het standaard beslag leggen onder twee banken tegelijk gedurende een langere periode onjuist is en tuchtrechtelijk laakbaar. De hoeveelheid en de periode waarin de beslagen werden gelegd, maakt dat het tot het bedrijfsbeleid kan worden gerekend om dit te doen. Dat er kosten zijn gecrediteerd doet hieraan niet af. Immers creditering ten behoeve van schuldenaren (die uiteindelijk de rekening hebben betaald) is gesteld noch gebleken. De Kamer komt tot het oordeel dat het handelen van de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk laakbaar is. Gelet op de aard (blijkens het rapport op structurele wijze in duizenden zaken meerdere beslagen leggen) en de ernst van dit handelen, acht het de Kamer in dit geval het opleggen van een schorsing een passende maatregel. De Kamer heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat er ontruimingskosten in rekening worden gebracht waar tegenover een tarief noch (wettelijke) legitimatie bestaat. De gerechtsdeurwaarders doen hier ernstige afbreuk aan het vertrouwen dat door het publiek in de gerechtsdeurwaarder als bekleder van een openbaar ambt wordt gesteld. Schorsing van drie maanden opgelegd aan beide gerechtsdeurwaarders
-
ECLI:NL:TACAKN:2014:24 Accountantskamer Zwolle 13/2415 Wtra AK
- Datum publicatie: 14-03-2014
- Datum uitspraak: 14-03-2014
- ECLI:NL:TACAKN:2014:24
Klachten over handelen/nalaten accountant van een voormalige cliënt die wordt verdacht van BTW-fraude. De eisen van een behoorlijke tuchtprocedure houden in dat voor de tuchtrechter en voor de accountant tegen wie de klacht is gericht, boven iedere twijfel is verheven op welke (voormalige) cliënt van de accountant de klager het oog heeft en in samenhang daarmee op welk handelen of nalaten van die accountant. In deze zaak is aan deze eis niet voldaan doordat in de stukken uit privacyoverwegingen alleen de eerste letter van de naam van de voormalige cliënt zichtbaar is. Betrokkene heeft ter zitting een naam genoemd die strookt met wat er zichtbaar is van de naam in de stukken. Ook dat is niet voldoende doordat klager niet heeft bevestigd dat het om de persoon gaat die betrokkene heeft genoemd. De privacy van de cliënt is afdoende gewaarborgd doordat de voorzitter en de leden van de Ack gehouden zijn tot geheimhouding en doordat bepaald kan worden dat de zitting met gesloten deuren plaatsvindt. Klager krijgt de gelegenheid alsnog uitsluitsel te verschaffen over de identiteit van de voormalige cliënt. Uit het bepaalde in artikel 6 EVRM vloeit niet voort dat in een procedure voor de tuchtrechter op grond van de Wtra tot de bij het klaagschrift over te leggen stukken als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Wtra, in alle gevallen alle of een aantal van de stukken van de strafzaak tegen de voormalige cliënt van betrokkene moeten worden gerekend. Tot de stukken in de zin van artikel 22, derde lid, van de Wtra, behoren de stukken die voor de tuchtrechter van belang kunnen zijn om tot een uitspraak te komen en de stukken waarmee het aan de klacht ten grondslag liggende handelen of nalaten en de strijdigheid van dit handelen of nalaten met de beroeps- en/of gedragsregels die de klager geschonden acht, aannemelijk worden gemaakt. Een verzoek van de accountant tegen wie de klacht is gericht om een bepaald stuk alsnog in het geding te laten brengen, moet als regel worden gemotiveerd en zal mede in het licht van het voorgaande worden beoordeeld. Daarbij wordt in het aanmerking genomen dat de accountant veelal aanknopingspunten voor de onderbouwing van zijn verweer kan ontlenen aan het dossier van de cliënt waarover hij of zijn kantoor beschikt. Gelet op het vorenstaande is er geen grond om klager te verzoeken “de onderliggende stukken uit het strafdossier” over te leggen. Het ontbreken van die stukken leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van klager of de klacht. Met het oog op het oordeel over de ontvankelijkheid van de klacht in het licht van de driejaarstermijn wenst de Ack wel nader te worden geïnformeerd over het tijdstip waarop klager kennis droeg van de gegevens waarop het vermoeden van artikel 22, eerste lid, van de Wtra, kan worden gefundeerd.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 3157
- Pagina: 3158
- Pagina: 3159
- ...
- Pagina: 4493
- Volgende pagina zoekresultaten